Op de tweede dag van Leffingeleuren palmde Duyster voor de tweede keer de kerk van het West-Vlaamse polderdorpje in, en waren het rondom de kerk vooral de Belgen die indruk maakten. Foto’s door Michelle Geerardyn
We lieten ons wakker schudden door The Blinders, een Britse groep wiens geluid nog het meeste leek op een rockabilly-herwerking van Arctic Monkeys’ ‘Humbug’. De drummer hield een heel optreden lang hetzelfde tempo en verbeten blik aan, terwijl de netjes in kostuum uitgedoste bassist iets te graag zijn opgeblonken schoenen op de monitors plaatste. Frontman Thomas Haywood had een Zorro-maskertje op z’n gezicht geschilderd, dat na amper drie nummers ver al theatraal was uitgelopen. Leuk bandje, maar de meeste festivalgangers verkozen de schaduw van de kerk buiten.
In tijden waarin artiesten zich in de steeds nauwer wordende vrije plaatsen wurmen op het muzikale spectrum, is het een hele prestatie om referentieloos door een muzikale carrière te wandelen. Martha Da’ro slaagt daar dankzij haar unieke stem wel in. Van fluweelzachte spoken word tot de snoeiharde uithalen in ‘Shut the fuck up’ blijft ze verwondering uitlokken. Haar invloeden werden eervol vermeld tijdens verhalen over haar Angolese roots en een shout out naar haar Gentse sofa. Voor de ode aan de onlangs overleden bossa nova legende João Gilberto, is de man in kwestie waarschijnlijk op dit moment een herrijzenis aan het overwegen om het nog eens te kunnen horen. Martha Da’ro wil je echt in de gaten houden. (Michelle)
Net als Mirek Coutigny stond Bill-Ryder Jones dankzij Duyster Live twee keer geprogrammeerd. We kozen ervoor om hem in de zaal van De Zwerver te zien mét band. Een keuze die we ons al snel beklaagden: de voormalige gitarist van The Coral had last van z’n stem en bereikte de hoogtes en dieptes van de studioversies niet. De snik in z’n stem werd vervormde zo bij momenten tot een rasp. Bovendien klonk alles behoorlijk generisch – die referenties naar Wilco en Pavement waren te nadrukkelijk aanwezig om Jones enige vorm van eigenheid toe te dichten. Blijkbaar was het wat later op de avond in de kerk wel ontroerend.
Van Verse Vis-winnaar Mirek Coutigny zagen we wel de soloset in de kerk, als opener van het Duyster Live-programma. Achter hem tolde kunstwerk ‘Echo’ van Nederlandse kunstenaar Zoro Feigl hypnotiserend in het rond, maar het was vooral de pianist zelf die het muisstille publiek in trance bracht. Speciaal voor de gelegenheid had hij z’n set wat aangepast, met extra ruimte voor improvisatie. Het resultaat waren twintig verstillende minuten die de sereniteit en akoestiek van de ruimte alle eer aandeden.
Het meest geanticipeerde optreden van de dag was waarschijnlijk de terugkeer van West-Vlaamse postrock-trots Tomàn. Na zes jaar stilte klom het vijftal op uitnodiging van het festival weer op een podium. Geheel volgens de regels van het genre kregen we op twintig minuten tijd welgeteld twee nummers voorgeschoteld, opgedeeld door een instrumentenwissel. En geheel volgens de verwachtingen blies Tomàn de volgelopen kerk omver met een episch aanzwellende geluidsmuur. De band zelf liet in het midden of het bij een eenmalige reünie blijft, maar aan het speelplezier te zien, lijkt een vervolg meer dan logisch.
Kiezen is verliezen, en dus pikten we na die verstilling en verstomming in de kerk stukjes van Crows en Peaking Lights mee. Crows zagen we twee jaar geleden al eens uitzinnig te keer gaan in de Cashbah van Best Kept Secret festival, en het leek erop dat de Britse postpunkers nog niks aan energie hebben moeten inleveren. Frontman James Cox ging erg expressief te keer met zijn twee microfoonstandaards, maakte briesend een wandelingetje door het publiek en deed z’n stem verdrinken in galm. Een welkome por tussen de ribben. Wat een contrast met Peaking Lights, dat aan de andere kant van de kerk speelde. Het Amerikaanse synthduo startte in een lege tent, maar zag gaandeweg wel wat volk binnendruppelen. Die hadden zin om te dansen, maar het duo trok tussen de nummers door telkens de stekker uit de net opgebouwde spanning. Het feestje kwam nooit echt van de grond, en wij stonden erbij en knikten mee.
Gelukkig was er onze hedendaagse duistere electrodiva Charlotte Adigéry. Dat ze houdt van pruiken weten we dankzij ‘High lights’, en deze keer koos ze voor een bos donkerblonde krullen. Terwijl ze haar stembereik etaleerde gingen achter haar op het projectiescherm zwart-witte blokjes aan het dansen, en de zaal volgde vlotjes. Boris Popul zorgde voor de typerende ritmes (‘1,618’) en knetterende synths (‘Okashhi’) uit de DEEWEE-klankenkast, al moest hij halfweg de show even in paniek gaan zoeken naar een verloren percussieblokje. Het kon de pret niet deren, en Adigéry bonkte opruiend verder met ‘Paténipat’. “Merci om te luisteren en te dansen, da’s al wat we nodig hebben.”
Niet enkel in de kerk vierde ingetogenheid hoogtij. In het café van De Zwerver stond singer-songwriter Molly Sarlé geprogrammeerd. De folky met een verleden bij Mountain Man en Feist was speciaal van het Ierse Cork naar Leffinge afgereisd. Bijster fris was ze dankzij die wekker om vijf uur ‘s ochtends niet, en ze hield haar blik ook strak op oneindig gericht. Het was heerlijk wegdromen met haar sterke stem, en vooraan zetten enkele toeschouwers zich spontaan neer. ‘This close’ was ook in een uitgeklede versie het hoogtepunt van de set, al kreeg ‘Werewolf’ een extra spooky randje toen de lichten in het café plots uitvielen.
Steve Gunn speelt vaak en graag in ons land, en het was al de derde keer dat hij in de zaal stond. Fans konden ‘m doorheen de dag al buiten op het kerkplein spotten, en ‘s avonds bracht hij samen met z’n band de betere dadrock te berde. Via een Oosterse intro kwam ‘Old strange’ op gang, een openingsnummer dat meteen ruim tien minuten werd uitgerokken. Gunn en z’n band oogden en speelden aanvankelijk wat makjes, wat volgens de gitarist te verklaren was door de lange tournee die ze achter de rug hadden en afsloten in Leffinge. Toen hij z’n harmonica omdeed voor ‘New moon’ kwam er wat meer schot in de zaak, en het tempo ging nog meer de hoogte in nadat hij z’n akoestische gitaar voor een elektrisch exemplaar voor ‘Vagabond’. Even was hij zichtbaar geïrriteerd door een iemand uit het publiek die niet wist hoe ze de flits van haar smartphonecamera moest uitschakelen, en hij tot twee keer met z’n schoen moest gebaren om het af te trappen. Nog later zong hij in het gezicht van fans op de eerste rij en wekte hij extra feedback op door met z’n gitaar tegen de monitor te schuren. Helaas waren er te weinig momenten waarop er iets leek te gebeuren tijdens een verder gezapig voortkabbelende show.
Afsluiter van de tweede dag Brutus koos niet voor kleine gebeurtenissen, maar maakte van de hele show één lang spannend moment. Frontvrouw Stefanie Mannaerts zoog vanachter haar drumstel alle aandacht naar zich, en mepte die vol overgave terug in het gezicht van de volgelopen zaal. Knap hoe ze bijvoorbeeld ‘Fire’ alleen inzette, om na een bedrieglijk rustige start naadloos om te schakelen naar een gewapende geluidsmuur met behulp van gitarist Stijn Vanhoegaerden en bassist Peter Mulders. ‘War’ werd opgedragen aan het publiek, en in ‘Space’ liet Mannaerts haar stijdkreten het felst weerklinken. Brutus was de aangekondigde kopstoot van deze editie, en kwam straf genoeg nog harder binnen dan verwacht.