Het anders immer gezellige Brusselse café Bonnefooi moest gisteren het decor vormen voor een dodelijke, muzikale slachtpartij: Show Me The Body, één van de spannendste punk-bands van het moment, stond er namelijk geprogrammeerd. Na hun verbluffende optreden vanop Pukkelpop afgelopen zomer, waar we zelfs nu nog altijd van staan na te hijgen, lagen de verwachtingen voor het New Yorkse noise-trio absurd hoog. Met een weerzinwekkende portie agressie vanwege frontman Julian Cashwan Pratt en co werden die verwachtingen niet alleen ingelost, maar zelfs zwaar overtroffen: in de Bonnefooi leverde de band een adembenemende performance af die niet snel vergeten zal worden.
Eerst en vooral was er het opwindende voorprogramma Shht. Het Gentse noise-kwintet bracht dreigende ritmes en maffe synth-sounds, aan mekaar gekweeld door de vervormde vocals van hun geflipte, edoch welgemanierde frontman. Het totaalplaatje kwam zo wat in de buurt van Hypochristmutreefuzz, die andere Genste noise-band die momenteel hoge ogen gooit. De muziek op zich was zeker al spannend genoeg, maar de doldwaze kuren van de zanger maakten het geheel net dat tikkeltje meer entertainend: elke gast die de Bonnefooi binnen of buiten ging tijdens hun optreden, begroette hij vriendelijk. Zo ook een hipster-bomma, een kok die munt kwam leveren en een groepje hopeloos verloren gelopen meisjes, die duidelijk geen enkel idee hadden in wat voor waanzin ze plots waren beland.
Toppers als ‘Life’ en ‘Don’t care’ kunnen ondertussen duidelijk al op heel wat herkenning rekenen binnen de Brusselse underground-garde; in hun onvervalste noise-soepje zit dan ook een zekere catchyness verscholen die kracht werd bijgezet door het aanstekelijke enthousiasme waarmee gans de band er onophoudelijk tegenaan ging. “Raketkanon mét humor”, was een opmerkelijke getuigenis die we na afloop noteerden, en “het beste dat ik ooit gehoord heb”, sprak ene G. Hoste. Samengevat klonk Shht raar, wild en pretty fucking exciting. Da’s dus alles (en meer dan) wat een voorprogramma voor een act als Show Me The Body vereist.
Alleen al hoe de New Yorkers daar klaar stonden om aan hun set te beginnen: je kon zo zien hoe de adrenaline door de aders van Julian Cashwan Pratt gierde, nog voor er ook maar enige noot uit de versterkers werd geblazen. Vervolgens toverde de bassist een hoop piepende herrie uit een drumpad-achtig toestel, klaar om de Bonnefooi uit z’n voegen te doe barsten. Het publiek leek wat overdonderd bij het begin en het duurde dan ook even vooraleer de moshpit op gang kwam. Dat was duidelijk niet naar de zin van Julian, die dan zelf maar in het rond begon te duwen, zonder enige vorm van terughoudendheid, zoals het hem beaamt.
Show Me The Body had vandaag geen materiaal van hun nieuwste, meer elektronische mixtape ‘Corpus i’ voor ons in petto. De gebrachte songs waren afkomstig van hun eerste langspeler, het even bizarre als verbluffende ‘Body war’, waarop Julian de banjo bespeelt als een volledig losgeslagen maniak. Wanneer hij zijn banjo aan de kant legde, werd het pas echt gevaarlijk. Zo greep hij tijdens song nummer drie zonder verpinken naar zijn microstaander, waarmee hij als een bezetene in het rond zwierde tegen tafels, stoelen, lusters en ander meubilair. Zelfs de voorste rij van toeschouwers bleef niet gespaard, zodat je je begon af te vragen of het niet daadwerkelijk zijn intentie was om ons pijn te doen.
Het is die oprechtheid, die agressie waarmee hun rauwe, grimmige songs als ‘Tight swat’ en ‘New language’ gebracht worden die hun performance zo hard doet binnenkomen. Geweldig hoe dit trio in zo’n minimalistische setting – banjo, bas, drums, drumpad – toch zo’n gestoord en krachtig geluid weet voort te brengen, dat het energie- en zweetpeil bij het publiek gisteren tot ongeziene proporties kon drijven. Al was het sowieso wel vrij tot zeer warm in de Bonnefooi.
Afsluiter ‘Body war’ is ondertussen uitgegroeid tot een undergroud-classic: een krankzinnig, bombastisch samengaan van ongeregelde bassen, banjo, drums en Julian’s duistere, poëtische raps. Alsof het allemaal nog niet beangstigend genoeg was, beklom Julian tijdens deze laatste song de bar, ten koste van enkele bierglazen, liet zich vervolgens zonder verpinken in het publiek vallen, ten koste van een toeschouwer, en eindigde met een kreet van pure wanhoop richting het balkon, waarna hij zo snel als hij kon de benen nam. Zotter moest het niet worden, en zotter werd het die dag niet.
Zo toonde Show Me The Body zich in de Bonnefooi als het ware de incorporatie van punk: luid, tegendraads en gevaarlijk, en dat alles ging gepaard met oprechte gevoelens van woede en radeloosheid, waardoor het een avond was die nog lang in ons geheugen gegrift zal blijven. Al zijn we in de eerste plaats vooral blij dat we het nog kunnen navertellen en Julian onze schedel niet heeft ingeslagen met z’n microstaander.