Jazz die zich vermengt met funk, hip-hop, rock, spoken word en nog zoveel meer: dat is de 4th Stream. Bozar nodigde afgelopen weekend jong Belgisch en internationaal talent uit die zich uitleefden wars van regels
In een bewierookte en verduisterde zaal betrad MDC III het podium. Het trio, bestaande uit saxofonist Mattias De Craene en zijn twee drumkompanen ging tekeer als een inheemse volksstam die net muziek heeft ontdekt – inclusief het gekletter van beenderen, een trompetterende olifant en percussie. De saxofonist van Nordmann stelde er debuut ‘Dreamcatcher’ voor, en live verrasten de subtiliteiten van Simon Segers (De Beren Gieren, Sylvie Kreusch) en Lennert Jacobs (The Germans) op drums en percussie telkens opnieuw. Cimbalen en troms werden met behulp van allerlei elektronica vervormd tot oerwoudjazz. De Craene speelde ondertussen etherische motiefjes op alt- en tenorsax die voor een herkenbaar houvast zorgden. Het resultaat was een zeer eigen en overtuigend geluid.
Archieffoto van Caroline De Meyer
Na de uitgebreide set van Amerikaan James Brandon Lewis staarde het publiek in BOZAR stomverbaasd voor zich uit (en was iedereen vergeten dat tegelijkertijd Jameszoo Quintet speelde in de andere zaal). James Brandon Lewis speelde onvermoeibaar de ene solo na de andere op zijn tenorsax en varieerde zijn thema’s tot in de oneindigheid. Daarbovenop raasde Jamaladeen Tacuma over de hals van zijn basgitaar en beukte Rudy Royston op zijn drums. Net zoals op enkele nummers van ‘No filter’ uit 2016 vervoegde Anthony Pirog het trio op elektrische gitaar. De vier topmuzikanten werken momenteel samen aan een nieuwe langspeler. Ook daarop wordt jazz geïnfecteerd door andere genres zoals gospel en hiphop uit de jaren 90. Voeg daar de pedaaleffecten van Pirog aan toe en je krijgt een muzikale mengelmoes. Desondanks overheerste postbop jazz, met invloeden van James Blood Ulmer en Defunkt. Lewis blies zijn longinhoud volledig in zijn solo’s en gaf slechts af en toe de eer aan de overige bandleden. De songstructuur is door die uitgesponnen solo’s heel wat organischer dan de meeste jazzstandards. Wanneer de thema’s alsnog in hun oorspronkelijke vorm passeerden, overtuigden ze des te meer. Uitkijken naar het nieuwe album ‘An unruly manifesto’, uit in februari.
De Britse jazzgroep Dinosaur werkte zich de afgelopen jaren in de belangsteling op North Sea Jazz, Montreal Jazz Festival en Molde International Jazz Festival. Hun debuutalbum werd genomineerd voor de Mercury Prize 2017 en ook recentste plaat ‘Wonder trail’ kon rekenen op lof. Volledig terecht dus dat ze de eerste avond van dit mini-festival mochten afsluiten. Met composities van trompettiste Laura Jurd ging het viertal een uitdagende fusion aan: “synth pop meets jazz”. Aan de synthesizer en piano zat Elliot Galvin, Conor Chaplin op vijfsnarige basgitaar en Corrie Dick op drums. Ritmes wisselden van rock tot jazz, folkmelodieën werden omarmd en Elliott improviseerde op keys of ging in dialoog met Laura. Dit speels, jong, maar vooral getalenteerd kwartet garandeert een mooie toekomst voor de Britse jazz scene.
Zaterdagavond opende de wringende dynamiek tussen de drie muzikanten van Thiefs het festival. Drie persoonlijkheden zweefden warrig door elkaar en mengden samples, hiphop beats, free jazz improvisaties en elektronica. Het New Yorkse trio wisselde in sneltempo motieven af, en we kregen zelden een volwaardige melodie te horen van saxofonist Christophe Panzani. Terwijl David Frazier Jr. elektronische drumpad afwisselde met zijn drumstel leefde contrabassist Keit Witty in zijn eigen wereldje. Af en toe kwam mc Edgar Sekloka vanuit de coulissen en reciteerde of rapte hij in het Frans. Hij combineerde spoken word met jazz dat neigt naar lounge. Zijn lage, melancholische stem overtuigde ons van een verhaal dat we niet eens volledig begrepen.
Net zoals vrijdag moest er voor het tweede concert een keuze gemaakt worden. Omdat we het Belgische SHNTZL eerder al aan het werk zagen, trokken we naar The Headhunters (de “grootste” naam op het festival). Van de legendarische band die Herbie Hancock begeleidde in de jaren 70 zijn drummer Mike Clarke en percussionist Bill Summers nog steeds van de partij. Ze worden tegenwoordig vervoegd door Jerry Z. op keys en Donald Harrison op saxofoon. De eerste speelde bij wijze van spreken met de volledige jazzwereld, terwijl Harrison sinds de jaren negentig schitterende platen maakt als bandleider (check ‘The Survivor’). Ze stonden als veteranen wat eenzaam tussen de jonge garde op de festivalaffiche, maar vielen als pioniers van jazzfunk niet door de mand. Het viertal kwam echter wat moeizaam op gang en al snel was er een ordinair solo-rondje. Ons oog viel op de regenboogsokken van Jerry Z. maar ook op zijn speelwijze. Hij nam de taak van twee muzikanten op zich door bas te spelen op het ene keyboard en virtuoze solo’s en akkoorden op de andere. De percussionist was duidelijk de lolbroek van de bende maar deed muzikaal niets overtuigend: hij haalde simpelweg al zijn shakers, bongo’s en tamboerijnen eens boven. Wanneer hij een bierflesje uit zijn wonder drum toverde en al fluitend daarop ‘Watermelon man’ inleidde, bijgestaan door Harrison op sax, stonden we allemaal met een grote grijns te kijken. Dan bleek Harrison ook nog een sterke blues-stem te hebben en kreeg hij ons allemaal recht uit onze stoel, al klappend en zingend. Een trommel werd in de zaal doorgegeven en cd’tjes vlogen onze richting uit. Sfeer: tien op tien.
Soweto Kinch – saxofonist, componist, mc, producer en historicus (hij heeft een Oxford-diploma op zak) – had de eer om de eerste editie van 4th Stream Festival af te sluiten. Met Nick Jurd op contrabas, Will Glaser op drums en boordevol samples en live-loops (blijkt een hype te zijn onder saxofonisten) is ook dit trio op zoek naar een crossover tussen jazz, hiphop en funk. “Doe wat de muziek je laat doen, zolang het niet leidt tot een arrestatie”, waren de instructies alvorens de set begon. Een laatste keer onze nekwervels en heupen vermoeien? Geen probleem. Kinch ging wat klungelig om met zijn looppedalen en harmonische effecten, maar eens die in gang schoten, kon je niet om die unieke sound heen. Enkel de elektronische beats had hij beter aan de drummer overgelaten, want die klonken net iets te hard uit een computerprogramma, bijvoorbeeld in ‘Waved’. Terwijl de bassist constant een walking bass speelde en de drummer traditioneel de cimbalen liet resoneren, trad Kinch in een trance waar het publiek steeds meer van deel uit ging maken.
4th Stream Festival is een concept dat vraagt om meer. Twee avonden vol cross over jazz dat jong talent eert, maar ook ruimte geeft aan doorgewinterde artiesten, slaan duidelijk aan. “Jazz est trop cool” concludeerde iemand – of mag je het tegenwoordig geen jazz meer noemen?