25 Villagers – The art of pretending to swim
Conor O’Brien mengt op ‘The art of pretending to swim’ op vernuftige wijze elektronica, klassieke indie en zijn intussen onweerlegbare songschrijverstalent – zoals steeds vaardig tot een geheel verweven middels weelderige productionele laagjes en subtiliteiten (meeuwen!). Veelzijdigheid troef hierzo: ‘Long time waiting’ en ‘Real go-getter’ zorgen voor edge, ‘Ada’ en ‘Hold me down’ zijn de verpersoonlijkte tederheid en ‘Fool’ is zo’n simpel en volmaakt popliedje dat je je afvraagt hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat het nu pas is geschreven. De vierde Villagers: vakwerk. – Stan Pannier
24 Blood Orange – Negro swan
In tijden waar ‘Ik ben niet racistisch maar’ een aanvaardbaar blank levensmotto lijkt, mannen opperen dat vrouwen in België niets te klagen hebben en westerlingen zich furieus uitspreken over het al dan niet repressieve karakter van een hoofddoek, wordt er meestal iets cruciaals vergeten. Wat als we nu eens allemaal gewoon twee seconden zouden zwijgen. Niet meteen dat toetsenbord aanvallen om te verkondigen wat iemand anders kan en mag voelen. Wat als er eindelijk geluisterd werd naar echte verhalen? Niet de bombastische virale uitlatingen maar kleine fragmenten die een helder beeld geven van waar het werkelijk om draait. Het leven op momenten dat er niemand kijkt.
Waar Devonté Heynes op ‘Freetown sound’ nog een uitgesproken politiek programma had, is ‘Negro swan’ een oase van intieme verhalen. Tijdens de rollercoaster aan gevoelens wordt hij bijgestaan door de funk van ‘Orlando’, zijn al even getormenteerde gitaar in ‘Charcoal baby’ en in deze laatste en ‘Dagenham dream’ lijken de synths solidair mee te huilen. Naast de instrumenten wordt ook Janet Mock ingeschakeld voor emotionele ondersteuning. Haar filosofische gedachtegangen van een spontaan gesprek worden doorheen de plaat geweven. De bloedmooie relevantie van deze plaat wordt het best weergegeven met deze zin uit ‘Hope’: “You give me that hope that maybe one day I’ll get over my fears and I’ll receive.” – Michelle Geerardyn
23 Daughters – You won’t get what you want
Na acht jaar dompelt Daughters ons opnieuw onder in haar duistere wereld. ‘You won’t get what you want’ kruipt onder je vel, indien niet door de hypnotiserende stem van frontman Alexis Marshall dan wel door de instrumentale genialiteit waar snelle en trage nummers elkaar perfect afwisselen zodat de plaat niet de kans krijgt om eentonig te worden. Het geheel is buitengewoon intens – zie het bijna melodieuze ‘Satan in the wait’ als een van de koplopers op dit vlak. De lawaaierige uitbarstingen zijn nooit veraf en de energie van het album zit hem in de dissonantie dat het geheel feilloos draagt. We kunnen het erover eens zijn dat ‘You won’t get what you want’ een van de beste noiserock-platen is van de laatste jaren. Daughters creëert een immersie met deze overweldigende geluidsmuur en zorgt er telkens voor dat je verbouwereerd achterblijft. – Naomi Hubert
22 Rumours – Megamix
Als we je vertellen dat ‘Megamix’ opgenomen werd in Ibiza heb je ongetwijfeld een collectie platte houseplaten in gedachten. Achter Rumours gaat echter een hoogst inventief viertal Bruggelingen schuil dat op hun debuutplaat donkere beats en knetterende electronica mengt met tropische ritmes, nineties-synths en hemelse melodieën. Dansen mag, maar een traantje wegpinken kan even goed. Zonder schroom mogen ze zich na ‘Megamix’ reeds meten met grootmeesters als The Knife of Crystal Castles. – Kevin Bruggeman
21 Mount Eerie – Now only
Net zoals met ‘A crow looked at me’ in 2017 zorgde Mount Eerie weer voor een van de meest aangrijpende platen van het jaar. Het zingen over de dood van zijn vrouw Geneviève is inmiddels een eigen thema geworden voor Phil Elverum en met dezelfde directheid als waarmee hij eerder de diepste momenten van rouw beschreef, grapt hij nu over het spelen van “these death songs to a bunch of young people on drugs.” Het is dat contrast tussen wrange humor en rauwe emotie, samen met een terugkeer van muzikale speelsheid, dat ‘Now only’ even sterk maakt als zijn voorganger. – Liam Giraerts
20 Connan Mockasin – Jassbusters
‘Jassbusters’ is vintage Connan Mockasin. De Kiwi slentert op zijn derde studioalbum heerlijk door zijn songs als een beschonken dertiger op een zomeravond en mompelt hier en daar nonchalant wat wartaal. Die slacker-vibe trekt Mockasin een dik halfuur lang door en daar zijn de kenmerkte lichte gitaarriedeltjes die over heel het album verspreid liggen, niet vreemd aan. Nog fijn is het zorgeloze, maar ergens toch zwaarmoedige ‘Les be honest’ en de guest vocals van James Blake in ‘Momo’s’. Pintje, iemand? – Quinten Jacobs
19 Shht – Love love love
Er gebeurde dit jaar veel in België, maar geen enkele gebeurtenis was zo welkom als Shht. Eindelijk opnieuw wat surreële chaos en anarchie, en een groep die zichzelf niet zichtbaar serieus neemt. Toch hoor je aan ‘Love love love’ dat er goed over is nagedacht, met een sterk resultaat tot gevolg. Shht zal moeten oppassen om niet in gimmicks te vervallen, maar voorlopig geldt de groep als toonbeeld van hoe je met bakken eigenheid en charisma kan scoren. En als daarvoor kleren uitgetrokken moeten worden, is dat maar zo. – Mattias Goossens
18 Amnesia Scanner – Another life
Na een reeks mixtapes en ep’s heeft Amnesia Scanner dit jaar eindelijk een volwaardig debuutalbum uitgebracht, en het is meteen een schot in de roos. Het duo weet als geen ander experimentele muziek te maken die erg bizar en bevreemdend werkt en die ons tegelijk toch ook vol overgave aan het dansen zet. ‘Another life’ is met z’n bizarre bangers de soundtrack voor die lange nachten waar je door de vermoeidheid alles in een waas beleeft maar waar je wel nog goed weet dat je flink uit de bol wilt gaan. – Tobias Cobbaert
17 El Yunque – O hi Mark
El Yunque toverde zich dit jaar met ‘O hi Mark’ om tot dé avant-gardeband van de Belgische muziekscene. Tekstueel horen we een allegaartje: van de landing in Normandië over de invloed van sociale media tot respectloze fans (prachtig staaltje satire trouwens). Toch lijkt alles één groot samenhangend geheel te zijn waardoor het album een schizofreen karakter krijgt. Instrumentaal is ‘O hi Mark’ een echte ontdekkingstocht: zo hoort opener ‘Googol’ bij een van de strafste Belgische nummers van het jaar, waar dreigende gitaaraanslagen je het nieuwe project inleiden om je vervolgens niet meer los te laten. ’Siri, please’ is een auditieve collage waar drie nummers één fenomenaal geheel vormen. ‘O hi Mark’ intrigeerde ons vanaf dag één door zijn verfrissende, uitdagende en niet-conventionele aanpak. – Naomi Hubert
16 Parquet Courts – Wide awake!
Parquet Courts klonk nog nooit zo funky als op ‘Wide awake!’. Eerder lieten ze hun potentieel al meermaals zien met een handvol gitaarplaten, maar hier trekken ze werkelijk alle registers open. Een brede waaier aan stijlen en invloeden vormt de muzikale basis voor thema’s als sociale en economische ongelijkheid, depressie en klimaatverandering. Klinkt niet meteen als een feestje, maar mede dankzij producer Danger Mouse worden die frustraties omgezet in een dansbaar geheel. Zo proberen de heren uit Brooklyn ons te doen nadenken en tot actie te laten overgaan. Zelf bewijzen ze alvast klaarwakker te zijn. – Pieter Sips
15 Shame – Songs of praise
Een puike plaat in de rekken, 163 shows op de teller – tot in Japan toe en niet zelden uitverkocht – en een waargemaakte revelatiestatus waarvoor menig Brits bandje drie vingers veil heeft: 2018 was een absurd boerenjaar voor Shame. Punk in de fundamenten, maar continu verrassend divers tekende ‘Songs of praise’ begin januari al voor “gitaaralbum” van het jaar, en werd daarin nooit onttroond. Het Londense vijftal verkent én vertelt doorheen tien uitgekiende songs en glijdt daarbij van hitsige postpunk over briesende indie naar melodische garagerock. Reken daarbij de uniciteit van Charlie Steen z’n ruwe vocal, en je hebt een debuut voor je liggen dat ongetwijfeld nog jaren vers blijft. – Gilles Dierickx
14 Low – Double negative
Ook na een carrière van vijfentwintig jaar kan je nog verrassen. Sommigen zien in ‘Double negative’ Lows hoogsteigen ‘Kid A’, maar in feite is dit vintage Low, zij het in een zwaar elektronisch, groezelig en bovenal naargeestig kleedje. Eer aan producer BJ Burton (al gekend van de experimenten op Bon Ivers ‘22, a million’), die het wondermooi wist vorm te geven. Allesbehalve toegankelijk en voor iedereen weggelegd, maar een onmiskenbaar hoogtepunt in de discografie van de band. – Kevin Bruggeman
13 Jon Hopkins – Singularity
De wandering soul in ons vond in de avant-gardistische minimal techno van ‘Singularity’ een nieuw ecosysteem voor de geest. De clubber vond dan weer een universum dat kleur en betekenis kan geven aan nachtelijke escapades. ‘Singularity’ vormt in twee delen een poort naar een vernieuwd, ongelimiteerd universum dat je in staat stelt je te verliezen in het nu. In het eerste halfuur regeren beats en ritmes waarop je lichaam onconventioneel wil bewegen. Met het tweede deel reikt Hopkins ons na de trance een plaats aan om te landen en opnieuw tot ons zelf te komen. Te beluisteren op een plek waar je je nachtelijk vrij kan voelen. – Jonas Van Laere
12 Amen Dunes – Freedom
Album nummer vijf van Amen Dunes is een breekpunt. Vroeger begreep je amper wat de man zong en was je na iedere luisterervaring een beetje in de war, maar met ‘Freedom’ stapt Amen Dunes uit de schaduwen en presenteert hij z’n muziek zonder sluiers. Het trillende, unieke stemgeluid draagt nog steeds een groot deel van het album, maar muzikaal klinkt alles melodischer, frisser en dynamischer. “Silver golden waves / and chills that keep me clear”, zingt hij op ‘Miki Dora’, wat een mooiere samenvatting is van ‘Freedom’ dan wij ooit zouden kunnen geven. – Hanne Craye
11 Kids See Ghosts – Kids see ghosts
Vijf albums op evenveel weken: de zomer van Kanye West-fans kon niet meer stuk toen ‘s mans Twitteraccount in april wederom werd opgestart. Uitschieter van deze reeks is de samenwerking tussen Kanye en Kid Cudi onder de noemer Kids See Ghosts. Rauwe gitaaruitspattingen, opzwepende marcheerritmes, slepend pianospel, en bovenal wederom uitstekend samplewerk (met Kurt Cobains ‘Burn the rain’ als summum) worden bijeengesmeten en uiteengereten als inleiding tot Ye’s nieuwe gitaar-era. Voeg hier Kid Cudi’s uitmuntende zang- en rappartijen aan toe, doordrenkt van rauwe emotie, en je krijgt straffe en unieke nummers als ‘Fire’ en absolute uitschieter ‘Cudi’s montage’ die van ‘Kids see ghosts’ een zeer te smaken nieuw hoofdstuk maken in de saga van Ye en Cudi. – Anton Creemers
10 SOPHIE – Oil of every pearl’s un-insides
Vroeger hing er altijd een zweem van mysterie rond SOPHIE en haar futuristische producties, maar met de release van haar debuutalbum ‘Oil of every pearl’s un-insides’ stapt de Schotse vol zelfvertrouwen uit de schaduwen. Dit is vooral te merken aan de lead single ‘It’s okay to cry’, waar ze zowaar zelf de vocals op zich neemt en ook in de music video neemt ze eindelijk zelf de spotlights in. Qua présence is er voor SOPHIE dus veel veranderd, en ook op muzikaal vlak voelen de tracks minder skeletaal aan dan voorheen. De essentie van de muziek blijft echter hetzelfde: SOPHIE weet als geen ander hoe ze experimentele dansvloervullers uit haar mouwen kan toveren, dit keer pakt ze het dankzij het albumformaat gewoon wat ambitieuzer aan. – Tobias Cobbaert
9 Nils Frahm – All melody
2018 startte onder andere met de release van gerenommeerd avant-gardist en pianist Nils Frahm. Als gastheer van een van de Funkhaus-studiozalen in Berlijn kon hij zonder enige begrenzing een vervolg schrijven aan het minimalistische ‘Solo’. Op ‘All melody’ is Frahm imponerend, van pianominiatuurtjes (‘My friend the forest’ en ‘Forever changeless’) over het elektronische meesterschap (‘Sunson’ en ‘Momentum’) tot neoklassieke pijporgelwerken (‘Kaleidoscope’). ‘All melody’ is een luisterstuk waar Frahm alles wat hij beheerst op tafel gooit, rangschikt en vervolgens voorzichtig mee gaat combineren. In de juiste stemming en setting laat ‘All melody’ je varen door het universum waar de regels van de tijd niet gelden. – Jens Wijnants
8 Yves Tumor – Safe in the hands of love
Toen Pitchfork in een zeldzaam interview aan Yves Tumor vroeg waar hij woonde, antwoordde de artiest prompt: “A lot of people are confused about my actual whereabouts, but that’s OK”. Ook op ‘Safe in the hands of love’ koestert Sean Bowie – wat waarschijnlijk niet zijn echte naam is – die desoriëntatie. Met nummers die de grenzen van ambient, noise, r&b en pop opzoeken, blijft het album nergens echt hangen. Yves Tumor wilt niet gepakt en in hokjes gestopt worden, niet door de discriminatie en brutaliteit van de politie in ‘Noid’, niet door liefdesverdriet of destructieve gedachtepatronen in ‘Licking an orchid’, waar een glimp van herkenbare synthpop symbolisch overspoeld wordt door distortie. In ‘Recognizing the enemy’ zingt hij “It means so much to me when I can’t recognize myself”. In een klimaat waar fluïditeit opbokst tegen hokjesdenken, staat Yves Tumor op de barricaden. – Milena Maenhaut
7 Pusha T – Daytona
Als helft van rapduo Clipse verhief Pusha T de zogenaamde cokerap tot kunst in hiphopclassic ‘Hell hath no fury’, alweer uit 2006. Intussen gaf Kanye West de fakkel en bijhorende dollars van zijn label GOOD Music door aan King Push, om maar te zeggen dat Pusha slechts één reden heeft om rapmuziek te maken: voor de pure kunst. ‘Daytona’ is dan ook tot op het bot gefileerd, zero filler only killer in zijn eenentwintig minuten speeltijd. De volledige productie op ‘Daytona’ is belachelijk minimalistisch maar groovet harder dan een leger Lander Gyselincks. Het is de verdienste van een Kanye West die eens zijn mond mag houden. Zelfs na de honderdste beluistering boet het niet aan kracht in. – Zeno Van Moerkerke
6 IDLES – Joy as an act of resistance
IDLES sloeg ons vorig jaar al compleet uit het lood met ‘Brutalism’. Met ‘Joy’ breit de groep daar een fantastisch vervolg aan. Zanger Joe Talbot wilde met de plaat zich ook eens van zijn meest kwetsbare kant laten zien (‘June’, ‘Colossus’ of ‘Cry to me’) en tevens de luisteraar aanmoedigen zich wat vaker zo op stellen. ‘Joy’ is anno 2018 de plaat bij uitstek om eens goed bij in de spiegel te kijken en te reflecteren over thema’s als immigratie, nationalisme, genderrollen en andere problematieken. Telkens met een goede scheut Britse humor, dat wel. – Yannick Verhasselt
5 Tirzah – Devotion
Na een reeks ep’s de afgelopen vijf jaar bracht Tirzah dit jaar haar eerste album uit. ‘Devotion’ kunnen we snel plaatsen onder het r&b-genre, maar toch heeft dit album iets bijzonders en uniek: Tirzah’s tegendraadse maar krachtige zang, de intimiteit en het met minimalisme overgoten sfeertje maken van deze Londense een van de meest interessante stemmen van de hedendaagse r&b. In de vorm van trage en oprechte liefdesliedjes smeedt ze samen met boezemvriendin Mica Levi een uniformer geluid dan voorheen, waarbij ‘Gladly’, ‘Say when’, ‘Devotion’ en ‘Basic need’ prachtige voorbeelden zijn van diens genuanceerde bijdragen. – Gertie van den Bosch
4 Against All Logic – 2012 – 2017
Hoeveel iconische projecten en platen Nicolas Jaar al afleverde? Hij doet niet anders, en is daarbij niet vies van enige uitdaging en experiment met zichzelf. In maart vond je op een vrijdagochtend plots ‘2012-2017’ terug op het internet, waarmee Jaar het stof blies van z’n oudere alias Against All Logic. Op z’n typerende, ongrijpbare manier bouwt de Chileense Amerikaan tracks op uit krakende, vergeten soulsamples en lo-fi synthklanken, niet zelden vervormd of overstuurd. Soms clubby, dan weer sferisch: het is daarbij de rijkelijke versnipperde percussie – ‘Know you’ (!!!) – of het inlassen van onaardse baslijnen in nummers als ‘Hopeless’ en ‘Flash in the pan’ die de wederopstanding van A.A.L. tot een héél bijzonder album maakten. – Gilles Dierickx
3 Stikstof – Overlast
‘Overlast’ van STIKSTOF is een ode aan ongehoorzaamheid in onze moegetergde hoofdstad. De Brusselse rappers vertegenwoordigen de stem van gefrustreerde stedelingen. De teksten van het collectief zijn maatschappijkritisch, zelfreflexief en bovenal spitsvondig. Ze brengen hun boodschap komisch en scherpzinnig en gaan de provocatie niet uit de weg. Recht voor de raap, frontal. Werkelijk overal klinkt het een beetje brutaal, hier en daar zelfs met een ostentatieve middenvinger. Een gebalde vuist, die de woede en frustraties van een falend beleid bevat. Met de huiveringwekkende stem van Jazz in ‘Gele blokken’ als klapstuk.
Nog opvallender dan de geraffineerde rhymes zijn de kabbelende, obscure beats van Astro. Ontoegankelijk, angstaanjagend en uiterst hard: Astro maakt beats die het daglicht niet mogen zien, waarop hij en zijn maten dan tegendraads schitteren. “Was koken als rappen was ik chef”, roept driftkikker met klein hartje Zwangere Guy in ‘DEF’, een ander hoogtepunt op ‘Overlast’. STIKSTOF is de crème de la crème van de Belgische hiphop. – Geerhard Verbeelen
2 Khruangbin – Con todo el mundo
‘Khruangbin’ is Thais voor ‘vliegtuig’, de titel is in het Spaans en er zijn ook duidelijk Midden-Oosterse invloeden te ontwaren: Khruangbins ‘Con todo el mundo’ absorbeert de wereldbol. De muziek roept nog het meest beelden op van een uitgestrekte woestijn, waarin de gitaar iedere zandkorrel omdraait tot er een heuse zandstorm ontstaat, enigszins in toom gehouden door de aanwezigheid van de troostende, warme baslijnen. Behalve enkele lo-fi, meerstemmige vocals, zijn de meeste nummers instrumentaal, wat helemaal niet betekent dat achter elke titel dezelfde muzikale formule schuilt. Het trio weet meer variatie op te wekken dan een heel orkest en vult je hoofd constant met verhalen. In ‘Maria también’ zien we een gejaagde achtervolging door die bloedhete woestijn van weleer, al had de Midden-Oosterse sound hier vooral als doel de link met Iran te leggen en zo de vrouwenrechten in dat land aan te klagen. In ‘Cómo te quiero’ (‘Hoe ik van je hou’) horen we een intieme liefdesverklaring en met ‘A hymn’ kruipen we liever in bed om naar de vallende regen op het zolderraam te luisteren. Geografische oogkleppen zijn Khruangbin volledig vreemd en na een politiek jaar als 2018 kunnen we het hybride, heerlijke muzikale resultaat daarvan enkel vurig koesteren. – Hanne Craye
1 Beach House – 7
Geen enkele band ter wereld met zo’n consistente discografie als Beach House. Slangentongen beweren graag dat Victoria en Alex steeds hetzelfde trucje uitvoeren, dat is echter afbreuk doen aan hetgeen wat de band nu net haar allure geeft: subtiliteit. Alles bij Beach House is doorspekt van klasse en fijnzinnigheid. De veranderingen van album tot album waren telkens incrementeel, en wanneer het wat bombastischer mocht – neem nu ‘Bloom’ – deed het duo dat op de meest gracieuze manier.
Ook ‘7’ is onmiskenbaar een Beach House-album, al trekt de band meer dan ooit haar grenzen open. ‘Lose your smile’, ‘L’inconnue’ (Victoria Legard die in het Frans zingt, hoe op maat wil je het hebben?) en ‘Woo’ onderlijnen de sterkste kanten van wat Beach House tot nu toe steeds Beach House maakte. Daarnaast bevindt het duo zich vaker op onbekend – en vooral duisterder – terrein. Waar het in een scheurend ‘Dark spring’ een stuk rauwer mag, doen ‘Lemon glow’ en ‘Black car’ de donkere kantjes van Beach House op de prachtigste manier fonkelen.
Op ‘7’ gaat ook in de meest opvallende veranderingen de nuance niet verloren, Beach House slaagt erin zowel vertrouwelijk als avontuurlijk te klinken. Wijds en toch dichtbij, alsof Legrand je een geheim influistert. Mocht er nog enige twijfel bestaan rond Beach Houses mainstay-plek in het droompoplandschap, laat ‘7’ die dan volledig doen wegebben bij een heldere sterrenhemel. – Pascal Vandenberghe
Deze lijst werd samengesteld door Anton Creemers, Bert Scheemaeker, Daan Franquet, Daan Leber, Frederik Jacobs, Geerhard Verbeelen, Gertie van den Bossche, Gilles Dierickx, Guillaume Degrieve, Hanne Craeye, Jelle Geuns, Jens Wijnants, Jonas Van Laere, Kevin Bruggeman, Liam Giraerts, Lowie Bradt, Naomi Hubert, Martijn Bas, Mattias Goossens, Michelle Geerardyn, Milena Maenhaut, Pascal Vandenberghe, Pieter Sips, Quinten Jacobs, Staf Nys, Stan Pannier, Thomas Konings, Yannick Verhasselt en Zeno Van Moerkerke.
Lees verder: 1 2