Vanaf vandaag vind je hier al onze eindejaarslijstjes terug tijdens onze jaarlijkse Lijstjestijdhoogmis. In de aanloop daarnaar polsten we alvast bij jullie naar jullie favoriete albums van 2019. Hieronder ontdek je de resultaten, in de loop van de volgende twee weken ontdek je hoe ver we al dan niet van elkaar vervreemd zijn. Je vindt bij elk album ook een stukje van onze recensie van het album.
Of Tool met ‘Fear inoculum’ een klepper als ‘Lateralus’ of ‘Ænima’ geschreven heeft is onmogelijk te zeggen. Een plaat van Tool heeft veel tijd nodig om te rijpen, binnen te dringen en geheimen prijs te geven. Wat we wel alvast kunnen stellen is dat Tool allerminst een kopie van zichzelf is gebleken. Het borduurt voort op het genre dat ze in feite zelf hebben uitgevonden. Tool is gewoonweg Tool gebleven en dat is waar we allen dertien jaar naar verlangd hebben. (Jens)
19. Vampire Weekend – Father of the bride
Achttien nummers en bijna een uur lang: Vampire Weekend legde zich geen makkelijke taak op. De groep wisselt tragere songs als ‘Hold you now’ slim af met meer uptempo werk als ‘Bambina’ en ‘This life’. Zo zorgen Ezra Koenig en co. ervoor dat we steeds bij de les blijven en als onze aandacht toch even durft te verslappen, dan worden we meteen weer wakker geschud. Ook tekstgewijs probeert de Amerikaanse band ons de ogen te openen. Z’n vrolijke deuntjes worden meer dan eens gecombineerd met iets minder optimistische teksten. (Annelies)
18. Zwangere Guy – Wie is Guy?
De superlatieven tieren welig in deze tekst en met recht en rede. Zwangere Guy maakt met ‘Wie is Guy?’ een album dat de stoutste verwachtingen overtreft. Perfect uitgebalanceerd, negentien essentiële nummers (een unicum anno 2019) en in staat om zowel een lach als een traan op ons gezicht te toveren. Zijn bars zijn ongeëvenaard in de Belgische rapscene en klaarblijkelijk heeft hij zijn ideale producers gevonden. (Bert)
17. Sharon Van Etten – Remind me tomorrow
Zoals dat altijd gaat met een succesvolle artiest die van stijl verandert, zal ook hier een deel van de achterban teleurgesteld achterblijven. Zij maken dan plaats voor de horde fans die in het verschiet ligt. ‘Remind me tomorrow’ is hoe dan ook de zoveelste voltreffer uit de Jagjaguwar-stal en een blij weerzien met Sharon Van Etten, die hopelijk nog lang niet uitgezongen is. (Pieter)
De ingrediënten op deze langspeler zijn dezelfde als die op andere soloplaten van de zanger en z’n werk met Atoms for Peace: robotische electronica, stemloops en nerveuze bas- en drumlijnen. Wel fundamenteel verschillend – en verfrissend – is de aandacht die de Brit geeft aan de arrangementen. Waar nodig vertederen rondzwervende gitaarlijnen, koortjes en strijkers, gelijkend op die vanop Radioheads laatste album, de robuuste mix. Het zijn die laatste die zo bijvoorbeeld de techno en Yorkes onstopbare drang naar melodie in ‘Not the news’ aan elkaar lijmen tot één van de beste songs van deze plaat. (Lowie)
Er wordt niet in het rond gesmeten met indrukwekkende filosofische analyses op ‘Casco’. Wel met intieme momenten die ondersteund worden door slimme invalshoeken. Hoekstenen bestaan uit mooie metaforen en we worden vriendelijk uitgenodigd om een kijkje te nemen aan de ‘Binnenkant’. De onderwerpen zijn klein en lijken willekeurig. Lichte momenten en weemoed gaan hand in hand en versterken elkaar. Bovendien wordt alles plat gerelativeerd en is het geheel uiteindelijk iets behoorlijk meta. Maar je weet wat ze zeggen over steentjes en hoe ze de stroom beïnvloeden. (Michelle)
Dit album is zorgvuldiger gearrangeerd dan z’n voorgangers: de zachtere nummers dreigen lieflijk, de stevige exemplaren zijn genuanceerd zonder dat de groep aan primitieve monsterlijkheid hoeft in te boeten. Daarnaast is het tegelijk meer gevarieerd en coherent dan de vorige platen van de band. Kortom, ‘RKTKN#3’ is het orgelpunt van een collectief dat op de top van zijn kunnen lijkt te staan. (Lowie)
De glitchy, gekunstelde en in schril contrast met vorige albums staande cover-art voor ‘Magdalene’ toont niet alleen de kwetsbaarheid en openheid waarmee Twigs het album heeft benaderd. Het toont op een knappe manier de imperfectheden die haar mens maken. Barnett heeft de afgelopen drie jaar zeer diep gezeten en begeleidt ons met haar kristallen dan wel vervormde stem doorheen elk sleutelmoment. Dat telkens voorzien van prachtig minimalistische productie van Nicolas Jaar die het geheel op een herkenbare manier weten te vertalen. (Yannick)
Het mag duidelijk zijn dat Black Midi op plaat moeiteloos de hype waarmaakt. De band ontpopt zich op z’n debuut van grote belofte tot een voorzichtige maar onbetwiste gitaartrots. En dus toch, ontdaan van de vermelde, van heel veraf fluisterende kinderfoutjes was het nog beter geweest. Wij leggen alvast vijf sterren aan de kant voor de volgende langspeler. (Lowie)
11. Kate Tempest – The book of traps and lessons
‘The book of traps and lessons’ is tijdloos. Vervreemding, racisme, verziekend kapitalisme en voorzichtige hoop branden vandaag relevant door je trommelvlies. En die relevantie kan gelden voor verschillende mensen in uiteenlopende situaties. Volgend jaar en binnen tien jaar zal het voor eenzelfde persoon een genuanceerde vorm van betekenis aannemen. En net omdat we het maar niet fucking leren, zal het altijd dicht genoeg bij de realiteit van de mensheid blijven liggen. Het bewijs? ‘Hold your own’ brengt Tempest al jaren live en vandaag bevat het de grootste waarheid op die plaat. (Michelle)
10. The Murder Capital – When I have fears
‘When I have fears’ teert op tribal drums en duellerende gitaren – die de ene keer episch uitwaaien en de andere keer rauwe riffs uitspuwen, terwijl zanger James McGovern z’n emoties blootlegt in een kenmerkende bariton. Toch is het vijftal veelzijdiger dan je zou verwachten van dit type band, waarvan getuige de twee trage, met viool en piano aangeklede nummers ‘On twisted ground’ en ‘How the streets adore me now’. (Martijn)
‘Fever’ is dus geen foutloos, hapklaar pakketje zoals ‘Thin walls’ dat was, maar wel een uiterst geslaagde hervatting na vier jaar soloprojecten. Hier en daar stinkt het een beetje naar makkelijke keuzes, en toch zouden wij wensen dat al onze toekomstige luierverversingen zoals ‘Fever’ mogen zijn. (Zeno)
‘Two hands’ bewijst dat Big Thief beter is dan ooit en met kruissnelheid harten over heel de wereld aan het veroveren is. Bij zoveel schoonheid kunnen wij maar twee dingen doen: zowel ‘U.F.O.F.’ als ‘Two Hands’ alvast ergens bovenaan zetten in onze eindejaarslijstjes en vooral héél diep buigen. (Quinten)
Vernon mag dan wel solo gestart zijn met Bon Iver, het project is al een tijd geleden geëvolueerd naar een samenwerkingsproject onder de visie van hem. In die geest lijkt de gigantische gastenlijst in de credits van het album bijna vanzelfsprekend. De gefabriceerde samples en vocal-chops vanop ’22, a million’ krijgen op deze opvolger niet alleen tijd en ruimte om te ademen maar ook een gezicht en stem. (Yannick)
6. The National – I am easy to find
Het gebruik van blazers, piano, koortjes en verschillende stemmen in combinatie met Matt Berningers bariton en Bryan Devendorfs kenmerkende drumspel werkt bevreemdend, overweldigend en vaak hartverscheurend. Bovendien zit elk nummer vol details waardoor dit in één klap de meest afwisselende en verrassende National is geworden. (Kevin)
Big Thief heeft met ‘U.F.O.F.’ zijn echte hoogstandje te pakken. De plaat dwingt je tot een bepaalde staat van bewustzijn om de echte pracht van subtiliteit te leren kennen. Vanaf dan beloont ‘U.F.O.F.’ elke luisterbeurt rijkelijk. (Jens)
In de trant van zijn vroegere clanmember durft nu ook Tyler definitief zijn demonen en zijn seksualiteit onder woorden te brengen. En om dat met verve te doen, wordt er verder gekeken dat de neus lang is muzikaal. In de grond is dit een rapalbum, zoals ‘Channel orange’ dat ook had moeten zijn na ‘Nostalgia ultra’, maar de geluiden die Tyler weet aan te boren maken van het album zo veel meer. Pop, jazz, soul, r&b en een gezonde dosis hiphop en rap maken dat dit album genres overstijgt en nu al een van de meer relevante en beste albums van het jaar is. Waarvoor hulde. (Bert)
3. Lana Del Rey – Norman fucking Rockwell!
Lana’s laatste werk is een herbronning enerzijds voor zichzelf, en anderzijds voor hoe het allemaal is begonnen. Langzaam sjokt ze weg uit het chaotische ‘Lust for life’ waar ze flirtte met hiphop en r&b dat weer plaats moet maken voor de zonnige stranden van het prachtige Californië. Ondanks de dromerige arrangementen blijft ze zich halsstarrig vasthouden aan haar imago als Hollywood’s sweetheart. (Naomi)
Er zijn genoeg referenties te noemen als het over Fontaines D.C. gaat, maar als puntje bij paaltje komt, zijn het balorige jongens met een romantische ziel, een vlugge geest, een punkhart, een goed werkende versnellingsbak en een heerlijk poëtisch Iers accent. Neem een Guinness ter hand, geef een muilpeer aan je buur, laat wat volgt gebeuren op de muziek van Fontaines D.C. en verbroeder achteraf met whiskey. (Jonas)
1. Nick Cave & The Bad Seeds – Ghosteen
Ondanks de symbolische zwarte cover en dito nummers van voorganger ‘Skeleton tree’, voelt ‘Ghosteen’ een pak zwaarder aan. De eerste acht nummers (de kinderen volgens Cave) lijken geschreven te zijn vanuit een onvoorwaardelijke zin voor onschuldigheid, hoop en acceptatie. Tekenend zijn daarbij de verschillende Bijbelse dan wel mythische metaforen die worden aangehaald. De ouders dragen echter in het tweede deel de bijna fysieke last van rouw die getormenteerd op hun schouders huilen en dit met meestal vallen en weer opstaan. Hoewel Nick Cave er al een carrière van zo’n veertig jaar heeft opzitten, scheert hij met ‘Ghosteen’ en diens twee voorgangers artistiek hoge toppen. Daar kun je alleen maar bewondering en ontzag voor hebben. (Yannick)