Dat ‘indie’ de laatste jaren vooral een ongelukkig containerbegrip is geworden, wordt jaarlijks duidelijk wanneer we dit lijstje willen samenstellen. In de praktijk komt het er op neer dat het lijstje een opvangtehuis wordt voor artiesten en albums die moeilijk passen binnen de strakke lijnen van andere genrelijstjes – al worden die ook vager met de jaren.
Geen verrassing dus dat de experimentele uitbarstingen van Yves Tumor naast de tijdloze harmonieën van Fleet Foxes staan. Ze geven allebei een tendens weer die ook bij andere artiesten in dit lijstje opduikt: achteruitkijken is makkelijker dan iets nieuws proberen. Yves Tumor grijpt op zijn derde album terug naar glam- en hardrock, terwijl Fleet Foxes met ‘Shore’ nog meer aansluiting zoeken bij harmonieuze folk uit de jaren zeventig. Niet toevallig coverde ook Robin Pecknold ‘Hammond song’ van The Roches, nadat Whitney dat eerder dit jaar al deed op hun coverplaat. Een van de opvallendste nieuwe bands in dit rijtje is dan weer het Britse Working Men’s Club, dat de fakkel van New Order overneemt en daarvoor bedankt wordt met een plekje in het voorprogramma van de postpunk-pioniers – als er ooit weer shows kunnen plaatsvinden, that is. Weinig nieuws onder de zon, wel straf gebracht.
Dat terugkeren naar of aansluiting zoeken bij een rijke muziekgeschiedenis is op zich niets nieuws, maar het valt wel op dat indie-artiesten dit jaar weinig moeite deden om echt te vernieuwen. Daarnaast is het ook moeilijk om te spreken over scenes of breed gedragen stromingen. Steeds goedkoper en kwalitatiever opnamemateriaal zorgt al langer voor een shift naar bedroomproducers en veredelde soloprojecten, terwijl de fragmentatie in micro-scenes en -stromingen enkel nog versterkt wordt door een globale pandemie. Wie die werkwijze in het verleden al perfectioneerde, plukt daar dit jaar de vruchten van: hallo King Krule, Sufjan Stevens, Car Seat Headrest en Tame Impala! Savages-frontvrouw Jehnny Beth ging dit jaar solo, terwijl Gorillaz net zo veel mogelijk gasten in de studio liet kruipen.
Surrealistische toestanden vragen om dito muziek, en daar zijn we in België wél nog steeds goed in. Nog voor corona de wereld overnam lieten zowel Fornet als Shht op geheel eigen wijze de waanzin toe. Fornet met rauwe postpunk, Shht met een lichtvoetigere gekte. Vertrouwder klonk Flying Horseman, dat met ‘Mothership’ een subtiele ode bracht aan verbintenis en samen zijn/muziek spelen. Dat klinkt gelukkig een pak minder melig dan ik hier nu schrijf.
Er is dit jaar echter één absolute heerser, en internetkoningin Phoebe Bridgers draagt dat kroontje met verve. Op haar tweede album ‘Punisher’ overstijgt ze typische singer-songwritermaniertjes en experimenteert ze succesvol met stijlen, instrumentaties en de bezetting van haar band. Ook de promocampagne van ‘Punisher’ was bijzonder eigentijds, met late night shows vanuit haar bed, een wereldtournee in haar huis, een interview én fotoshoot in Playboy en haar typerende scherpe en zwarte humor die zo mooi contrasteert met haar ingetogen, soms trieste muziek. Het mag dan niet gelopen zijn zoals het moest, toch was 2020 ontegensprekelijk het jaar van de alomtegenwoordige Phoebe Bridgers.
01 Phoebe Bridgers – Punisher
02 Yves Tumor – Heaven for a tortured mind
03 Fleet Foxes – Shore
04 King Krule – Man alive!
05 Perfume Genius – Set my heart on fire immediately
06 Sufjan Stevens – The ascension
07 Destroyer – Have we met
08 Car Seat Headrest – Making a door less open
09 Loma – Don’t shy away
10 Jehnny Beth – Love is to live
11 Tame Impala – The slow rush
12 Sophia – Holding on / Letting go
13 Flying Horseman – Mothership
14 Working Men’s Club – Working Men’s Club
15 Other Lives – For their love
16 Fornet – Anti-tragedy
17 Soccer Mommy – Color theory
18 Gorillaz – Song machine, season one: Strange timez
19 Haim – Women in music, pt III
20 Shht – Noneketanu