Vijf jaar geleden kregen we voor het eerst lucht van de Antwerpse band Tin Fingers, hetzij met een heel andere sound dan we vandaag te horen krijgen op de recent uitgebrachte ep ‘No Hero’. We hielden een luchtige praatsessie met twee vijfde Fingers over crappy cassettes, labiel zijn en hoe de bomma toch echt wel eens naar een liveshow moet komen kijken. Vrijdag speelt de band een release-show in Trix (info & tickets)
Blij dat de ep er eindelijk is?
Felix Machtelinx (zang, gitaar): “We voelen ons er supergoed bij, heel erg opgelucht zelfs. Het was een werk van lange adem, een zoektocht die toch wel vijf jaar duurde vooraleer we tot een zekere uitkomst kwamen. We hebben lang gezocht naar de juiste sound. Er is heel veel aan gesleuteld geweest. Maar je groeit ondertussen natuurlijk op allerlei manieren.
Ondanks alle karakterrotaties dan toch nog dikke vrienden?
Quinten De Cuyper (gitaar): “Ja, nochtans was het in het begin moeilijk tussen Felix en mij.
Felix: “Wij haatten elkaar echt. Enfin, hij haatte mij en ik vond hem cool.”
Quinten: Maar kijk, hier zitten we nu in de Bazaar (café in Antwerpen) en horen we elkaar zo goed als elke dag. We waren er zelfs net nog over bezig dat wij met niemand anders bellen dan met elkaar. Best wel pijnlijk.”
Hoe zou je zeggen dat het “karakter” van jullie muziek is veranderd ten opzichte van die mooie tienertijden?
Felix: “Alles is anders tegenover toen. Maar dat was plezant. We hebben bijvoorbeeld een paar jaar geleden een cassette uitgebracht (bij Oddie Records) en dat was leuk, charmant zelfs, maar nu wilden we echt wel een vinyl maken. Want uiteindelijk klinkt een cassette toch echt crappy.”
Quinten: “Wij hebben die cassette toen helemaal zelf opgenomen, in onze zelfgemaakte studio in Loenhout. Dat was leuk en romantisch, maar het werd niet zo professioneel aangepakt als nu. We waren bijvoorbeeld de bas vergeten op te nemen (lacht). Enfin, de kick was uitgevallen in de micro en niemand had dat door.”
Felix: “Thomas Valkiers (Double Veterans) moest nadien alles mixen en in orde maken. Als je die cassette nu afspeelt op goede boxen, hoor je geen bas. Het resultaat was uiteindelijk wel schattig.”
Heb je dan nu het gevoel dat je je shit together hebt als band?
Felix: “Vreemd genoeg wel. Ik denk dat er een verhaal verscholen zit in de ep, maar het is er niet per se naar geschreven. Alles is vanuit een bepaald soort personage geschreven dat een anti-held blijkt te zijn, iemand die op zoek is de ’No Hero’. De lyrics zijn nooit op voorhand geschreven, we beginnen altijd vanuit de muziek. Daarin vind ik dan een insteek voor het vormen van een muzikaal personage. Dat kan heel tegenstrijdig zijn tegenover wat ikzelf denk. Het laatste nummer, ‘Money’, gaat bijvoorbeeld over iemand die heel rijk is en neerkijkt op arme mensen. Ik vind het leuk om me daarin in te leven en het live te zingen.”
Quinten: “Als je naar het artwork kijkt en de nummers apart onder de loep neemt, vind ik het precies allemaal wezens die op zichzelf een leventje leiden. Ieder nummer brengt een soort gevoel teweeg waarin je jezelf kunt opsluiten, op je eentje. Heel moeilijk om uit te leggen.”
Felix: “Ja, het blijft muziek. De intellectuele uitleg errond mag je zelf invullen (lacht). Wat het teweegbrengt bij mensen, of bij mij teweegbrengt of Quinten is compleet anders. Iemand kan ‘Boy boy’ een happy nummer vinden, terwijl iemand anders er een heel donker eighties-gevoel bij krijgt. En die verschillende opvattingen zijn heerlijk.”
Quinten: “Het bevindt zich allemaal wat op de balans van een weegschaal. Door een zucht kan het ofwel naar een droevige of net naar een vrolijke kant overhellen. Dat gevoel vind je in alle nummers op de ep.”
Ik hoor er ook wel wat Twin Peaks in.
Felix: “Wat Twin Peaks zo prachtig maakt is het magische en de nadruk op de natuur. Daar zijn wij ook wel mee bezig, misschien onbewust.”
Quinten: “Het is al vaak voorgekomen dat we aan een nummer werken en we plots op een klank botsen waarvan we instant denken dat het pure Twin Peaks is. Dan proberen we dat na te doen en komt er iets slechts uit (lacht).”
Kiezen jullie bewust voor die korrel, om wat af te stappen van het ‘hedendaagse’, als ik het zo mag omschrijven?
Quinten: “Ik vind onze muziek vrij hedendaags. De productie van ‘Boy boy’ vonden we zelfs redelijk riskant, omdat het best hedendaags was voor ons.”
Felix: “En ook: wat is hedendaags eigenlijk? In 2017 is ondertussen alles al gedaan. Als je met hedendaags de commerciële, veel te overgecompreste Studio Brussel-muziek bedoelt, met allemaal dezelfde structuren en autotunestemmen, dan vind ik inderdaad niet dat wij “moderne” muziek maken. Het leuke aan muziek maken in deze tijd is net dat je dat overzicht hebt van alle voorgaande muzikale decennia. Je kunt je eigen muziek dan toespitsen op iets dat je graag hoort of je na aan het hart ligt. Uiteindelijk zijn wij dan ook tot deze sound gekomen, die we ons eigen hebben gemaakt.”
Quinten: “Plus, we zitten ook met een beperking van onze instrumenten. We kunnen gewoon niets anders dan dit eruit krijgen (lacht). Als we een computer zouden gebruiken, zou dat al iets totaal anders geven.”
Felix: “Maar we vertrouwen computers niet.”
En Jasper Maekelberg, die viel wel te vertrouwen als producer?
Quinten: “Ja, crème van ne gast.”
Felix: “Héél leuke samenwerking, dat zouden we graag nog eens doen. Jasper is een perfectionist, iemand die weet wat hij wil. Wij weten ook wat we willen, dus dat maakte het wel leuk. Op dat vlak moesten wij er bijna geen woorden aan vuil maken. En dan het moment dat we naar de eindmix luisterden… dat was zalig. Emotioneel momentje, waarop we stilletjes weemoedig naar de Bazaar hier kwamen. Traantjes, traantjes, traantjes. En een beetje zatjes worden en het was klaar.”
En wat doet een mens dan?
Felix: “Dan komt net het leukste deel aan de job. Vanaf nu is het een heel ander soort werk waar we aan beginnen, met de liveshows en de interviews, onder andere. Maar we willen graag zo snel mogelijk en zoveel mogelijk nieuwe dingen doen.”
Quinten: “Het voelt al een beetje als een gesloten hoofdstuk en we willen graag aan het volgende beginnen. Of ineens aan een ander boek zelfs.”
Zou je zeggen dat jullie eerste hoofdstuk begon bij de enkele muziekwedstrijden waaraan jullie deelnamen (De Zes, Humo’s Rock Rally?)
Quinten: “Ik denk eerlijk gezegd dat we verder hadden gestaan zonder die wedstrijden. We hebben daar enorm veel tijd ingestoken en hadden zelfs een soort crisis of waanbeeld dat we onze muziek superhard moesten verkopen en aanpassen aan de norm. Dat idee hebben we volledig moeten laten varen en afbreken om deze ep te kunnen maken.”
Het wordt toch bijna aangenomen dat je er anders niet geraakt, zonder die wedstrijden? Of vergis ik me daarin?
Felix: “Ik geloof dat er een verandering in moet en zal komen. Maar uiteindelijk is dat de industrie gewoon, dat interesseert ons niet zozeer. Wij willen gewoon muziek maken en we zijn wel bezig met ons publiek en wat voor soort shows, maar niet met hoe we verkopen. Wel met het verhaal dat we creëren natuurlijk. Maar, we kunnen ook moeilijk alles alleen doen, het wordt op een bepaald niveau wel een vreemde business van je eigen creativiteit. Wat ook iets interessant kan zijn.”
Wat voor soort shows kunnen we dan verwachten?
Felix: “We zijn nu op zoek naar iets meer dan enkel een doek met wat visuals op. Ik zou graag samenwerken met meer visuele artiesten. Dramaturgisch gezien meer moeite steken in het liveconcept van onze show.”
Quinten: “De liveshows zijn inderdaad het tofste. In de studio zitten is een heel onzekere en twijfelachtige periode omdat je zo lang aan je eigen ding bezig bent. Je focust je er veel te hard op. Als je live speelt, dan gebeurt er gewoon iets. Je voelt het publiek meteen aan.”
Felix: “Ik voel soms na een optreden dat mijn knieën trillen, en dat je bijna kunt huilen van geluk (lacht). Dat zijn de mooiste momenten van je leven. Je bent dan heel kwetsbaar, ja, je stelt je natuurlijk open. Het is een gevoel dat je overvalt, en kan zo weer omdraaien.”
Wat zou voor jullie dé ideale locatie zijn voor een optreden?
Quinten: “Buiten in de schemer, wanneer je aan je set begint als het nog licht is en dan eindig je je show in het donker.”
Felix: “Zo van die heel trashy shows kunnen ook leuk zijn. Dan moet je ook wel in een trashy mood zijn.”
Quinten: “Onze muziek is daar nu wel niet geschikt voor, wij zijn geen Thee Oh Sees. Maar ’t is wel zalig om in een café te zitten waar iedereen alles kapot maakt. Maar optreden in een zaal als de Bourla lijkt me ook fijn. Misschien een beetje afstandelijker, met een zittend publiek, maar je kunt er heel schone dingen mee doen.”
Felix: “Of allebei, dat de bomma’s achteraan kunnen zitten. Ik wil keigraag dat mijn bomma is komt kijken, maar ja… die moet toch ergens kunnen zitten? Onze bomma’s moeten toch echt is komen kijken, Quinten?”
Quinten: “Ja, maar dat moet dan ook al vroeg zijn.”
Felix: “Zo oud zijn die nu ook weer niet. Enfin, het is daarom dat we ook cd’s hebben laten maken. Voor onze bomma’s.”
Jullie lijken me echt twee handen op één buik. Zit de rest van de band ook op diezelfde golflengte? Of zijn er toch opmerkelijke verschillen in “rollen”?
Quinten: “Ik denk dat we allemaal eigenlijk wel een beetje schizofreen zijn.”
Felix: “Miki (Michaël Lamiroy – synth) heeft zoveel verschillende karakters die hij soms, maanden aan een stuk, speelt. Heel grappig. Maar daaronder is het een heel lieve, gevoelige jongen. Simen is volgens mij nog de meest stabiele. Maar wel echt… ja, echt een bassist. Een vrij droge mens. Enfin, een natte mens ook.”
Quinten: “Echt de typische lange slungel die geen blijf weet met zijn armen tot hij een basgitaar vastheeft. Dan is het plaatje pas compleet. Oh, maar Simen is wel een hele goeie danser.” In tegenstelling tot Marnix, onze drummer, die denkt dat hij een goeie danser is. Kom maar eens kijken op onze after party.”
Felix: “Quinten is diegene die alles fikst. En een sjaggeraar – iemand die dingen koopt en verkoopt. En daardoor heel veel zeldzame synths heeft. Ik denk eigenlijk dat wij allemaal zeer zeemzoete jongens zijn. Een beetje té lief vaak. We zouden meer moeten zeggen wat onze mening is, maar vaak zwijgen we omdat we elkaar geen pijn willen doen.”
Quinten: “Wij hebben wel eens last van miscommunicatie, dat we niet echt de waarheid durven zeggen tegen elkaar. Dan hangt er een vreemde sfeer en durven we elkaar niet in de ogen kijken. Maar dan eten we iets en is alles terug in orde (lacht).”
Typisch mannen. Moest je ooit die open communicatie onder de knie krijgen, waar hoop je dan dat het nog naartoe zal gaan met Tin Fingers?
Quinten: “Naar de miljoenen, natuurlijk.”
Felix “Ja, geld. Geld is absoluut het belangrijkste. Eigenlijk hoop ik dat onze muziek nog verandert in de toekomst, dat we echt slechte techo gaan maken. Een beetje het Coldplay-verhaal. Fout gaan en keiveel geld verdienen! Oké oké mopje. Ik hoop dat geld nooit onze drijfveer wordt.”
Moest je nu helemaal van het padje afgaan en iets anders doen buiten muziek maken, wat zou dat zijn?
Felix: “Ik zou heel graag, als ik wat ouder ben, willen tuinieren. Maar echt hard tuinieren. Er alles over leren. Maar alleen nadat ik iets met muziek heb gedaan. Ik zou dat nu absoluut nog niet willen doen.”
Quinten: “Ik kan me momenteel geen leven voorstellen zonder muziek, maar ik werk wel graag met mijn handen. Instrumentenbouw studeer ik nu, maar bijvoorbeeld meubels maken, daar zou ik ook gelukkig van kunnen worden.”