Header image

Indiestyle luistert: Boards Of Canada

door Mattias Goossens

Naarmate de lockdown vordert, krimpt het lijstje met nuttige bezigheden. Daarom willen we jullie graag aansporen om jullie tijd nuttig te besteden, en wel door te luisteren naar volledige discografieën van artiesten waar je niet helemaal mee vertrouwd bent. Dat doen we onder de noemer ‘Indiestyle luistert’. Zelf zin om aan deze reeks mee te werken? Neem hier een kijkje en mail de artiesten die je wil ontdekken door naar info@indiestyle.be. Hier vind je een overzicht met alle luisterdagboeken.

Boards Of Canada is even spaarzaam in hun muziek als in het uitbrengen ervan. Toch heeft het duo sinds debuut-ep ‘Twoism’ een cultstatus opgebouwd binnen de electronica-scene. Lezers Alexander Delport, Christine Bonheure en Hannah Van Hoecke waagden zich aan de discografie van de Schotse broers Sandison.

In de wereld van IDM (Intelligent Dance Music voor de niet-ingewijden) is Boards Of Canada een naam als een klok. Voor mij was het niet zozeer de muziek van BOC die me aanvankelijk intrigeerde maar vooral de onofficiële videoclip van het nummer ‘Rogybiv’ die je op Youtube kan terugvinden. De muziek van BOC valt in mijn gedachte dan ook volledig samen met dit bonte allegaartje van beeldmateriaal. In de clip zien we een rist fragmenten van oude infomercials waarin wolkenkrabbers, computerschermen en beursbonzen de revue passeren. Als er een video de geest van de jaren ’80 ademt, dan is het wel deze. Onbeteugeld kapitalisme, de technologie die een plotse groeispurt krijgt, het laatste bedrijf van de Koude Oorlog dat wordt ingezet…   Het geheel roept emoties van zowel nostalgie als melancholie in me op. Maar ik wijk af. Wat ik met dit zijsprongetje eigenlijk zeggen wil, is dat het werk van BOC voor mij grotendeels onbekend terrein is, al sta ik wel te popelen om op verkenningstocht te gaan. Gezien hun legendarische status in de IDM-scene ben ik uiterst nieuwsgierig wat the big deal is met dit duo dat hun laatste langspeler in 2013 uitbracht. Ik verwacht me aan experimentele synths, bevreemdende soundscapes en ander ondefinieerbaar elektronisch tjingel-tjangel. Maar zo het gezegde wil: voorspellingen zijn altijd moeilijk. Zeker als ze over de toekomst gaan. Hoog tijd dus om de proef op de som te nemen. (Alexander)

Ik dacht dat ik Boards of Canada niet kende, maar ik heb me vergist…. Ik zag op Last.fm dat ik toch al een paar keer naar de band had geluisterd. Ik ben in mijn verzameling mp3’s gedoken en merkte dat ik ooit de plaat ‘Music has the right to children’ heb gekocht, wellicht op basis van de supergoede recensies. Maar die plaat wist me toen niet te overtuigen want ik weet er niets meer van. Afgaand op de groepsnaam denk ik dat ik zal luisteren naar een Canadese rockgroep. Ook dit blijkt een foute inschatting. De groep brengt ambientmuziek en komt uit Schotland begot. Op ontdekking dan maar. (Christine)

Boards Of Canada? Wie, wat? Nee, echt nog nooit van gehoord! Ik ben wel zeer geïntrigeerd als ik dit lees op  dé website der websites Wikipedia: “Een patroon dat veelvuldig terugkeert in de muziek van Boards Of Canana zijn de subliminale boodschappen, zoals verwijzingen naar de duivel. Het werd hen ook vaak verweten dat ze hun luisteraars probeerden te hersenspoelen.” Mijn interesse werd nog nooit zo hard gewerkt, laat maar komen! (Hannah) 

Twoism (1995)

Op de cover van Twoism – de bands debuut-ep met slechts acht nummers op – zien we twee Power Ranger-achtige sujets die hun hoofden harmonieus tegen elkaar laten rusten. Een bevreemdend beeld dat wel eens een metafoor zou kunnen zijn voor de plaat zelf. ‘Twoism’ is namelijk een blend van verschillende genres. Aan de ene kant is de plaat doordesemd van ambient. Het brengt een zekere rust met zich mee zonder daarbij slaapverwekkend te worden. Dat illustreert het laatste nummer ‘Smokes quantity/ 1986 summer fire’ waarbij een elektronisch orgel rustig uitdijt. Daartegenover staan subtiele hiphop-invloeden die het ritme doorheen de plaat vormgeven. In het titelnummer leidt die mix van simpele synths met eenvoudige beats tot een triphop-achtig nummer. In ‘Seeya later’ is de baslijn een knipoog naar de bombap-stijl die de hiphop van de jaren 90 kleurde. ‘Iced cooly’ had dan weer evengoed een instrumental van Connan Mockasin kunnen zijn. Terwijl de agressieve drums in ‘Basefree’ doen denken aan het werk van Aphex Twin. ‘Twoism’ gaat werkelijk alle kanten uit zonder daarbij uit de bocht te vliegen. Daar ligt dan ook mijn grootste en enige kritiek. Het ontbreekt het debuut aan een gek-maar-geniaal kantje dat we bij een artiest als Amon Tobin wel terugvinden. De ep blijft met zijn strakke, voorspelbare composities een beetje te braaf. De krijtlijnen zijn uitgezet. Nu nog buiten de lijntjes kleuren. (Alexander)

Rockmuziek? No way, dat heb ik meteen door. Boards Of Canada brengt instrumentale ambient. Geen lyrics. Geen strofes. Geen refreintjes. Mijn eerste indruk? Dit is niets voor mij. Ik hoor steeds dezelfde samples en hetzelfde ritme herhaald tot in het oneindige, en dat terwijl ik enorm van variatie hou. Aan de andere kant hou ik ook van de muziek van Jamy XX en James Blake en hun muziek blinkt ook niet uit door afwisseling. Bij een tweede luisterbeurt wordt mijn indruk iets beter. Het lijkt me muziek die ik kan opzetten als achtergrondmuziek bij het werk of als ik lees. Ik besef dat ik best kan leven met al die loops en herhalingen… Op voorwaarde dat het binnen de perken blijft. In het lied ‘Basefree’ hoor ik zes minuten hetzelfde sampletje. Toch een beetje te veel van het goede. (Christine)

Na een eerste luisterbeurt vond ik het moeilijk een oordeel te vellen. Ik luisterde het grondig en met veel aandacht en interesse, maar het kwam niet echt binnen. Mijn focus dwaalde continu af en naar mijn mening betekent zoiets dat ik die plaat absoluut niet zo speciaal vind. Een paar dagen later gaf ik het nog een kans, deze keer als achtergrondmuziek bij een goed boek. En pas dan kwam de schoonheid binnen. Deze ep breng me volledig tot rust en laat me tegelijk zin hebben in een feestje, een heel bevreemdende combinatie! De sound is rustgevend en bevat een beetje een lounge-vibe die gecreëerd wordt door de synths, al brengen de drums er toch meer in dan de – voor mij – standaard en basic loungemuziek. De drum kruipt er op het einde van het eerste nummer in, kent een hoogtepunt bij het nummer ‘Basefire’ om tot op het einde van het album er succesvol (en oh zo welkom) in te blijven. Ik betrap me erop om er glimlachend af en toe een danspasje bij te maken. Zoals bij het nummer ‘Iced cooly’, een van mijn favorietjes. Mijn focus ligt duidelijk niet meer uitsluitend op mijn boek. Kortom, geef het een kans en ik garandeer je 36 minuten rust en op het zelfde moment veel plezier. Repeat, please! (Hannah)

Music has the right to children (1998)

Als BOC bij ‘Twoism’ nog een stel slaapkamerproducers waren, klinken ze op hun eerste lp ondertussen als door de wol geverfde elektronisch muzikanten. De jongens laten de platgetreden paden voor wat ze zijn. De minder voor de hand liggende percussie-elementen zoals we die kennen van bij ‘Basefree’ weerklinken in nummers als ‘An eagle in your mind’ en ‘Pete standing alone’. Doorheen de hele lp duiken die kleine geluidjes trouwens overal op. Deze simpele details geven hun muziek een gelaagdheid zonder overkill. Ook opvallend is hun gebruik van samples op deze plaat. Zoals in het catchy ‘Rogybiv’, het psychedelische ‘The color fire’ en het ronduit hypnotiserende ‘Aquarius’. Maar de mini-geluidsfragmentjes zijn meer dan ornamenten of randanimatie. In ’Telephasic workshop’ vormt het samplewerk het ritmisch fundament van het nummer. Maar zelfs als al die sound snippets wegvallen, weet BOC met eenvoudige melodieën een ongelofelijke diepgang te creëren. ‘Olson’ raakt  de gevoelige snaar zonder alle registers open te trekken. Het duo houdt vast aan zijn oorspronkelijke formule van eenvoudige synths en beats maar doet er net dat schepje bovenop. De gasten weten – letterlijk en figuurlijk – op welke knoppen ze moeten drukken om raak te schieten. Uitgebalanceerd, origineel en toch toegankelijk. De kiemen gezaaid in ‘Twoism’ komen in dit album mooi tot bloei. Een sterke plaat zonder meer. (Alexander)

Dit is dus de plaat (in mp3-formaat) die ik ooit kocht, wellicht op basis van de maximale score op Pitchfork. Toen bleek het niet echt my cup of tea en ook nu is het niet mijn meug. Wat hoor ik? Drummachines, samplers en synthesizers, ambientmuziek en downtempo beats. De hele plaat roept herinneringen op aan een concert van Massive Attack waar ik bijna doodging van verveling (en dat terwijl het concert vijf sterren kreeg). Het is gewoon niet voor mij. In ‘Aquarius’ bestaat de tekst uit tig keer herhaling van het woord “orange“, een kind dat lacht, en het tellen van één tot oneindig. Echte loungemuziek vind ik dit. Minimalistisch geluid, perfect als achtergrondmuziek. Lijkt wel wat op de muziek van Max Richter, dat is trouwens ook de muziek die opligt telkens wanneer ik een massage krijg. Ik hoor een politiek getinte tekst. “Je hebt basisrechten als mens en die moet je beschermen, niemand doet het voor jou”.

Na ‘Twoism’, een korte intro van slechts een dik halfuur, ben ik 100 % klaar voor het echte werk: een langspeelplaat van welgeteld 71 minuten. En ik verklap het al meteen: ik ben instant fan. De coole samples en geluidsfragmenten die zo goed passen bij de opzwepende synths en de altijd aanwezige – maar zo onmisbare – drums. Elk nummer bevat dezelfde elementen, maar voelt toch zo anders aan. Daarom blijf ik, nummer per nummer, uitkijken naar het volgende. Het bouwt een soort van mysterie op dat ik graag wil doorgronden, een energie die ik wil blijven voelen. Wauw, is deze plaat uit 1998 voor mij al de verrassing van het jaar, of ben ik helemaal gehersenspoeld? Eind december vel ik een oordeel, beloofd! (Hannah)

Geogaddi (2002)

Met 23 tracks is ‘Geogaddi’ het album met de meeste nummers uit de catalogus van BOC. Het is ook een stuk meer experimenteel in vergelijking met hun vroeger werk. Zo bevat ‘Geogaddi’ een aantal interludes die alles aan elkaar dienen te weven. Een stramien binnen die intermezzo’s is ver te zoeken. ‘The smallest weird numberroept een sprookjesachtige beeld op terwijl ‘Diving stationklinkt als een buffetpiano die verzwolgen wordt in een zee van donkere soundscapes. Naast die meer organische sound onderscheidt Geogaddizich ook tegenover zijn twee voorgangers in de complexere structuren die de songs aannemen. Het simpele kleurenpalet van weleer krijgt er nu heel wat tinten bij. In ‘The devil is in the detailsmengt een vreemd soort gekraak met allerhande vervormde stemmen. In ‘Dawn chorus gaan distorted synths hand in hand met een reverb doordrongen gil.  De combinatie baart een eigenzinnige textuur die de composities van een nerveus kantje verzorgd en zo bijdraagt tot een meer onrustwekkende sound. Al bij al is ‘Geogaddiveruit de meest gewaagde en tegendraadse plaat van BOC tot nu toe. Rustgevende tussenstukken gelden als ademruimte voor een rist experimentele songs die je als luisteraar uitdagen. Geen enkel nummer op het album belichaamt die onvoorspelbaarheid meer als het laatste. ‘Magic windowbestaat namelijk integraal uit 1 minuut en 46 seconden oorverdovende stilte. (Alexander)

23 nummers voor een uur, korte deuntjes dus. Toch wel anders dan de voorgaande. Iets meer etnische invloeden heb ik de indruk, ik hoor een handtrommel en rare klanken in een vreemde taal. Het ritmisch herhalen van steeds weer dezelfde samples is bijna verdwenen. De hardere beats zorgen ervoor dat je spontaan en ritmisch meebeweegt. Ik vind deze plaat alleszins een stuk spannender. Veel synthesizers die toonladders bespelen van laag naar hoog en omgekeerd en weer die samples ondersteund door een drummachine. Maar goed, ik voel mijn heupen bewegen en ook mijn hoofd deint mee. In vrij veel nummers spelen valse noten de hoofdrol, mag ik dat zeggen? Er passeert zelfs wat klassieke muziek. (Christine)

‘Geogaddi’ ligt volledig in lijn van de vorige twee platen qua sound (drums, synths, samples – jullie kennen het al), maar het verschil zit hem in het gevoel. Waar in de vorige twee albums een positieve vibe overheerste in de vorm van jeugdigheid en vreugde die opgewerkt werden door het dansbare in de songs, staat het donkere hier meer centraal. Ik voel iets dreigend en ben continu op mijn hoede. Het heeft alles om een zeer goede plaat te zijn en dat is het ook, ik mis enkel – en zeker in coronatijden – het positieve en energetische van hun vorig werk. Op ‘The campfire headphase’ misschien, pretty please? (Hannah)

The campfire headface (2005)

Waar debuut ‘Twoism’ nog als een simpel Soundcloud-probeersel klonk, had ‘Geogaddi’ meer weg van een uit de hand gelopen experiment. Wie een patroon denkt te hebben ontwaard waarbij het oeuvre van BOC steeds ontoegankelijker wordt, dwaalt helaas. Op ‘The campfire headphase’ grijpt het duo terug naar hun originele sound. Zo klinkt de plaat terug minder intens en meer uitgebalanceerd. Het ligt misschien aan het feit dat ‘Geogaddi’ nog vers in mijn geheugen zit. Maar dit album klinkt net iets te  sober – zelfs flets – voor BOC-standaarden. Op nummers als ‘Dayvan cowboyen ‘Hey saturday sunzijn voor het eerst in de geschiedenis van de band voorzien van een gitaar. Jammer genoeg komen er alleen maar inspiratieloze riffs uit de klankkast. Op ‘Farewell fire’ na kan geen enkel nummer me echt beroeren. Na het bijna compromisloze ‘Geogaddi’ lijkt als tegenreactie de pendel van easy listening  te zijn doorgeslagen.’The campfire headphase’ doet meer aan als een verzameling wachtmuziek dan een volwaardig IDM-album. Tot nu toe het minst memorabele exemplaar op het lijstje. (Alexander)

Deze plaat vind ik veel rijker en melodieuzer dan de voorgaande. Hij is gevuld met kabbelende melodieuze muziek die zacht en warm binnenkomt. De obligate herhalingen, galm en vervormingen zijn er nog steeds, maar de melodie primeert. Ik ben onder de indruk van de schoonheid van het lied ‘Satellite anthem I carus’. Daarin hoor je zweverige, rustige en akoestische klanken vol natuurgeluiden, kabbelend water, eb en vloed, kwakende kikkers en eenden. Je laat je gedachten de vrije loop, voelt de rust over je neerdalen en wordt helemaal zen. Dit is de eerste plaat van Boards Of Canada waarbij ik denk: dit vind ik mooi! (Christine)

Hoewel ik nog steeds heel erg in de Boards of Canada-flow zit en zin heb om meer te ontdekken, moet ik eerlijk bekennen dat ik bij dit album het gevoel heb dat ik het beste al gehoord heb. Mijn eindoordeel is nog steeds goed, maar in de vorige platen vond ik telkens iets intrigerend of vernieuwend en dat vind ik hier helaas niet terug. De intro en het tweede nummer waren voor mij een schot in de roos, heel dromerig met veel dansbare energie. Check, ik was meteen mee! Nadien zwakt het snel af. Oké, af en toe een gitaartje kan me zeker bekoren (zeker bij ‘Dayvan cowboy’, wat een zalig nummer!), maar een meerwaarde vind ik het niet altijd. Het fascinerende is er duidelijk vanaf en niet alle nummers spreken even hard tot de verbeelding. Sommige nummers zijn – sorry not sorry – zelfs een beetje saai. Oei, ben ik immuun geworden voor de hersenspoeling van deze band? (Hannah)

Tomorrow’s harvest (2013)

Last but not least: Tomorrow’s Harvest. Op de albumcover zie ik een stad bij het ochtendgloren. Een majestueus zicht? Niet echt. Voor mij ligt geen gezellige ansichtkaart maar een shot uit een rampenfilm. Ironisch genoeg opent ‘Gemini’ – het eerste nummer op de plaat- met een korte medley die niet zou misstaan op het begin van een echte langspeelfilm. ‘Tomorrow’s harvest’ klinkt een stuk dreigender dan zijn voorganger. Donkere synths zorgen voor een zekere suspense die aanhoudt doorheen het album. Toch lijkt ‘Tomorrow’s harvest’ in hetzelfde bedje ziek te zijn als ’The campfire headphase’. Er zit in beiden een duidelijke lijn in op vlak van sound maar geen enkele track staat eigenlijk echt op zichzelf. Ik zie dit album dan ook eerder werken als begeleidende soundtrack op een videogame zoals Resident Evil. Op ‘Jacquard causeway’ na – waarin ik flitsen van hun vroeger werk hoor – springt er geen enkel nummer echt tussenuit. Beetje een anticlimax. (Alexander)

Van deze plaat ben ik minder fan dan van de vorige. Alles lijkt iets experimenteler, minder melodieus, donkerder, humeuriger en het tempo is nog een pak langzamer. Ook weer veel zichzelf herhalende elementen. Ik geef goede punten aan ‘Teaching for the dead’, in dat lied zwelt de muziek steeds meer aan in een mooie opbouw van zacht naar harder. Daar houd ik van. Dat is ook de manier hoe mijn topfavoriet Flying Horseman muziek maakt. Deze plaat geeft zichzelf niet meteen prijs, om alles te doorgronden heb je meerdere luisterbeurten nodig. Volgens mij beluister je deze plaat het best met een hoofdtelefoon op. Pas dan hoor je alle verschillende geluiden die achter, onder en op elkaar verscholen zitten. (Christine)

Ja lap, ik voel het al heel snel: dit is niet meer wat het geweest is. En tegelijk ook wel, want qua sound verandert er eigenlijk heel weinig doorheen de platen. Hun concept blijft hetzelfde. Voor mij voelt ‘Tomorrow’s harvest’ als een allegaartje van al het vorige: te weinig samenhang waarbij in het ene nummer mysterie wordt opgebouwd en in het volgend nummer dat compleet wordt teniet gedaan. Ik vind enkel consistentie in het feit dat het weer heel donker is. En dat vind ik jammer, aangezien ik vind dat ze net uitblinken met hun optimisme en het energetische van de beginplaten. Volgens mij dachten ze zoiets als: “Laten we na acht jaar nog eens iets maken, we nemen een beetje van alles wat we hebben. Deal with it!” (Hannah)

Conclusie

Met ‘Rogybiv’ in het achterhoofd ben ik aan één lange luistersessie van BOC begonnen. Ik had me ergens aan een aantal catchy nummers verwacht maar hoorde vooral dezelfde muziekformule terugkeren die met momenten zelfs verviel in een generische sound. ‘Music has the right to children’ is veruit hun interessantste werk. Toch denk ik dat een optreden van BOC meepikken de moeite kan zijn. Hun uiteenlopend oeuvre biedt alleszins genoeg stof om een interessante liveset aan elkaar te breien. (Alexander)

Ik heb er een groep bij die ik kan opzetten als ik werk of lees. Wordt er gezongen, dan gaat mijn aandacht altijd naar die tekst uit, en dan stokt het lezen of werken. Ideale achtergrondmuziek. Ik speel de naam van de groep ook door aan mij yoga-instructeur en massagespecialist. Ideaal voor die activiteiten. Ik heb het graag iets meer uptempo. (Christine)

Als groot liefhebber van indierock en het alternatieve genre (ik was stiekem heel jaloers op mensen die alle platen van Arctic Monkeys, Arcade Fire, Tame Impale of Sufjan Stevens mogen doorgronden) is dit voor mij iets helemaal anders. Na een eerste luisterbeurt vond ik het ook eerder als achtergrond werken, maar dat evolueerde al heel snel bij ‘Twoism’, ‘Music has the right to children’ enGeogaddi’. Dit zijn drie heel goede platen die ik absoluut de moeite waard vond om te ontdekken. De laatste twee platen zijn niet slecht, maar halen toch niet hetzelfde niveau. Maar hey, dit luisterexperiment levert me een erg leuke ontdekking op. Ik ga niet klagen, integendeel: ik begin opnieuw te luisteren! (Hannah)