Naar het schijnt zijn top tienlijstjes te mainstream en is er daarom voor geluksgetal zeven geopteerd. Dat maakt het kiezen extra moeilijk, vandaar het omvangrijke lijstje eervolle vermeldingen onderaan dit schrijfsel. Zeven platen dus, die mijn leven en muzieksmaak voor een groot deel beïnvloed en gevormd hebben. In mijn geval is dat zelfs vrij letterlijk: zodra ik rond een jaar of zestien bewust met muziek bezig begon te zijn, ben ik steeds verder blijven graven. Eerst schrapen aan de oppervlakte van wat er toen nieuw en oud was, vervolgens de meer obscure en onbekende goudklompjes proberen blootleggen. Bij het opstellen van dit overzicht heb ik gemerkt dat er vaak één bepaalde groep als springplank fungeerde voor het verder ontdekken van een bepaalde muziekstijl. Zeven springplanken, zeven keer duiken in mijn muzikale achtergrond.
Pixies – Doolittle
De eerste springplank is er meteen eentje van formaat. ‘Doolittle’ kan gezien worden als één van de grondleggers voor indierock zoals we die vandaag kennen. Toch was het geen van de vele klassiekers van dit album die me tot de alternatieve gitaarrock bekeerde. Daarvoor moeten we terug naar 2002, waar een toen tienjarige versie van mezelf druk bezig was met lego sorteren in de speelruimte bij ons thuis. Om het mediterende van dat uitzoeken en in doosjes steken een beetje te beperken besloot ik dat het wel een goed idee was om een compact radiootje bij me te installeren. En zo kwam het dat ik, ergens in november, geconfronteerd werd met een nummer dat door Roos Van Acker als aanloop naar de Tijdloze werd aangekondigd als ‘Where is my mind’. Ik heb lang nagedacht of ik een nog oudere muzikale herinnering heb, maar kwam niet verder dan ‘Alane’ van Wes. Dan toch liever ‘Where is my mind’ als fundering voor de verdere muzikale ontwikkeling. ‘Surfer rosa’ is achteraf toch minder van invloed geweest dan ‘Doolittle’, vandaar de uiteindelijke keuze.
Coldplay – A rush of blood to the head
Twee jaar later zit de ondertussen twaalfjarige Mattias op de achterbank van de auto, op de terugreis van een gezinsvakantie naar Zuid-Frankrijk. Uit de luidsprekers klinkt, net als de voorgaande twee weken, ‘A rush of bood to the head’. Met wat kwade wil kan je dit als brainwashing zien maar gegeven dat het Coldplay of Samson & Gert was (voor mijn jongere broers) begrijp je dat het zo slecht nog niet was. Geen kwaad woord over de eerste twee albums van Coldplay: uitmuntende popmuziek waarvan er tegenwoordig af en toe nog een doorslagje à la James Bay op de radio passeert. Coldplay bleek een geschikte sluis naar alle indiepop die toen zo populair was: eerst Keane en The Killers, later Bloc Party, Arctic Monkeys, Franz Ferdinand, Editors, Muse, Oasis en Radiohead. Dat soort groepen zouden de soundtrack van mijn pubertijd vormen. Als zestienjarige viel het me wel al op dat dit soort groepen niet de populairste waren bij de meeste van mijn klasgenootjes – iets waar ik me toen op onzekere momenten wel eens vragen over durfde stellen. Gelukkig zou daar na het middelbaar snel verandering in komen.
Explosions In The Sky – The earth is not a cold dead place
Ah, radio. Niet zo verrassend dat net dit medium zo’n grote invloed heeft gehad in mijn muzikale ontdekkingstocht. Want wie naast de dagprogrammatie kijkt ziet nog steeds een relevant en interessant aanbod aan muziek. Een nieuwe gsm op mijn zestiende betekende dat ik zondagavond nog radio kon luisteren terwijl ik in bed huiswerk maakte, en Ayco leerde mij meer namen dan welke cursus ook. Okkervil River, Sebadoh, Bon Iver, Mogwai, Sigur Ros, Rogue Wave, Fleet Foxes, Pinback, God Is An Astronaut, 65daysofstatic, Great Lake Swimmers… Het lijstje Duysterklassiekers is lang en toch torent er één groep bovenuit voor mij: Explosions In The Sky. De eerste keer dat ik ‘Your hand in mine’ hoorde wist ik niet wat me overkwam: dat instrumentale muziek zo veel emotie kon opwekken was mij tot voorheen vreemd. Ik was geïntrigeerd en begon het genre post-rock uit te spitten, met enkele eerdergenoemde namen tot gevolg. In 2013 zag ik Explosions voor het eerst live op Pukkelpop – het contrast met de storm twee uur later kan niet groter zijn. Exact twee maand later speelden ze opnieuw in Hasselt, ditmaal in de Muziekodroom. Explosions In The Sky is daarmee ongewild ook mijn PKP2013 band, en ‘The earth is not a cold dead place’ is een toepasselijke plaat bij zoveel dramatische overmacht, of het nu over windhozen of liefdesperikelen gaat.
The National – Boxer
Als we het dan toch over impact hebben is het ontdekken van The National een serieuze inslaande bom geweest. Geen idee wat juist deze band zo speciaal maakte dat ze zo’n blijvende indruk hebben gemaakt, maar feit is dat The National wellicht mijn favoriete band is. Door hun singles komt het niet; ‘Bloodbuzz Ohio’ of ‘Demons’ vind ik van hun mindere werk. Het is ‘Boxer’, dat met zijn ingetogen melancholie en zelfrelativerend cynisme – “I leaned on the wall, the wall leaned away” – me pakte en vasthield. Of neem nu deze zinssnede uit opener ‘Fake empire’: “It’s hard to keep track of you, falling through the sky”. Dat had een goedkope openingszin kunnen zijn, maar in handen van de twee tweelingbroers Dessner en Devendorf en zanger Matt Berninger wordt het een flardje poppoëzie. ‘Squalor Victoria’ is op plaat een door drum voortgestuwde pianoballad, live is het een verzengende meeschreeuwer. Ook daarin ligt de sterkte van de groep. Zeven keer zag ik Matt Berninger al flessen wijn verzwelgen op een podium, waarbij hun passage in het Koninklijk Circus het dichtste bij de perfectie kwam. Een groep die me nauw aan het hard ligt en die waardig haar succes heeft verdient. Want ondanks het commerciële succes dat ze met ‘High violet’ en ‘Trouble will find me’ hebben vergaard blijft ‘Boxer’ me het dierbaarst. Al is het maar voor ‘Slow show’, één van de mooiste liefdesliedjes die er zijn.
“You know I dreamed about you
for twenty-nine years before I saw you
You know I dreamed about you
I missed you for
for twenty-nine years”
Veel mooier wordt het niet.
Bonobo – Black sands
Hoewel mijn muzieksmaak zich hoofdzakelijk uitstrekt over een breed spectrum gitaargenres kan ik de betere elektronica zeker waarderen. Toen ik jonger was waren dat dan vooral bands als Pendulum, Boys Noize, Daft Punk en Arsenal. In mijn leidingsjaren in de lokale scoutsgroep maakte ik via medeleiding, die vooral naar hiphop en elektronica luisterden, kennis met Bonobo, en dat was op z’n minst een verrijkende ervaring te noemen. Mijn interesse was gewekt en zo kwam ik artiesten als Caribou, Four Tet, Boards Of Canada, Parov Stelar, Jamie XX, Mount Kimbie en Shlohmo op het spoor. Op een festival geef ik steeds de voorkeur aan bands als die gelijktijdig geprogrammeerd staan met een dj, maar dit soort artiesten kan wel op mijn volledige waardering rekenen. ‘Black sands’ van Bonobo werpt zich op als een perfecte allround plaat. Feestje? Zet ‘Kiara’ op. Etentje? ‘Animals’ of het titelnummer. Troost nodig? ‘Stay The Same’. Een achtergrondplaat die zijn geheimen pas prijsgeeft wanneer je hem op de voorgrond plaatst, en daardoor een absolute aanrader.
David Bowie – Ziggy Stardust & The Spiders From Mars
Veel tieners worden beïnvloed door de platenkast van hun vader, en ik ben daarin geen uitzondering. Pink Floyd, Led Zeppelin, Neil Young, AC/DC en The Rolling Stones werden warm aanbevolen en ik vind al die groepen ook erg goed. Toch was er heel wat muzikale geschiedenis die een blinde kaart bleef en waar ik door de jaren heen vertrouwd mee ben geraakt – The Beatles, om maar een groepje te noemen. Op uitwisseling in Southampton in the UK raakte ik echter in de ban van David Bowie. Een intrigerende artiest die zijn invloed niet enkel heeft laten gelden binnen de muziek. Ziggy Stardust, zijn meest succesvolle plaat, ligt me het nauwst aan het hard, al zijn ‘s mans albums moeilijk met elkaar te vergelijken doordat ze zo uiteenlopend zijn. Meteen één van de grootste sterktes van één van de grootste artiesten van de 20ste eeuw. Ziggy Stardust bleek mijn toegangspoort tot ‘Let’s dance’, ‘Low’, ‘Hunky Dory’, ‘Aladdin Sane’, ‘Station to station’ en ‘Space oddity’. Mijn favoriet van de plaat is ‘Starman’, een nummer dat op de wekelijkse rock & roll feestjes in Southampton steevast als uitsmijter werd gedraaid. Het hoeft niet altijd ‘Don’t look back in anger’ te zijn.
Ty Segall – Melted
Wie goed bezig is om het tot de (half)god van de 21ste eeuwse gitaarmuziek te schoppen is Ty Segall, een twintiger uit San Francisco die het aantal bands waar hij lid van is niet meer op één hand kan tellen. Hij is ook enorm productief: meerdere ep’s per jaar en tussendoor een album met een project van hem is doodnormaal. Ty Segall is een vrij recente ontdekking die gepaard gaat met het opnieuw appreciëren van Amerikaanse muziek in een land waar het vooral Britse bands zijn die gehypete worden. Amerika is meer dan country en EDM en dat bewijst Segall als geen ander met rauwe garagerock. Als hij aan dit tempo verder doet speelt hij binnen tien jaar alle concurrentie naar huis. Ty Segall was ook de eerste artiest de me dankzij zijn label (Burger Records/Drag City) meer artiesten heeft doen ontdekken. Vroeger besteedde ik daar weinig aandacht aan, terwijl ik nu al sneller eens ga kijken welke artiesten er zo allemaal samenhokken op een label (Innovative Leisure en Young Turks bijvoorbeeld). Dat leidt soms tot interessante ontdekkingen en linken die je niet altijd snel zou verwachten.
Eervolle vermeldingen die de selectie niet haalden: Pink Floyd – Wish You Were Here, The XX – XX, QOTSA – Songs For The Deaf, The Antlers – Hospice, The Beatles – Sgt. Peppers, Oasis – Definitely Maybe, Editors – An End Has A Start, Arcade Fire – The Suburbs, Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That’s What I’m Not, Muse – HAARP, Bon Iver – Bon Iver, Bon Iver, The Gaslight Anthem – The ’59 Sound, Radiohead – In Rainbows, The Strokes – Is This It, The White Stripes – White Blood Cells, Real Estate – Days, Bob Dylan – Blood On The Tracks