Donderdag is het zover! Indiestyle.be presenteert dan in samenwerking met Unday Records Yuko en Dans Dans in de Botanique. Tickets koop je hier, maar om je optimaal voor te bereiden gaan wij samen met jou nog eens op reis door het laatste album van Dans Dans. Lees en luister je een weg doorheen ‘3’.
Indiestyle: ‘Zephyr’ deed ons heel erg denken aan westernfilms. Horen jullie dat ook?
Bert: “Nee, absoluut niet! Ik ben wel een filmfreak, maar westerns zijn niet echt mijn ding. Er zijn wel lijnen te trekken tussen beeld en cinema en onze muziek. Het gaat dan vooral over het ruimtelijke en de contrasten die je daarin kan maken. Dat zijn eveneens de termen waarmee we over muziek praten en waarin we improviseren op het podium. ‘Zephyr’ associeer ik zelf met een heel open gevoel. ‘Coffee grounds’ vind ik dan weer een heel gesloten song, bijna claustrofobisch.”
Indiestyle: Praten jullie vaak over welke richting Dans Dans uitgaat, hoe iets moet klinken?
Bert: “Die gesprekken vinden soms plaats, maar dan heel erg gecondenseerd en snel. Er zit geen groot plan achter de plaat of de songs. Voor ‘3’ hebben we in totaal drie dagen samengezeten, die tijd heb je dan niet. Wel is elk nieuw album een weergave van hoe we reageerden op mekaars aanwezige klankenpalet, gecombineerd met onze erg diverse smaken. Zo bracht Steven deze keer een collectie drumpads mee.”
Steven: “Na de vorige plaat had ik, vooral live, het gevoel dat de andere gasten zich heel makkelijk konden verliezen in diepe texturen. Bert heeft een arsenaal aan pedalen en Fred heeft een mooie synth waar hij live mee kan spelen. Ik kan dat wel op drums, maar het blijft akoestisch. Vandaar zocht ik een manier om ook de laagte in te duiken. In de studio zorgde het uiteraard voor een nieuw en inspirerend gevoel.”
Fred: “Ik ben vooral blij dat we op deze plaat duidelijk gemaakt hebben dat het trio het belangrijkste lid van Dans Dans is. Op vorig werk was het soms ambigue, kreeg je het gevoel dat de ritmesectie ondergeschikt was aan de solist. Dat vooroordeel hebben we nu succesvol doorbroken.”
Indiestyle: Hoe zou je die ritmesectie omschrijven?
Fred: “Als ons collectief onderbewuste. Het beste resultaat bereik je als je niet meer weet wie welke klank heeft gemaakt, en als je heel natuurlijk kan nadenken over waar je complementair iets kan betekenen. Al is dat laatste soms nefast, uiteindelijk is het ideale in muziek maken jezelf te vergeten.”
Indiestyle: ‘Take a close look’ is voor ons het perfecte voorbeeld van hoe strak jullie op mekaar zijn ingespeeld. Hoelang duurt het voor zo’n geoliede machine ontstaat?
Bert: “Ten eerste spelen we natuurlijk al heel lang samen. Fred ken ik sinds 2000. Onlangs liep ik het café binnen waar we voor het eerst samen met Steven een concert speelden. Dat gevoel van ontdekking kwam helemaal terug, het besef dat Steven iemand was die ons muzikaal helemaal vervolledigde. Ten tweede hebben we allemaal een achtergrond in de jazzmuziek. De vrijheid en de methodes om binnen die vrijheid je eigen ding te kunnen doen staan daar centraal. Dat helpt.”
Indiestyle: Jullie zijn vaker met andere bands op tour dan met Dans Dans. Verdwijnt de chemie niet te snel?
Bert: “Ik zou zelfs zeggen dat het ons helpt. Het houdt ons fris, het wekt iedere keer weer die drang op om samen opnieuw op de planken te staan. Vaak lukt zelfs een repetitie inplannen voor een optreden niet, en houden we de soundcheck heel erg kort. De foutjes op het podium ontvangen we als een bron om iets nieuws te ontdekken, en dat lukt steeds beter omdat we muzikaal fenomenaal gegroeid zijn. Het leukste aan mekaar maanden niet zien, is het eigen karakter dat elke concertenreeks krijgt.”
Steven: “Die mogelijke misverstanden en dat fragiele, die kans dat we mekaar niet terugvinden maakt het ook plezant. Je moet het zien als een uitdaging, want het gaat nooit zonder slag of stoot, waar we heel hard naar uitkijken. Elke keer weer komen we samen vanuit heel andere rollen, zowel op persoonlijk als muzikaal vlak, en moeten we zoeken naar hoe onze individuele kenmerken terug het geheel Dans Dans kunnen worden.”
Fred: “Onlangs speelden we in Kuurne en hadden we elk duidelijk andere verwachtingen van hoe het concert moest lopen. Gecombineerd met lang niet samenspelen zorgde dat bij ieder van ons voor een teleurgesteld gevoel. En toch vond de entourage en het publiek het een spetterend concert.”
Indiestyle: ‘Fleurette africaine’ is uiteraard een cover van Duke Ellington, Charles Mingus en Max Roach. Die kenden bij het opnemen van ‘Money jungle’ heel wat spanningen in de studio. Houden jullie daar rekening mee als je zo’n iconisch nummer covert?
Bert: “Nee, die onrust creëren we op onze eigen natuurlijke manier zelf. Er is een constante spanning tussen mezelf en Fred aanwezig die heel erg in onze muziek kruipt. Steven fungeert dan weer als tussenpersoon. ‘Fleurette africaine’ wilde ik al heel lang opnemen, en ik ben echt trots op het resultaat. De baslijn van Mingus hebben we weggelaten, die kan je gewoon niet nadoen. Maar de manier waarop de linkerhand van de piano door Fred wordt gespeeld is simpelweg geweldig.”
Steven: “Omdat ik zoveel bezig ben met instrumentale muziek heb ik de neiging op elk klein detail te letten. In mijn spelen veruitwendigt zich dat in veel ruimte, in het opletten om alles vol klanken te proppen. Dat hoor je ook in de covers die we spelen en hoe we daarmee omgaan: soms is een bepaalde groove isoleren en erin volharden beter dan eindeloos te variëren.”
Indiestyle: De manier waarop het nummer openbreekt in het midden is wel een geniale bijdrage.
Bert: “We zijn totaal niet bezig met het origineel en zijn dus helemaal niet bang om onszelf te zijn, het gebeurt vaak dat we op voorstel van iemand een cover spelen die de rest eigenlijk van haar noch pluimen kent. Dat stuk waar je over praat is trouwens nu live heel erg gegroeid en veranderd. De laatste concertenreeks speelde Fred er een fantastische bassolo over.”
Indiestyle: Zorgen die drumpads ook voor een ander gevoel op het podium?
Steven: “Ik heb niet het gevoel dat die pads dezelfde functie hebben live als in de studio. Het tempo en de feel van elke song veranderen, vaak onbewust, quasi onmiddellijk nadat we de laatste noten hebben ingespeeld, dus dan moet je met die pads opnieuw zien te improviseren en in te spelen op de anderen.”
Indiestyle: ‘Bloed en dromen’ is een Nederlandstalige titel, hetgeen ons tot de vraag noopt hoeveel Strand er in ‘3’ geslopen is?
Bert: “Niet erg veel denk ik, al ben ik wel de enige van de band die met taal bezig is. ‘Bloed en dromen’ komt van een gedicht van Borges, net als een nummer op de vorige plaat maar deze keer van een vertaald werk. We moesten elk de titels verzinnen voor de muziek waar we mee opdaagden, en bij de mijne zie je toch een klein thema ontstaan rond “kijken”: ‘Miraggio’ met de luchtspiegeling en ‘Take a close look’ spreekt voor zich. Voor de anderen is het lastiger, zo moest Fred bij wijze van spreken nog beslissen toen het boekje naar de drukker moest.”
Fred: “Ik ben binnen Dans Dans wat minder conceptueel ingesteld, het geheel van mijn titels hebben dus geen voorbedachte betekenis. Eén iemand is meer dan genoeg in een band, dan blijft er vrede. Het gaat meer individueel per nummer. Zo verwijst ‘Zephyr’ naar de wind en de gelijknamige God, de naam ‘Coffee grounds’ heeft dan weer te maken met het zenuwachtige gevoel dat je van koffie krijgt, en ook wel met de sporen die de drank achterlaat in een kopje.”
Indiestyle: Het muzikale kunnen we eveneens omschrijven als een taal, of als een dialoog.
Steven: “We spreken dezelfde taal, dat is zeker. Ik zie daar toch terug onze gemeenschappelijke jazzachtergronden in, dat heeft in ons een zaadje geplant: jazz en vrijheid als mentaliteit. Ik zie mezelf nog altijd eerst als jazzmuzikant, of misschien beter gezegd improvisator dan drummer of eender wat anders.”
Fred: “Die vrijheid had ik al voor ik naar jazz begon te luisteren of te spelen, toen ik bezig was met rock en punk en zelfs klassieke muziek. Ik ben jazz beginnen studeren omdat het me fascineerde en omdat je er interessante theorie uit kon leren. Het genre leert je niet meteen vrij te zijn, maar het leert je wel er naar te zoeken binnen vaste structuren en hoe je een idee vangt en kristalliseert tijdens improvisatie. Uiteindelijk werkt zelfs freejazz met bepaalde structuren, dat kan je niet loskoppelen. Jazz is gewoon het onverwachte en de stimulatie altijd opzoeken, en dan reageren met je ingewanden. Een klassiek geschoolde violist gaat helemaal anders reageren op een imperfectie dan wij.”
Indiestyle: Is de dialoog dan anders als je speelt met iemand die geen jazzopleiding gehad heeft?
Fred: “Je voelt het wel. Je vindt dan moeilijker een gemene deler en je moet spelen met een ander vocabulaire.”
Indiestyle: Ook het opnemen moet heel snel gaan. Hoe voelen jullie je daarbij?
Bert: “Het hoort opnieuw bij dat typische karakter van Dans Dans. ‘Zephyr’ was bijvoorbeeld al opgenomen door Fred op z’n laptop, met twee à drie pianolagen. Daar improviseren we dan een uurtje op, en als het klikt, komt het op de plaat. We zoeken daarbij vooral naar verschillende manieren om een melodie te spelen. Nu lijkt het alsof die songs al vastliggen, maar het moment en de improvisatie overheersen toch opnieuw als iemand z’n arrangement voorstelt. Vaak groeien er compleet nieuwe dingen uit zo’n sessie.”
Fred: “Ik neem thuis altijd een hoop geïmproviseerde ideeën op met een hoop verschillende instrumenten. Daar zit dan nog niet per se een richting in. Als we met de groep samenkomen breng ik ze mee naar de repetitie. ’Zephyr’ vond ik eigenlijk niet zo heel geschikt voor Dans Dans. Oorspronkelijk zat de melodie in een bas- en pianopartij. Het stuk voelde erg lichtzinnig en dromerig aan. In de evolutie zie je goed hoe we het aanpakken: nu vind je de melodie terug in de gitaar, en heeft het een wat donkerder karakter gekregen. Tegelijk voel je die dromerige wortels nog: alleen is het timbre wat duisterder geworden. Dat is ook Dans Dans: een idee afstaan en dan het zien groeien en evolueren.”
Steven: “Ja, dat is de essentie van Dans Dans zowel live als op het podium, al zou ik soms graag een paar dagen extra hebben om te werken in de studio. Nu heb ik er een heel erg naakt gevoel bij. Maar de groep draait om aanvaarden wat je gespeeld hebt, het een plaats geven en dan loslaten. Je kan altijd blijven improviseren. Die druk geeft ons plaats om intensief bezig te zijn met andere dingen, al zou ik Dans Dans nooit ofte nimmer als hobbyproject of zelfs gewoon project omschrijven.”
Indiestyle: Dans Dans is één van de weinige groepen die de spreidstand maakt tussen een jazzpubliek en een meer alternatief gerichte doelgroep. Hoe voelen jullie je daarbij?
Bert: “Ik voel het verschil wel, als het gaat over live spelen. Dat sacrale karakter van jazzconcerten trekt me ook niet zo aan. En misschien het feit dat ik er wel eens oud-leerkrachten tegen het lijf loop. Ik krijg dan het gevoel terug op het conservatorium te zitten, als gitarist die niet echt voldoet aan de vereisten. Het is een vorm van verlammend zelfbewustzijn. Bij een rockpubliek heb ik nog nooit het gevoel gehad dat ze niet mee waren. We passen ons aan aan de setting en trekken altijd iedereen mee in onze wereld.”
Steven: “Het is confronterend omdat we plaat na plaat toch verder weg evolueren van jazz. Een puristisch publiek werkt dan angstaanjagend. Maar het is ook een combinatie van die sacrale sfeer, alsof de muziek niet direct ontvangen wordt, en het zittende publiek. Dan heb je de neiging harder te werken en anders te spelen.”
Fred: “Ik weet niet of je het kan onderscheiden van mekaar. Het grootste verschil zit hem in de keuze van de zalen en de opbouw. Zitten aan een stoel en tafel creëert een heel andere speelruimte dan mensen die rechtstaan. Daarnaast moet je rekening houden met het feit dat rechtstaande mensen vaak dichter bij het podium komen staan er dus ook fysiek minder afstand is. Dan kan je één worden met de zaal. Je voelt zo’n publiek echt deelnemen aan het concert, aan het immateriële van zo’n ervaring. Een jazzpubliek gaat meteen analyseren, en dat beïnvloedt ons spel. We moeten bewijzen dat we de traditie kennen, dat we onze toonladders weten staan en dan word je zelfbewust, dan kan je je minder verliezen in de muziek. Je krijgt het gevoel dat ze emotioneel niet mee zijn. Nochtans kan je ook hoge intellectualiteit combineren met guts, denk maar aan Ligeti. Althans dat is mijn standpunt, ik heb nogal de gewoonte om mijn rug naar het publiek te keren en gewoon in het spelen te kruipen. Hoe minder visuele prikkels en hoe donkerder de zaal, hoe beter de muziek. Dat is misschien nog wel het grootste verschil.”
Indiestyle: Op ‘Miraggio’ horen we weer zo’n typische vocal sample. Waar haal je die vandaan?
Bert: “Die komen vaak vanop cassettes met opnames die ik maakte tussen 1995 en 2001. Op ‘Miraggio’ is het een stuk uit een vroege Antonioni-film die op de televisie langskwam. Op ‘Fleurette africaine’ is het dan weer een opname van een ex-lief van me die ‘Old house’ zingt. Het klinkt misschien als een echte oude jazz-zangeres, maar dat vintage gevoel krijg je sowieso als je iets afspeelt doorheen een gitaarversterker.”
Indiestyle: Bestaat er geen gevaar dat het meer een trucje wordt dan iets dat kwalitatiefs bijdraagt?
Bert: “Nu ja, tot nu toe marcheert het toch echt. Ook live. Het lijkt dan misschien nog meer op een gimmick, maar als ik beslis in mijn cassettes te rommelen zorgt dat voor een boel interessante gevolgen op het podium. Mijn gitaarspelen wordt beperkt waardoor ik anders moet improviseren, en het geeft de kans aan Fred en Steven om de ruimte te vullen die daardoor vrijkomt. Ik ben gewoon verslaafd aan die handeling.”
Steven: “Bert is toch een heel klein beetje een traditionele gitarist die graag alles vertelt. Als hij zich wijdt aan textuur maken, dan krijgen Fred en ik de kans om zelf een narratieve rol te gaan spelen.”
Indiestyle: Krijgen we dan klassieke jazzsolo’s?
Steven: “Nee, die hoor ik wel heel graag, maar dat komt bij mij niet vanzelf. Het komt eerder subtieler, waardoor ik na een concert vaak een compliment krijg over een solo die ik zelf niet als zodanig zou benoemen. Misschien dat ik dan zodanig in de groove zit dat ik het zelf niet hoor, maar wel voel dat het tijd is om me iets meer te profileren.”
Indiestyle: ‘Htes to vradi sto teke mas’, waar gaat die titel over?
Fred: “Die komt van Griekse underground-muziek, meer bepaald de Rebetiko. Bert en ik spelen ook bouzouki dus we hebben daar wel een band en een invloed mee. Wat me aangrijpt bij die stijl is het sociale gevoel. Het werd gespeeld door mensen die de noodzaak voelden tijd bij mekaar door te brengen, om een gemeenschap te vormen. Ze werden gemarginaliseerd en kregen heel veel last met de autoriteiten, die soms hun instrumenten in beslag namen. Veel van de nummers gaan ook net over die conflicten. Maar die muziek bestaat enkel en alleen om de muziek, het geweldige is dat ze nooit echt gecommercialiseerd werd. Die dwingende noodzaak om een gemeenschap te worden, dat zijn eigenlijk evengoed de wortels van jazz en punk en rock. Dat vind ik heerlijk.”