Xiu Xiu (spreek uit als ‘shoe shoe’) koppelt al twee decennia lang excentrieke waanzin aan naargeestige somberheid. Beide uitersten van Jamie Stewarts universum behoeden de band ervoor de mainstream radiostations te halen. Al leverde het hem wel schare trouwe fans op. De titel van de plaat kon niet toepasselijker ‘Oh not’ heten, zie de dagelijkse curves die we te verwerken krijgen. Het album staat deze keer echter in het teken van hoop nadat fans en vrienden hem doorheen een moeilijke periode hielpen. Als een symbool van dankbaarheid werden talloze gasten uitgenodigd om het naar opera neigende stemgeluid van Stewart wat meer behapbaar te maken.
Zo leent in de sterke opener ‘Sad mezcalita’ niemand minder dan Sharon van Etten haar stem voor een ijzig duet dat wanhoop als drijvende emotie heeft. Hoewel ‘pleasen’ een werkwoord is dat Stewart niet kent, heeft het nummer een vrij traditioneel verloop en straalt het een radiovriendelijkheid uit die niet zou misstaan in een programma als Duyster.
Anders dan op voorgaand werk zijn onrustige chaos en dwingende razernij in de minderheid. ‘Oh no’ is een trage, slepende koortsdroom die je moedig moet uitzweten zonder te willen vluchten. ‘Fuzz gong fight’ is een beklemmende trip, gedreven door een onheilspellend orgel. De spoken word die het nummer siert komt van partner in crime Angela Sio. Jonathan Meiburg van Shearwater geeft zijn stem aan ‘It bothers me all the time’. Het nummer had zo als extra rustpunt op ‘s mans Palo Santo had kunnen belanden. Met Twin Shadow klinkt ‘Saint Dymphna’ als een donkere gothic-song die zich onmeedogenloos in je brein vastpint.
Slechts een paar keer breekt Xiu Xiu uit de wat sinistere sfeer. Met het al even onconventionele Liars is ‘Rumpus room’ meer een pastiche dan een echt nummer. Meer chaos dan structuur. Meer onzin dat iets wat steek houdt wat lyrics betreft. In ‘a bottle of rum’ met Liz Harris doet Xiu Xiu dan weer voor het eerst een poging tot het vormen van een popgroep. Zelden heeft de band toegankelijker geklonken dan dit, zelfs niet op de naar hun normen poppy voorganger ‘Forget’.
En uiteraard is er nog de cover van The Cures ‘One hundred years’ (met de hulp van Chelsea Wolfe). Erg veel voegt Stewarts versie niet toe aan het origineel. Eigenlijk zouden er strenge straffen moeten worden uitgedeeld op het proberen coveren van de opperkraai. Toch vergeven we Stewart net iets eerder een zonde – elementair respect voor wie vatbaar is voor elke geestelijke aandoening die we ons kunnen bedenken.
Is ‘Oh no’ een goede plaat? Zoals altijd vinden we dat een moeilijke vraag. We hebben graag gekheid. We houden van wat getormenteerd jammeren en wat pathos kan ons altijd wel bekoren, maar trop is soms te veel. Aan sommige nummers, zoals ‘Goodbye for good’ (met Greg Saunier), het titelnummer (met Susanne Sachsse) of ‘Knock out’ (met Alice Bag) kunnen we geen touw vastknopen. ‘Oh no’ is bovenal een Xiu Xiu plaat: eentje waarvan het de maker Siberisch koud laat wat anderen ervan vinden. Net om die reden bezet de band zo’n bijzonder plaatsje in het muzieklandschap.