‘Sprinter’ is een plakkerig goedje. De eerste single en opener ‘Strange hellos’ baant zich allesverwoestend een weg door je lichaam om zich stevig vast te kleven aan je ribben en niet meer los te laten. De Amerikaanse – van Georgia naar Brooklyn – Mackenzie Scott kookt onder de oppervlakte en bouwt langzaam op tot ze even de touwtjes loslaat in goedgemikte mini-explosies.
‘Honey’ uit haar debuut indiceerde al wat de singer-songwriter in haar mars had. Op haar tweede heeft Scott echter meer focus, een sterkere uitvoering en scherper schrift. Scott onderhandelt in haar lyrics met het verleden, waar ze vandaan komt (want ze werd geadopteerd), de onzin van alles en vooral ook het van zich afzetten van opgroeien in de schaduw van het Baptisme. De teksten – ingrijpend, betekenisvol en persoonlijk – blijven nazinderen. Is het door de dreiging, bangheid, verwarring en hoop in de stem van Scott?
Of is het door de begeleiding? Het sonische op ‘Sprinter’ grijpt aan. Deze sterke tweede klinkt duister en broeierig, mede door de productie van PJ Harvey-drummer/producer Rob Ellis en inbreng van Portishead-gitarist Adrian Utley. Alhoewel, gedrenkt in tonnen reverb overwinnnen uiteindelijk toch alleen maar emoties. Enkel door de St. Vincent-robotriffs in ‘Cowboy guilt’ (niet toevallig, Scott heeft een ‘Strange mercy’-tattoo) konden we even naar adem snakken. Al een geluk, want lyrics als “The darkness fears / What darkness knows / But if you’ve never known the darkness / Then you’re the one who fears the most” komen hard aan. En dat op haar 24ste.
Album verdeeld door PIAS.