De Parijse rapper Lomepal, Antoine Valentinelli voor de vrienden, werd op korte tijd immens populair. In eigen land, en ook in Wallonië en onze hoofdstad – remember het uitzínnige concert op Dour afgelopen zomer. Met ’70’, ‘Ray Liotta’ en ‘Yeux disent’, scoorde hij vorig jaar dan ook onvergetelijke hits die de perfecte balans vinden tussen hiphop en pop. Ten tijde van het debuut ‘Flip’ werd hij hier wel eens ‘de Franse Roméo Elvis’ genoemd, maar met opvolger ‘Jeannine’ bewijst hij vooral gewoon zichzelf te zijn.
Lomepal is nooit de meest macho rapper geweest – op de cover van ‘Flip’ prijkt hij zelfs verkleed als vrouw – maar op ‘Jeannine’ laat hij zich van een wel héél gevoelige kant zien. Het album is vernoemd naar zijn grootmoeder, die mentaal ten onder ging aan het wangedrag van haar man en stierf vlak na de scheiding van Valentinelli’s ouders. Hoe graag hij haar beter had leren kennen, toch is ‘Jeannine’ geen melodramatische ode aan haar. Nee, de rode draad doorheen de plaat is de slagzin “c’est beau la folie”, een samenballing van al het positieve dat zij hem in hun te korte tijd samen heeft kunnen meegeven.
“Les gens normaux se sentent bien dans la machine
Grand-mère n’y a jamais trouvé sa place” (‘Beau la folie’)
‘Het leven wordt pas interessant als je niet past binnen de verwachtingen van de maatschappij’, daar komt de boodschap van ‘Jeannine’ op neer. In tegenstelling tot zijn grootmoeder, heeft Valentinelli wél zijn speciale plekje gevonden in deze doordraaiende wereld, zo zingt hij in opener ‘Ne me ramène pas’. Want ja, voor zij die het nog niet wisten: Lomepal is een rapper die eveneens kan zingen. Dat kunnen etaleert hij vooral in de voor hem atypische pianoballad ‘Le vrai moi’, die eveneens gaat over het ontdekken van zichzelf: “J’ai enfin vu le vrai moi près de toi/Merci pour ça”. Erg mooi, al is het muzikaal niet zo spitsvondig als we van Lomepal gewoon zijn.
Op ‘Jeannine’ staan minder grootse hits dan op ‘Flip’, minder herkenbare refreinen die blijven hangen – type ‘Yeux disent’ of ‘Ray Liotta’. ‘1000°C’, samen met kameraad Roméo Elvis, was een logische eerste single; niet alleen door het hoge sterrengehalte, maar vooral omdat het simpelweg een van de weinige écht catchy songs is – het pre-chorus doet een beetje denken aan Kendricks ‘ELEMENT.’ En kijk, midden september hintte hij al naar de rode draad van de plaat: “Séduit par les extrêmes, j’ai trouvé ma place“. Dé grootse uitschieter op ‘Jeannine’ is echter ‘Trop beau’, waarin Lomepal zich opwerpt als getormenteerde chansonnier, begeleid door klassieke strijkers die de erfenis van Charles Aznavour met zich meedragen.
“Notre histoire n’aurait jamais pu finir dans le calme et la tendresse
Je te déteste comme cette phrase qui dit: “C’était trop beau pour être vrai“.” (‘Trop beau’)
Helaas: met songs als ‘Mômes’ of ‘Le lendemain de l’orage’ blijft Lomepal muzikaal soms een beetje vasthangen aan de vervelende middelmaat. Zonde. Er staan zeventien nummers op ‘Jeannine’, het had echter een beter, meer constant werk kunnen zijn mochten er een vijftal mindere geschrapt worden. Tip: hou ze volgende keer bij als B-sides voor een speciale editie, Antoine.
‘Jeannine’ is over het algemeen een degelijk album voor wie niet verder luistert dan puur het muzikale. Zij die dat wel doen, ontdekken een rijk existentialisme dat balanceert tussen zelfzekerheid en vertwijfeling, tussen afkeer en bewondering, tussen liefde en angst. Neem je tijd ervoor, laat de plaat bezinken en train je Frans. En sommige songs mag je systematisch skippen, je ontdekt zelf wel welke.