Op ‘It’s alive’ spelen de dames van La Luz hun voor debuut-demo/ep ‘Damp face’ parmantig aangetrokken retrojasje helemaal aan rafels en geven ze de overgebleven flarden een zinderend nieuw leven in een prikkelend modieuze snit. Vastgehaakt aan een aantal uit jaren 50-pop en jaren 60-surf opgediepte, herkenbare elementen, schittert deze langspeler als een tegelijkertijd toegankelijke en onderhuids broeierige ster aan het hedendaagse popgevoelige indierockfirmament. De nummers op dit album blinken uit in veelzijdigheid, en bezitten een onvoorspelbaarheid die, in combinatie met de net dat tikkeltje buiten de lijntjes kleurende zanglijnen, ons bloed flink wat sneller doet stromen.
Het Lynchiaanse ‘What good am I’ vindt zo haast vanzelfsprekend een plaats naast de grillige instrumental ‘Phantom feelings’, het door een funky baslijn aangedreven ‘Morning high’ en het springerige ‘Pink slime’. Het hoogtepunt van het album vinden we misschien wel terug in de titelsong die aanvangt als een mid tempo, dromerige surfrocker om ergens halverwege via een magistraal aandikkend, western marsritme naadloos naar een ijzingwekkende finale toe te werken. Of kiezen we toch eerder voor de grandioze, eigentijdse gospel op afsluiter ‘You can never know’ waarop het viertal hun samenzang afwisselend haast als een slidegitaar en een mondharmonica laat klinken?
“One thing I’ve found, as I’ve moved around from town to town, it’s so hard to get my blood to settle down,” profileren de – met een knipoog naar de stadsgenoten van Sub Pop – zelfverklaarde luzers zich op de eerste tonen van opener ‘Sure as spring’ als bohémiens uit noodzaak. We kunnen alvast melden dat dit niet opgaat voor Abbey Blackwell. Deze achteloos bescheiden basvirtuose kondigde immers deze week haar vertrek uit La Luz aan wegens vergevorderde tourmoeheid. Een spijtige zaak, maar we maken ons sterk dat een gepaste vervanger gevonden wordt voor hun nakende komst naar Europa; al is dit niet zomaar vanzelfsprekend, gezien het kwartet uiterst goed op elkaar afgestemd lijkt. Samen zijn ze namelijk in staat een diepgaande, organische dynamiek te creëren, vermits ieder muzikaal op erg hoog niveau acteert. Zo zou beweren dat Alice Sandahl Ray Manzarek met succes naar de kroon steekt weliswaar wat voorbarig zijn, maar niet eens heiligschennis. Drumster Marian Li Pino wekt dan weer de indruk indien nodig even moeiteloos een ingenieuze shuffle uit de mouwen te kunnen schudden als een gecompliceerde heavy mathrock-overgang tot een goed einde te brengen, en legt nu eens een energiek voortstuwend ritme op om dan weer aan de kadans te gaan hangen als een loden blok, al naargelang de song het verlangt. Niettemin blijft allround kunstenares Shana Cleveland het speerpunt van het combo. De frontvrouw weet haar gitaar met een enorme feeling te beroeren, en voorziet haar ritmisch geregeld onverwacht uit de hoek komende vocale frasering van eenzelfde gevoeligheid.
Enfin, je merkt het al, we zijn helemaal weg van dit eerste full album van La Luz. De Amerikaansen zorgden immers voor verreweg de opwindendste surfrock die we, alle Black Eyed Peas nog aan toe, de laatste (jawel) decennia te horen kregen. ‘It’s alive’ werd een maand of drie geleden officieel uitgebracht, en kreeg sindsdien misschien net iets te weinig aandacht in onze contreien. Met een Europese tour in het vooruitzicht dragen we daarom graag ons steentje bij.
La Luz live aan het werk zien kan binnenkort onder andere in Haarlem (Kliko Fest, 29.03, info & tickets), Leuven (04.04, STUK, info & tickets) en Rotterdam (Motel Mozaïque, 05.04, info & tickets).
Album verdeeld door Konkurrent