Toegegeven, ik ging heel erg mijn best doen om het in deze recensie niet te hebben over Serge Gainsbourg en zijn verschillende gouden samenwerkingen. Devoldere en Kreutsch zelf benadrukken in alle mogelijke toonaarden dat dit vooral zijn soloproject is – met de zangeres hoogstens als feature – en ze liever vermijden dat heel het livegegeven gaat teren op de passie tussen het koppel. In diezelfde zin hoeft hun gepingpong dus niet te zorgen voor een doorbraak of de rode draad: Warhaus is baas in eigen huis.
Bovendien zijn er wel meer artiesten die samen met hun muze een plaat hebben gemaakt. De plaat van Venetian Snares en Hecate was bijvoorbeeld volledig opgebouwd uit hun coïtale geluiden, met als hoogtepunt een tik op de kont als percussielijn. Ik wil maar zeggen: er zijn gevallen waarin geile Serge los uit het wiel werd gereden.
Waarom is het dan toch onvermijdelijk het over Serge te hebben? Niet vanwege de jazzy pop die Devoldere blijkbaar maakt wanneer hij zijn bloedbroeder kan achterlaten, die is al een miljoen keer gedaan en vormt in deze enkel een rustige achtergrond voor een stevige dosis dronkemansgewauwel (je kan het ook gecroon noemen). Evenmin door het gevoel dat elke song op de lp is ontsproten uit glazen whiskey en sigaren (naar mijn stembandensmaak respectievelijk eentje te veel en eentje te weinig), dat is ook in Balthazar de rol die de frontman op zich neemt en zorgt dus simpelweg voor continuïteit.
Met veel spijt is het bovendien vaststellen dat de thematiek van ‘We fucked a flame into being’ op de slaapkamerdeur botst, waar Gainsbourg wel een blik onder de lakens gunde. Maarten beschrijft op weinig verrassende wijze zijn nachtbrakende zelf en zijn talrijke liefdes, of die nu menselijk zijn of niet, of die nu duurzaam zijn of niet. Kreutsch fungeert daarbij bijna continu als afstandelijk tegengewicht. Gelukkig kan Devoldere zich beroepen op enkele meesterlijke melodieën en één schat van een song: ‘Against the rich’. De muzikant zet elke succesvolle artiest, inclusief zichzelf, te kakken met een bekentenis over hoe geldelijk rijk en beschermd het muzikantenleven kan zijn.
Maar we hadden het over Serge, en daarvoor moeten we onvermijdelijk uitweiden richting ‘Wanda’. Dat instrumentale nummer lijkt zodanig hard op het canvas van ‘Bonnie and Clyde’ dat aan Gainsbourg geen ontsnappen meer is. Laat ons dan ter afsluiting nog even nadenken aan wat we zo geniaal vinden aan de Fransman: diens voyeurisme. We grinniken wanneer France Gall ‘Les sucettes’ zingt en luisteren met open mond naar de muzikale incest met Charlotte Gainsbourg.
De promoronde van ‘We fucked a flame into being’ heeft duidelijk gemaakt dat Devoldere ook daarvoor gezorgd heeft. Het is zijn plaat, maar Kreutsch wordt wel – naast haar niet te missen meerwaarde op de plaat – opgevoerd als een soort sexy mascotte. Op de hoes, op het podium en op die eerste tour en promoshots. Is het puur seksisme, gewoon een geniale seksistische zet van een gewiekste zakenman of beseft hij echt niet wat haar muzikale en fysieke aanwezigheid betekent voor een publiek? ‘Against the rich’ biedt ons het antwoord.
Warhaus website
Album verdeeld door [PIAS]