Idles bewijst de meest relevante punkband van het moment te zijn met ‘Joy as an act of resistance’

door Frederik Jacobs

Idles’ tweede plaat ‘Joy as an act of resistance’ werd door de internationale pers als mokerslag onthaald. Wij lieten ‘m drie weken bezinken, en ja hoor: de vijf jongens uit Bristol bewijzen met overtuiging de meest relevante punkband van het moment te zijn. Beste plaat van het jaar? Wellicht niet. Instant cultclassic? Zeker wel. Een analyse aan de hand van enkele tekstflarden.

“The mask of masculinity” (‘Samaritans’)

Vooruitgestuurde single ‘Samaritans’ vatte die relevantie meteen krachtig samen. Het lijkt wel een repliek op Theo Franckens facebookpost over mannenlingerie: met clevere en gevatte zinsneden klaagt zanger Joe Talbot genderstereotypen aan, machogedrag in het bijzonder.‘ I kissed a boy and I liked it’ – ongein.

Nochtans oogt het vijftal zelf behoorlijk ‘mannelijk’. Nee, niet enkel queer- en feministische bewegingen durven op progressieve wijze het begrip ‘gender’ te benaderen en dat is goed. Woorden als ‘I’m a real boy boy and I cry‘ gegoten horen worden in een muziekstijl die vaak als ‘mannelijk’ wordt gezien, zorgt bij sommigen nog steeds voor een schokeffect. En laat dat nu net de kracht van Idles zijn.

Daarbovenop is ‘Samaritans’ ook muzikaal een ijzersterk, meeslepend nummer. Hetzelfde geldt voor het eerste deel van dreigende opener ‘Colossus’, dat na een fenomenale opbouw overgaat in een net iets te simpele punksong. Maar guitig blijft Idles quasi de hele tijd: “I put homophobes in coffins“.

“Fear leads to panic, panic leads to pain, pain leads to anger, anger leads to hate” (‘Danny Nedelko’)

Nee, Danny Nedelko is geen Oost-Europese vrijheidsstrijder, maar gewoon een goede vriend van de band. Een Oekraïense immigrant, weliswaar. Talbot weet in zijn ode aan hem op voortreffelijke wijze de angst voor het onbekende te chargeren, met het beste punkrefrein in jaren als culminatiepunt. Een moshpit van verdraagzaamheid.

Die progressieve punkgeest verzoent de joy met de resistance. Maatschappijkritisch, maar altijd met een kwinkslag. En sámen – zo onderstreept de meerstemmigheid. ‘Great’ is bijvoorbeeld een spotprent rond de Brexit, die vooral focust op de eenheid die na de stembusgang ontstaan is tussen gelijkgestemde progressieven. Tijdens ‘Television’ worden dan weer schoonheidsidealen aan diggelen geslagen: “I smash mirrors and fuck tv”.

“The bastards made you not want to look like you” (‘Television’)

Drieënhalve minuut lang is er geen plaats voor jovialiteit. Het adembenemende ‘June’ moet zowat het pijnlijkste nummer van het jaar zijn. Talbot wou het aanvankelijk niet hebben over zijn doodgeboren dochtertje – of ‘stillborn’, zoals men dat zo mooi in het Engels noemt. Het belang van rouwen én de gitaarlijn van gitarist Lee Kiernan overtuigden hem uiteindelijk. “Vreemd genoeg schamen mensen zich vaak omdat ze pijn hebben”, klonk het in Rolling Stone.

“A stillborn, but still born
I am a father
(…)
Baby shoes for sale: never worn” (‘June’)

Naar het einde van de plaat toe begint de creativiteit helaas een beetje op te geraken. ‘Gram rock’ had een mindere b-side kunnen zijn, en ook de cover van Solomon Burke’s ‘Cry to me’ had waardevoller geleken als bonusnummer. Gelukkig zorgt het noisy ‘Rottweiler’ voor een verschroeiend slot van een verschroeiende plaat.

De progressieve boodschap van ‘Joy as an act of resistance’, maakt Idles relevant. De manier waarop die boodschap verpakt wordt, maakt van Idles een steengoeie band. De spannendste van het moment. En die verpakking is bijna altijd feilloos; een knalroze doos met pikzwarte strik.

Lees hier nog eens ons interview met Idles.

Idles speelt dit najaar in de Botanique (01.11) en De Zwerver (02.11).