Seks, drugs en rock ‘n roll leverden, naast een hoop gezever en de nogal lastige consequenties, al heel wat fantastische nummers op die nooit zouden bestaan hebben zonder deze verlokkingen. The Afghan Whigs deden midden jaren 90 hun duit in het zakje met enkele oneerbare equivalenten (‘Going to town’, ‘Fountain & fairfax’, ‘Debonair’…), die hun status als duistere kwelgeesten der liefde telkenmale in de verf zetten. Greg Dulli was de vleesgeworden duivel in het wijwatervat en rekende via de muziek met zijn demonen af. In 2001 werd de pijp aan Maarten gegeven en richtte Dulli met Mark Lanegan The Gutter Twins op. Dertien jaar en een reünie later bewees ‘Do to the beast’ dat hun rustigere levensstijl genoeg inspiratie opleverde om te blijven bekoren. Ondertussen wensen we Dulli een resem tegenslagen toe, zodat hij in de toekomst opnieuw duistere geesten te bekampen heeft en zijn inspiratievat weer volloopt.
Met ‘Do to the beast’ hadden The Afghan Whigs soul toegevoegd aan hun nog steeds duistere rocksound. De gitaarsound bleef prominent aanwezig en werd aangevuld met blazers, strijkers en zelfs een vleug elektronica. Op ‘In spades’ duwen ze de gitaar naar het achterplan en krijgen de uitgekiende arrangementen een prominente rol. De hellevorst in Dulli is een bengeltje geworden dat zich laat omringen door pathos waar vroeger de verdoemenis wild rond zich heen zwaaide. De theatrale opener ‘Birdland’ is een springplank voor ‘Arabian heights’ dat wel die typische Whigs-sfeer met zich meedraagt maar nooit volledig weet los te barsten. Greg Dulli trekt met zijn stem als vanouds de aandacht naar zich toe, maar beklijven doet het allemaal niet. De tijd waarbij we deze band niet in het pikkedonker durfden beluisteren lijkt lang vervlogen. Allemaal mooi gearrangeerd en met genoeg metier, zelden met urgente drift en eruptieve colère.
De beheerste aanloop zien we nog vaak terug, maar het fulminerend gedeelte erna blijft de hele plaat zoek. Niet dat elk nummer volgens het gekende recept van opbouw en uitbarsting moet verlopen, al is het een teken aan de wand wanneer geen enkel nummer echt bijblijft. Dulli is in staat om geweldige ballads te schrijven en deze band zou ze naar een ongelooflijk niveau kunnen tillen. De vormcurve is voorlopig echter in dalende lijn. Samengevat is het geheel degelijk maar nogal inspiratieloos – wij verwachten meer van deze veteranen. ‘Demon in profile’ leende zijn intro aan ‘It kills’ uit de vorige plaat, ‘Oriole’ en ‘Copernicus’ laten ons koud, ‘Toy automatic’ is een wiegelied gezongen in springkasteelland en ‘The spell’ is een seksbeurt zoals we er al tientallen hebben meegemaakt – ok en direct weer vergeten. Enkel ‘Light as a feather’ doet de vlam even opflakkeren, eindelijk horen we een gierende gitaar, eindelijk raast de wind weer even door onze oren, eindelijk schuurt er weer iets, tot andermaal blijkt dat het bij steriele spanning blijft en het vooral de groove en niet de gitaar is die zegeviert.
Zijn we nu kwaad op mister Dulli en de zijnen? Laat ons zeggen dat we mild blijven. Het idee om de soulgetinte arrangementen meer ruimte te geven resulteert in een gezapige plaat met mooie melodramatische liedjes waar velen gelukkig van gaan worden. Zelf verhopen we bij The Afghan Whigs toch een soort grimmige lust en nerveuze spanning die er nooit uitkomt. Het zal dit jaar dan maar op de bühne moeten gebeuren, waar de heren de laatste jaren blijk geven van onvoorwaardelijke overgave.
The Afghan Whigs spelen 14 juni in Trix, 15 juni in een uitverkochte AB en zaterdag 19 augustus op Pukkelpop.