Het is opmerkelijk hoe snel postrock geëvolueerd is van verfrissend tot belegen. De opkomst was ronduit spectaculair, met de grote doorbraak van Mogwai, Explosions In The Sky of Godspeed you! Black Emperor tot gevolg. Eindelijk waren bands bereid de dogma’s van de pop- en rockmuziek definitief achterwege te laten om te kiezen voor een geluid dat surft tussen totale verstilling en waanzinnige uitbarstingen. Menig muziekrecensent achtte zich verheven boven het volk omwille van zijn/haar voorliefde voor de muziek die de vloer aanveegde met traditionele refreinen en over het algemeen zanglijnen tout court.
Vreemd genoeg onderging het genre het lot dat ook iedere winnaar van Eurosong wacht: na de brutale opkomst wachtte de ondergang. Diezelfde recensenten die enkele jaren voordien nog laaiend enthousiast waren, schiepen er nu plezier om elke nieuwe release te beschuldigen van stilstand tot zelfs recessie. Heel terecht was dat niet altijd: zowel Mogwai als GY!BE bleven met de regelmaat van de klok platen uitbrengen die de moeite waard waren. En met bands als Sigur Ros en Grails werden nieuwe bands geboren die het genre een adrenalinestoot toedienden.
In de schaduw van die ‘grote’ postrockbands deed het Ierse God Is An Astronaut altijd zijn eigen zin, al waren de grote voorbeelden nooit veraf. Met ‘All is violent, all is bright’ uit 2005 schopten ze het dan wel tot Duyster op Studio Brussel, zelden zullen de broers Torsten en Niels Kinsella tot de vaandeldragers van de postrock gerekend worden. Met het inmiddels achtste studioalbum ‘Epitaph’ zal het genre niet gereanimeerd worden – daarvoor worden de klassieke paden te weinig verlaten – maar het is wel een begeesterend album geworden.
‘Epitaph’ ontstond door ronduit dramatische omstandigheden. Het zevenjarige neefje van de broers overleed op tragische wijze, wat de heren noopte tot hun naar eigen zeggen droevigste werkstuk tot nu toe. Inderdaad grijpt de tristesse in opener ‘Epitaph’ vanaf de eerste piano-aanslagen, genesteld in onheilspellend achtergrondgeluid, meteen naar de keel. De dramatiek wordt nog opgebouwd wanneer na twee minuten een drumcomputer de piano komt begeleiden en de song finaal uitmondt in een finale van overstuurde gitaren met zowaar een frêle engelenstem die de geluidsmuur zonder angst tegemoet treedt. Het trucje is in de postrock zo klassiek als bolognaisesaus op een spaghetti, maar het levert een nummer op dat zich meteen kan meten met Mogwai’s ‘Like herod’ of Sigur Ros’ ‘Popplagid’ (en geloof ons: dat wil heel wat zeggen).
‘Mortal coil’ voert daarna het tempo op, zonder de broodnodige uitbarsting over het hoofd te zien. We horen weer die ijle vrouwenstem, weer akoestische rustpunten en weer zware distortion, maar vervelen ons geen seconde. Alle ingrediënten waardoor het genre als achterhaald beschouwd wordt, mixen de Ieren schaamteloos dooreen om er verrassend genoeg toch iets erg lekker van te maken.
In tijden waarin muziek veelal geshuffeld afgespeeld wordt en amper nog de tijd genomen wordt om weg te dromen bij een heel album, blijft het dapper dat God Is An Astronaut geen toegevingen doet, al helpt het natuurlijk ook wel dat het songmateriaal gewoon onverminderd sterk is. Het is een huizenhoog cliché, maar de plaat smeekt erom op een donkere avond beluisterd te worden met koptelefoon om alle details te vatten. De gitaren die ‘Seance room’ op het randje van postmetal laten balanceren, de bedwelmende ambient van ‘Komorebi’ (Japans voor het stralen van de zon doorheen de bomen), het moment waarop prachtsong ‘Medea’ transformeert van hartverscheurend naar verscheurend. Enkel afsluiter ‘Oishin’ – genoemd naar hun neefje dat het leven liet – had niet zo nodig gemoeten, maar we vergeven het graag omdat het net op die dramatische dag geschreven werd.
We maken ons geen illusies: de grote massa zal nooit voor deze muziek vallen en wie traditionele postrock al geen warm hart toedroeg, kan deze beter links laten liggen. Wie zich daarentegen graag een uurtje van de wereld afsluit vindt in ‘Epitaph’ de ideale compagnon.