Na de experimentele psychedelica die ze samen met Greg Fox bracht als Guardian Alien ging Alexandra Drewchin solo verder. Daarvoor doopte ze zichzelf om Eartheater, een naam waaronder de New Yorkse in 2015 met de twee albums ‘RIP chrysalis’ en ‘Metalepsis’ bij Housu Mountain een één-tweetje neerzette dat misschien nog het best te categoriseren valt onder de noemer “ambient folk met een hoek af.” Naast gelaagde klanktapijten en t.A.t.U-samples wekte vooral het eigenwijze gebruik van haar stem de interesse.
Ondertussen tekenen we 2018 en heeft Drewchin Hausu Mountain ingeruild voor PAN, een van de sterkhouders als het op interessante en relevante electronica aankomt. Met ‘IRISIRI’ – haar eerste plaat in drie jaar tijd – begeeft de artieste zich iets verder van de grenzen van het etherische en het abstracte dan op de twee voorgangers. De muziek klinkt nog steeds buitenaards en moeilijk grijpbaar, maar meer dan zich in de stratosfeer te begeven, vertoont Eartheater hier duidelijker haar klauwen.
Die klauwen zijn vaak vlijmscherp en weten enkele diepe wonden na te laten, niet het minst met de opeenvolgende mokerslagen van ‘MMXXX’ en ‘C.l.i.t’. Die eerste wordt voortgestuwd door sirenes, een lompe beat en de vlammende chaos die de gastbijdrage van Moor Mother schitterend uit de verf laat springen naast de spraakzang van Eartheater zelf. In ‘C.l.i.t’ (ofte “curiosity liberates infinite truth”) haalt de artieste op een schreeuwerige manier haar innerlijke Björk boven op een bolsterende productie die als bijtend zuur op je gezicht werkt – en dat bedoelen we op de best mogelijke manier. “I rejected the culture, do you blame me?” Nee.
Verder speelt dat agressieve karakter een subtielere rol, van een oncomfortabel technoloopje onder het harpspel in ‘Curtains’ tot de feministische boventoon die in ‘Inhale baby’ wordt gevoerd rond het mantra “Inhale baby pink, exhale red.” Daarin onderstreept Eartheater overigens treffend hoe ze zonder duidelijke lijn toch een cohesieve song weet neer te zetten. Vage electronica, harp, strijkers en Drewchins falset mengen zich onlogisch maar moeiteloos tot één geheel. Het is een trucje dat enkel de bal misslaat in het krakkemikkige valkuilparcours van ‘MTTM’, dat met weinig samenhangende bliepjes en een verloren gelopen Robert Miles-sample tussendoor een enerverende collage vormt.
Wat doorheen ‘IRISIRI’ het meest de aandacht trekt, is de manier waarop Alexandra gracieus van zangstijl wisselt tussen de dieptes van haar producties door zonder erin te verdrinken. De artieste buigt haar stem van de autotune- en kopstemgolven in de tweede helft van ‘Peripheral’ naar de nonchalante swagger van het psychedelische ‘Inclined’ erna. ‘Inkling’ test met wauwelend gejank dan weer danig de limieten, maar geeft in zijn gebrek aan compromis het spokende karakter wel extra cachet. Al is de kathedraaltrance van ‘Trespasses’ wat die spokende overrompeling betreft zonder twijfel de overtreffende trap, als een donkere culminatie van de elementen die Eartheater interessant maken in een geduldig opbouwende structuur gegoten.
‘IRISIRI’ is een plaat waarop Eartheater zo veel mogelijk facetten van zichzelf binnen veertig minuten propt. Met het kluwen aan zowel organische als elektronische elementen er rond, komt het geheel in eerste instantie over als een desoriënterende overdaad aan prikkels. Enkele aandachtige luisterbeurten leren ons echter dat Drewchin vaker dan niet boeiende composities weet uit te bouwen, en dat zonder aan enige norm te willen voldoen. Zo hebben we onze electronica dan weer graag. “You can’t compute her”, wordt ons nog toegesproken in ‘OS in vitro’. We zouden niet eens willen proberen.