Je hebt het misschien ook al gemerkt: er worden in deze wereld meer platen gemaakt en uitgebracht dan goed voor je oren kan zijn. De Indiestyle-redactie zou graag elk exemplaar uitvoerig analyseren, maar moet het soms bij een korte beschrijving houden. Hieronder kan je ze lezen, met bijdragen van Matthias Desmet.
Yo La Tengo – Stuff like that there
Ontkurk uw alternatieve wijnfles: Yo La Tengo bestaat dertig jaar. Een ideale gelegenheid voor het trio om de fans te verwennen. Enter ‘Stuff like that there’, een zoveelste, sympathieke zijsprong in hun oeuvre. Yo La Tengo zou Yo La Tengo niet zijn, als overvloedige vlijt en toewijding niet van het resultaat zouden spatten. ‘Stuff like that there’ valt ergens tussen een volwaardig nieuw studioalbum en een zoethoudertje voor de fans, genre cover- of remake-plaat. Herwerkingen van eerdere nummers en een paar nieuwigheden sieren het schijfje. De indieveteranen strooien daarnaast ook gretig met covers. Deze neiging demonstreerden ze ooit door in een lokaal radiostation live en onvoorbereid verzoeknummertjes voor luisteraars te spelen. Het resultaat leidde toen tot ‘Yo La Tengo is murdering the classics’, nog zo’n zijsprongetje in hun oeuvre. Een ander gezellig verdwaalspoortje, ‘Fakebook’ uit 1990, vormt hèt voorbeeld voor ‘Stuff like that there’. Zelfs gitarist Dave Schramm, die toen voor het laatst met de band speelde, wordt er weer bij gehaald. De urgentie van 25 jaar geleden (tonen dat, naast iconoclasme, ook gezapig respect voor je voorgangers een plaats heeft in de underground) is hier niet langer aanwezig. Melancholisch en tevreden terugblikken primeert hier. De hele mikmak is opgenomen in eenzelfde laid-back akoestische modus. Wij steken net niet spontaan een strohalm tussen onze lippen. Maar zelfs een bucolische idylle kan enerveren, als rust omslaat in loomheid. De mood mag dan wel dezelfde zijn als op ‘And then nothing turned itself inside out’, de dreigende spanning van die laatste ontbreekt hier. Een gezellig verjaardagspartijtje dus, maar meer dan een vooruitgeschoven en wat groot uitgevallen preparty van een volwaardig, nieuw plaatfestijn is dit niet. (MD)
La Priest – Inji
De hoes van ‘Inji’, onze ogen bloeden er nog van. Alsof het nog met een markeerstift moest worden onderstreept: La Priest is niet vies van een goeie scheut kitsch of een flinke geut ironie. Wie denkt dat de postmoderne zotskap tot diep over de oren zal worden getrokken, komt echter bedrogen uit. Een catchy popsong, voor hij het goed en wel beseft, heeft Sam Dust er één uit zijn glossy mouw geschud. Laat dat nu net het probleem zijn van het solodebuut van de ex-frontman van Late of the Pier. ‘Inji’ zwalpt tussen popfestijn en freakshow, en eindigt ergens in het niemandsland tussenin. Spijtig, want Dust kan verdorie een potje songschrijven. Of hij nu kiest voor kleverige eightiesfunk of een quirky clubtrack, met de sardonische glimlach lopend van oor tot oor, weet hij bij elk nummer onverbiddelijk onze aandacht te grijpen. ‘Inji’ zou je een afgelikte versie van Conan Mockasins ‘Caramel’ of Prince’s ‘Dirty mind’ op paddo’s kunnen noemen, afhankelijk van welke bril je opzet. Jammer genoeg is beide brillen tegelijk ophouden niet zo evident. Resultaat: twee geslaagde ep’s, die door elkaar geklutst een verwarrende lp opleveren. Of was dat juist de bedoeling? (MD)