Wie oud genoeg is om 1992 levendig te herinneren, geniet nog steeds na van de energetische mokerslag die ‘Sheela-na-gig’ was. Sinds debuutalbum ‘Dry’ bleef PJ Harvey productief, en we hoorden de jeugdige energie geleidelijk aan plaatsmaken voor een evenwichtiger balans. De kwaadheid is echter niet verdwenen, zoals te merken was op ‘Let England shake’. Vijf jaar later is er op dat vlak weinig veranderd met ‘The hope six demolition project’.
Het project waar de titel naar verwijst en dat bezongen wordt in opener ‘The community of hope’ is slechts een van de vele redenen voor Polly Jean om verontwaardigd te zijn. Op haar reizen door Kosovo, Afghanistan en Washington DC werd ze geraakt door wat ze zag en hoorde, en dat gevoel tracht ze over te brengen op haar luisteraar. Daartoe verlaagt ze zich niet tot schreeuwerig pamflettisme zoals sommige grotesque pophelden of tot spuwende, boksende en wild om zich heen slaande muziek à la Rage Against The Machine. Een meezinger als ‘Near the memorials to Vietnam and Lincoln’ is efficiënter om de boodschap onweerstaanbaar onder je hersenpan te krijgen.
Het resultaat is een flink gevarieerd album, dat zelfs voor wie geen bal geeft om lyrics keer op keer luisterplezier garandeert. Zo drijft ‘The orange monkey’ niet alleen op een duidelijk herkenbare melodie maar weet de achtergrondzang net genoeg tegenwicht te bieden. En wie likkebaardend de liner notes verslindt, slaakt kleine kreetjes van opwinding bij de namen van medemuzikanten John Parish, Mick Harvey, Flood en gastmuzikanten als Linton Kwesi Johnson, Mike Smith (saxofonist bij Gorillaz, het Mali Music-project van Damon Albarn en op ‘Think tank’ van Blur), ex-Bad Seed James Johnston en Alain Johannes, die Arctic Monkeys en Queens Of The Stone Age bijstond (onder meer op de Desert Sessions). Die keur aan goeie muzikanten hóór je in de perfecte ingespeelde nummers. Vakmanschap kan soms steriel uitvallen, al is dat een valkuil die hier gelukkig vermeden wordt.
Echo’s van oudere albums vinden we onder meer terug op eerste single ‘The wheel’ dat niet misstaan had op ‘To bring you my love’. Het staccato dat in de muziek sluipt, versterkt de bezwering die nog steeds uitgaat van de Engelse. Nog zo’n song die als een een echte fakir hypnotiserend werkt, is het aan Morphine schatplichtige ‘Chain of keys’. Opvallend is ook hier hoe schijnbaar eenvoudig alles klinkt, zoals ‘Medicinals’ dat elk moment dreigt te exploderen en dat uiteindelijk niet doet. Daardoor eindigt het nummer vrij onverwacht. Van een heel ander kaliber is dan weer ‘The ministry of defence’. Er bekruipt je een onbehagen dat door de combinatie van militaristische momenten en de in wezen verleidelijke stem van de zangeres verwarring zaait.
Echt intrigeren doet Harvey echter op afsluiter ‘Dollar, dollar’, een ingehouden lied dat met de saxofoonbrug tegelijk bluesy jazz en desolate verlatenheid oproept. Stemmen op de achtergrond klinken onbestemd en afhankelijk van je gemoedstoestand ervaar je ze als griezelig onheilspellend of hoopgevende stemmen van spelende kinderen, het beeld van hoop en vertrouwen in de toekomst oproepend. Het orgeltje in het begin is de scheut bluesgospel, de beheerste zang drenkt je ziel gelijktijdig in immens verdriet en verwondering om de schoonheid van eenvoud en de eenvoud van schoonheid. Muzikaal is het een anticlimax voor een plaat waarin het tempo zelden zo omlaag gaat en toch kan je er niet omheen dat geen betere synthese mogelijk was. Zulke tegengestelde, zelfs tegenstrijdige elementen verenigen in één song zonder compleet de mist in te gaan, het is wat PJ Harvey een topartieste maakt.
PJ Harvey speelt op Down The Rabbit Hole in Beuningen (24.06, info en tickets) en op Rock Werchter (30.06, info en tickets).
Album verdeeld door Universal