De nineties-kids onder ons herinneren zich vast nog wel de iPod nano of merkloze mp3-speler waarmee we destijds met de volle tien nummers de baan op gingen. Naast Green day en Linkin Park had ook Bloc Party een prominente plaats op de draagbare muziekspeler van ondergetekende. ‘Silent alarm’ was een van de eerste cd’s aangekocht met mijn zakgeld en de trein die mijn muzieksmaak zou dirigeren, was vertrokken. Als een band die mij heel nauw bij het hart stond, is het haast schrijnend hoe Bloc Party zich na twintig jaar heeft ontwikkeld. ‘Alpha games’ zou een lichte return-to-form betekenen, zes jaar na ‘hymns’. Het resultaat is echter een plaat die bewijst dat de groep nog steeds zoekende is.
Met ‘Day drinker’ en ‘Traps’ begint de plaat nochtans op een goeie noot. Vooral op die tweede komt de sound die de eerste albums kenmerkte de kop opsteken. Kele Okereke is een meer dan competente vocalist met een polyvalente stijl. Er zijn stukken op de opener waar hij bijna lijkt te rappen, en het past verrassend goed. De schreeuwerige manier waarmee hij “You’re cute like bambi, but you’re headed to a trap” tiert, raakt een nostalgische snaar. Op deze single toont Bloc Party een welgekomen glimps van de rockband die het ooit was. Al mocht de lyric “Lick-lick-lick, lickety split” achterwege blijven.
Hoe degelijk het begin van de plaat was, zo kleurloos is de rest. Een (pop)element dat vroeger minder aanwezig was, is de hevige herhaling van lyrics binnen nummers. Op ‘You should know the truth’ wordt de titel ad nauseum herhaalt in dezelfde stijl. Het duidt op weinig inspiratie, maar inspireert de luisteraar wel om snel op de skip-knop te drukken. Naarmate de plaat vordert wordt de rockachtige toon steeds meer ingewisseld voor popclichés. Een fenomeen dat alleen op ‘The girls are fighting’ enigszins goed tot uiting lijkt te komen. Ergens jammer toch, als je merkt dat de groep instrumentaal duidelijk meer in z’n mars heeft.
‘Rough justice’ is een nummer dat veel weg heeft van ‘Four’ uit 2012. De stotterige gitaarriffs zijn eventjes interessant, maar een minuut later weer afgezaagd. Om nog niet te spreken over de house-beats die komen partycrashen onder de lyrics “See, wе be kinda choosy, put us in a movie. First in the jacuzzi, gang gang all the way. Pupils dilated, you love it ’til you hate it. Follow me ’round the party, but I’m not in the mood”.
Het laagtepunt van de plaat vinden we op ‘Of things yet to come’. Een nummer dat veel weg heeft naar het vergrijp dat het vorige album ‘Hymns’ was. Bloc Party is op z’n best als ze energiek en off-the-wall uit de hoek komt, op z’n slechtst als ze upbeat, ambient-poppy en trage nummers brengt. Als een extraverte punker die plots een introverte monnik werd, verandert de toon pijlsnel van ruw naar (te) vederlicht. Die stijl heeft natuurlijk ook z’n doelpubliek, maar het is de switch op zich die storend is. Het feit dat dit nummer op dit album te vinden is, doet afbreuk aan de gepoogde terugkeer naar de rock. De sound van ‘hymns’ is een beestje dat Bloc Party niet kan loslaten.
Naar het einde van de ‘Alpha games’ kunnen we weer enkele opstekers opmerken. ‘In situ’ bevat stukken waar de veelzijdigheid van Okereke’s stem goed te pas komt. Het doet qua zangstijl een beetje denken aan ‘Helicopter’ uit ‘Silent alarm’. Alleen is het muzikaal een pak minder interessant. Naar het einde van het nummer vinden we nostalgische, donkerdere mineur-gitaarpartijen van Russell Lissack, wat tevergeefs doet snakken naar meer. Op afsluiter ‘The peace offering’ doet Kele Okereke meer sprechgesang dan zang, en het werkt. Sterker nog, hij heeft er een ideale stem voor. Het doet denken aan klassieker ‘She’s hearing voices’. Mocht Okereke zijn timbre lenen aan een post-punkproject met (opzettelijk) monotone zangpartijen, dan zou het een prachtwerk opleveren.
De rockstijl van het Bloc Party van weleer werd aangedreven door ex-bassist Gordon Moakes (Young Legionnaire) en ex-drummer Matt Tong (Algiers). Toen deze werden vervangen door Justin Harris en Louise Bartle, kwam er een zoektocht naar een nieuwe sound. De band dacht deze gevonden te hebben met het bekritiseerde, zachte, indie-poppy ‘Hymns’. Een plaat die veel fans had vervreemd en weggejaagd. ‘Alpha games’ bevat wel degelijk een uitgebreid artisanaal aan stijlen. Maar eerder dan een omarmde variatie, komt het neer op een bundel verwarring en hopeloosheid. Bloc Party vindt het moeilijk om een rode draad te vinden. En hoewel de oude rockstijl nu en dan de kop opsteekt, is deze plaat nauwelijks een return-to-form te noemen.
Het wordt stilaan tijd voor ondergetekende om te accepteren dat Bloc Party niet meer de veelzijdige, soms experimentele, energieke, post-punk revival band is die ze twintig jaar geleden was. Mocht de groep na ‘Hymns’ bij de sound van die plaat gebleven zijn, was het afscheid minder hard. Gitarist en stichtend lid Russell Lissack toont hier en daar dat hij heerlijke, scheurende gitaarriffs kan afleveren. Toch nemen ze een achtergrond rol op zich, ten opzichte van de meer popcentrische richting die de groep uitkoos. Die route bewandelt ze echter niet, maar ze dwaalt er te pas en te onpas van af. Al bij al draagt het bij aan de spijtige vaststelling dat Bloc Party na twee decennia nog steeds zoekende is.