Je kan weinig slecht zeggen over Black Mountain. De bands mix van psychedelische rock en progrock haalt heel nadrukkelijk de mosterd in de jaren ’70 (al is de eighties-variant nooit veraf), maar klinkt zelden gedateerd. Op ‘In the future’ werden grootheden als Deep Purple, Jefferson Airplane en Black Sabbath geëerd. ‘Wilderness heart’ liet een iets meer popgericht geluid horen en op voorganger ‘IV’ kwam Pink Floyd meermaals om de hoek loeren, met lang uitgesponnen geluidstapijten en een grotere rol voor de synths ten opzichte van de gitaarriffs. Drie keer was het raak zonder dat Black Mountain een echt meesterwerk wist bijeen te schrijven. Maar ach, na drie goede examens op rij vonden wij een 19/20 ook niet meer echt noodzakelijk.
Tijdens de aanloop naar ‘Destroyer’ veranderde het leven van zanger Stephen McBean drastisch. Enerzijds verliet Amber Webber de groep (haar vocals in combinatie met McBeans stem waren al die tijd een erg krachtig wapen in de strijd tegen middelmatigheid), anderzijds haalde McBean op rijpere leeftijd eensklaps toch zijn rijbewijs. Het eerste kon schijnbaar moeiteloos verwerkt worden, het tweede resulteerde in een plaat die gerust een eerbetoon aan het rijbewijs kan genoemd worden.
Het helpt te beseffen dat het om een auto gaat om de wat duistere lyrics te relativeren. Als we McBean “No one ’s gonna save you tonight” horen zingen in opener ‘Future shade’, stellen we ons dan ook graag een eenzame autorit op een eindeloze autosnelweg voor. Al bij al zijn er ergere dingen in het leven. Tot onze verrassing horen we toch een vrouwenstem het refrein meezingen. Het blijkt om Rachel Fannan (Sleepy Sun) te gaan. Ze helpt mee de identiteit van Black Mountain te bewaren, al krijgt ze helemaal niet zo veel ruimte als Webber op de vorige platen. Enkel in het gruizige ‘High rise’ krijgt ze een sleutelrol toegedicht, al is dat een vrij ordinaire rocker geworden, zonder de voor Black Mountain typerende mystiek. Ook in het lome ‘Boogie lover’ horen we haar nog eens, maar Webber doen vergeten zit er op dat moment al lang niet meer in.
Die ingehouden spanning en atmosferische passages zijn sowieso in de minderheid op ‘Destroyer’. In tegenstelling tot op ‘IV’ wordt hier onbeschaamd gerockt. De riff in ‘Horns arising’ klinkt als een pastiche op jaren ’70-hardrock. ‘Pretty little lazies’ verzandt in veel te platte rock ‘n’ roll na een intrigerende halve openingsminuut.
Het is niet allemaal kommer en kwel. Wij horen Black Mountain gewoon graag het meer mysterieuze deel van z’n sound exploreren. Neem nu ‘Close to the edge’, een meer dan occulte intro die alle haartjes op onze armen laat rechtstaan, tot blijkt dat het er na die inleiding al opzit. Of neem de drumpartijen in ‘Licensed to drive’, die een gejaagde song ruim boven de middenmaat verheffen. Ook hadden we graag wat meer trucjes gezien als de elektronisch vervormde stem en het folky intermezzo in ‘Horns arising’. En tot slot breit afsluiter ‘FD72’ met zijn ingehouden spanning en prominente synth een fraai einde aan de plaat.
McBean heeft zijn rijbewijs gehaald en dat mocht op ‘Destroyer’ gevierd worden met onvervalste rock ‘n’ roll, maar wij wensen Black Mountain stiekem een paar ritjes op het spitsuur richting de Kennedytunnel toe. Dat zal zeker een meer duistere plaat opleveren.