“I don’t think you realise how succesful I am. I’m like a shipping tycoon.” Het zijn de eerste zinnen die Baxter Dury uitspreekt op ‘Prince of tears’. Ironisch, als je weet dat zijn vader Ian Dury is, Brits rock-‘n-roll legende bekend van onder meer ‘Sex & drugs & rock & roll’. Die liet na zijn dood in 2002 de jonge Dury achter met het ‘zoon van’-syndroom, iets waar hij sindsdien op heel eigen wijze invulling aan geeft.
We kennen Baxter ondertussen als toffe peer die op ‘Happy soup’ (2011) en ‘It’s a pleasure’ (2014) zich kostelijk amuseerde met naïve popsongs gedrenkt in lo-fi disco en synthpop uit de jaren 80. Dury bezit het talent om doffe alledaagsheid als gelukzalige kunstvorm neer te zetten door zijn humoristische souplesse met een onverschillige façade. Op ‘Prince of tears’ zijn de kaarten net iets anders geschud. Baxter is aan het bekomen van een relatiebreuk, die deze persoonlijke plaat in een waas van tristesse hult.
Het verwantschap met frustratie en woede waren tot nu toe onbestaande in het muzikale universum van Dury, tot je ‘Miami’ door je boxen jaagt. Hierop fulmineert hij alsof het een lieve lust is en steekt hij zijn middelvinger in zijn eigen atypische stijl hoog de lucht in. “I’m a salamander. Short riff lover-boy. Causing grief to the bleeding eyes. I’m the turgid fucked up little goat. Pissing on your fucking hill. And you can’t shit me out. ‘Cos you can’t catch me. ‘Cos you’re so fat. So fuck ya. I’m Miami.” Het nummer is het sexy equivalent van desillusie en steekt de draak met egocentrisme. Meteen daarna haalt hij zichzelf onderuit in ‘Porcelain’, een schmerzenlied over zijn eigen breekbaarheid met een knipoog naar Franse eighties pop. De smachtende stem van Rose Elinor Dougal (The Pipettes) geeft deze lome song een enorme opwindende boost.
De sfeerschepping mag dan anders zijn, Dury speelt nog steeds hetzelfde spelletje als voorheen. Een aanwezige basriff en repetitieve drum bepalen het ritme. Met zijn über Brits accent neemt hij een ietwat afstandelijke houding aan waar gitaarriedels en strijkers kleur geven aan zijn verhalen, om daarna het refrein op te luisteren met een begeerlijke vrouwenstem. Het is zijn talent om dit concept uiterst zeer boeiend te houden. Al moet je hiervoor wel de man wat kansen geven. Dury’s platen lijken op het eerste gehoor wat veel van hetzelfde, maar al datzelfde heeft behoorlijk veel finesse in zich en sluit veelvuldige luisterbeurten niet uit. Dat hij zelf bewust is van zijn beperkingen bewijst hij door op ‘Prince of tears’ regelmatig voorzichtig uit een ander vaatje te tappen.
Dat Jason Williamson (Sleaford Mods) guest vocals verzorgt op deze plaat verwondert ons niets. Beide heren hebben lak aan elke conventie die de muziekindustrie bewust of onbewust oplegt en zijn dus behoorlijk punk te noemen. Dat deze bijdrage opduikt in ‘Almond milk’ is dan weer verrassend. Williamson heeft zijn rhymes nog nooit zo “kalm” laat klinken, waarmee hij tegemoet komt aan de sound van Dury. Omgekeerd gebeurt dat wel in ‘Letter bomb’ waar Baxter zijn spittende woede een poppy karakter meegeeft.
Tristesse is in elk nummer nooit ver weg en viert hoogtij in het afsluitende duo. Het zijn geen tranentrekkers, al omhelzen ze wel het gevoel van menselijke onmacht. Dat de plaat geschreven is in de nasleep van een romance wordt daarbij pijnlijk tastbaar: “I wanna say something nice to you, but I don’t think I know how. I’m just waiting for me to say something I believe.” Het zijn de wrange woorden van de vrouwelijke antagoniste in ‘Wanna’. Wat volgt in ‘Prince of tears’ bevestigd alleen zijn ironisch gevoel voor humor en dé pracht die Baxter Dury daarin weet te verstoppen. “Everybody loves to say goodbye. Prince of tears, no one’s gonna love you more than us!”