De combinatie van klassieke jazz met hiphop is dezer dagen niet meer vanzelfsprekend te noemen, nu trapdeunen en basgebeuk de nieuwe vertrekpunten zijn. De Amerikaanse Akua Naru, die al een hele tijd in Keulen vertoeft, maakte er in 2011 haar stokpaardje van met de langspeler ‘A journey aflame’. Op haar nieuwste werkstuk ‘The blackest joy’ gaat ze aan de slag met afrobeat, r&b en gladde urban pop, die vaker als bindmiddel gebruikt worden. Net als bij haar eerdere producties neemt Akua Naru geen blad voor de mond en levert ze maatschappijkritisch werk af. De dosis wordt echter flink teruggeschroefd, want volgens de rijpere MC ‘is hiphop maken als zwarte vrouw een protest op zichzelf’. Er is dus ook plaats om hedendaagse filosofie aan te prijzen, zoals Afro-Amerikaanse en vrouwelijke emancipatie.
Onder een mantel van zeebriezen, trompetgeschal en lichte jazztoetsen draagt Naru ‘Black genius’ op aan de hedendaagse zwarte vrouw. Het donkere kantje dat het nummer in de eerste helft domineert, middels oldschool hiphopbeats en -verzen, mondt uiteindelijk uit in een harmonieuze klankenkast aan jazzklanken. Tracht de MC daarmee duidelijk te maken dat de toekomst er eigenlijk rooskleurig uitziet? Het daaropvolgende ‘Sweat’ speelt verder in op dat geluksgevoel met Afrikaans getinte refreinen en flarden r&b. In ‘My mother’s daughter’ geeft Naru inkijk in haar leefwereld in de VS. Noord-Afrikaanse zang komt wederom boven water, maar er wordt te spaarzaam omgegaan met de zoete jazzklanken. Uitvoerige verzen vullen het nummer op, waardoor de balans niet meer te recupereren valt.
De uitgesproken jazzlijnen worden meermaals naar de wachtruimte verwezen op ‘The blackest joy’. Zo doet ‘Made it’ het met de neo-soul van singer-songwriter Eric Benét. Hierin hanteert Naru opgewekte r&b-riedels van de jaren ’90, waar artiesten als Lauryn Hill de diepten van verkend hebben. Juist daardoor onthalen we de productie niet meteen met de rode loper. Hoewel ‘(Love) right now’ enkele jazzklanken uit de kast haalt, gaat het hier om rasechte soul die je in een vredige roes brengt. Daarmee bewijst de MC nog maar eens dat het niet altijd een verzet moet zijn tegen de gevestigde orde. Allegaartje ‘Baldwin’s crown’ gooit een resem invloeden bijeen, gaande van funk en soul tot Afrikaanse jazz. Door de gedoseerde hiphopverzen blijft het nummer echter niet boeien van begin tot eind. Er wordt met andere woorden te weinig gespeeld met de aanwezige elementen.
Hoewel ‘The blackest joy’ verscheidene genres als steunpilaren heeft, blijven de hiphopdeunen en rapstijl van Naru de belangrijkste kenmerken. Dat demonstreren kleppers als ‘Kaya’ en ‘Black future’ haast op eenvoudige wijze. In die nummers kiest de artieste er namelijk voor om het geheel niet te fel op te smukken met te veel andere invloeden. Dat de Amerikaanse beschikt over de nodige woordkunsten wordt dikwijls gestaafd, en er valt al helemaal niet naast te kijken als ze in pure vorm worden voorgeschoteld.
Bijwijlen voelt de bron aan jazz- en hiphopspinsels van Naru opgedroogd aan, aangezien haar drie eerdere langspelers manoeuvreerden met dezelfde elementen. Nochtans houdt ze er de variatie in door ingrediënten te lenen van genres die eerder bewezen het goed te vinden met hiphop en rap. De bal wordt hier echter meermalen misgeslagen doordat de perfecte balans niet altijd verwezenlijkt wordt. Zowel een overdaad aan vocals of een tekort eraan komen wel eens voor, wat soms doet uitkijken naar de volgende uit het lijstje. De lyrische kwaliteiten blijven in topvorm, maar relateren met de inhoud is een voorbehouden recht voor Afro-Amerikanen en vrouwen woonachtig in de VS.