Iceage is niet enkel een van de hardwerkendste bands van het decennium, het viertal is zonder twijfel ook een van de belangrijkste groepen van zijn generatie. De Denen stormden zeven jaar geleden blitzkrieg-gewijs binnen met het verpulverende ‘New brigade’, om twee jaar later de stap richting genuanceerdere en donkerdere punk te zetten met ‘You’re nothing’. Vervolgens volgde ‘Plowing into the field of love’, waarna we het zeker wisten: Iceage behoort tot de Groten. Die sublieme mengelmoes van uitgesponnen, barokke songs; de raadselachtige, maar verbluffend verfrissende structuren, de briljante woorden van Elias Bender Rønnenfelt (26) – ondertussen uitgegroeid tot fatalistische poeta vates van de verdoemde Generatie-Y -, of de meesterlijke gitaarkunstjes van zijn kompaan Johan Suurballe Wieth (27): het plaatje klópte.
We ontmoeten zanger Rønnenfelt en gitarist Wieth op een druilerige donderdagochtend in Brussel. De heren stonden in het verleden niet meteen bekend als vlotte babbelaars, maar hun omgang met de pers is erop vooruitgegaan. We hebben het allereerst over het diverse karakter van ‘Beyondless’, langspeler numero vier. De plaat verschijnt overmorgen via Matador. “We zijn niet geïnteresseerd in onszelf herhalen,” geeft Wieth duidelijk mee. En daar slaagt Iceage resoluut in. Rønnenfelt, mondiger dan ooit; zoekt, weegt, en vindt vervolgens zijn woorden: “Niets voelt voor ons als evident aan. Het album is de enige plaats waar we naartoe wilden. We hebben geprobeerd om de songs zoveel mogelijk recht aan te doen. We willen zoveel mogelijk urgentie en soul op de nummers projecteren. Onze studiotijd is dan ook erg intens, we werken de klok rond – hetgeen resulteert in een bijna-krankzinnige state of mind. Dat onverklaarbare gevoel willen we vervolgens zo echt mogelijk overdragen naar de plaat.”
Het viertal schreef ongeveer een jaar aan ‘Beyondless’ en sloot zich vervolgens tien dagen op in een studio in het Zweedse Gothenburg, ergens in een industriële buurt nabij de haven. Ook voor deze plaat zat Nis Bysted achter de knoppen. “Nis kun je best vergelijken met een deken; een soort comfort waarop we altijd kunnen terugvallen”, legt Wieth uit. “Ons opnameproces verloopt een beetje volgens trial and error. Omdat we zoveel bijleren en tegelijkertijd zoveel nieuwe dingen uitproberen, breidt het proces zichzelf automatisch uit.” Rønnenfelt licht toe: “We hebben altijd al graag met verschillende structuren en ritmes geëxperimenteerd om op die manier elke mogelijke piste voor een song na te gaan; om te verkennen in welke richting we een song willen sturen.”
De titel haalde Rønnenfelt bij Samuel Beckett, een literair monument. “Het komt uit een novelle getiteld ‘Worstward ho’, waarin Beckett veel met taal speelt en woorden als het ware uit elkaar breekt en ze op andere manieren weer aan elkaar linkt om zo betekenis te creëren met woorden die niet per se in het woordenboek voorkomen. Beyondless is geen woord, maar heeft wel een betekenis die de aparte delen (beyond en less) niet hebben, want samen betekenen de woorden iets als “more than less”. In samengestelde vorm betekent het voor mij dat verder dan niets niet kan bestaan. De betekenis zit dus vervat in het non-word.”
Op de vraag of hij voor de tekst of muziek nog ergens specifiek inspiratie uit putte, antwoordt Rønnenfelt – uitzonderlijk – zónder lang na te denken. “Je vertrekt bij het schrijven altijd onbewust vanuit een algemene achtergrond van de cultuur die je hebt geconsumeerd. We proberen onze muziek dan ook niet specifiek te analyseren vanuit een bepaald cultureel oogpunt. We gaan ook niet bewust op zoek naar wat ons juist kan beïnvloeden – het overkomt ons.” Voor de teksten uit ‘Plowing into the field of love’ trok Rønnenfelt naar Berlijn, voor ‘Beyondless’ bleef hij in Kopenhagen. “Ik heb geleerd dat het van belang is om andere oorden op te zoeken wanneer ik aan de teksten werk. De afstand tussen mijn bed en mijn bureau is simpelweg te klein om in de juiste sfeer te geraken.”
‘Beyondless’ voelt enigszins aan als een synthese van het voorbije drieluik: opener ‘Hurrah’ of laatste single ‘The day the music dies’ cruisen nietsontziend rechtdoor, barokke sterkhouders als ‘Under the sun’ of ‘Thieves like us’ zorgen voor de herkenbare gammele postpunk. Wieth: “We zijn niet op zoek naar een specifieke sound terwijl we songs schrijven, en we denken ook niet in termen van genres. We denken niet: ‘Oké, laten we nu een soul- of punksong schrijven.’ We volgen ons gut feeling. Dat zorgt voor een gevoel van dualiteit, en daar houden we van.” Rønnenfelt voegt toe: “We worden daarbij telkens geïnspireerd door een veelheid aan invloeden, en zo komen er een heleboel gevoelens samen in een smeltkroes waarin alle elementen tegen elkaar vechten en waarvan uiteindelijk bepaalde aspecten de bovenhand halen. Dat verklaart misschien de catharsis die erachter schuilt.”
Voor emotionele zuiveringen ben je op Iceage-langspeler nummer vier wederom aan het juiste adres. ‘Take it all’ herbergt bijvoorbeeld pure, onloochenbare schoonheid; zodanig in laagjes verpakt dat het bij elke aanraking weer dat tikkeltje meer doordringt. Rønnenfelt: “‘Take it all’ is een soort van ballad, die gaat over jezelf verloren voelen in onze moderne wereld – maar op een mooie manier. ’t Is een gebroken song, maar er schuilt ook verlossing in het nummer.” ‘Catch it’ grijpt gestaag naar de keel; balancerend tussen verwarring en verlangen – een typisch ongrijpbaar Iceage-gevoel, dat zich ook in de tekst uit: “Het nummer draait rond hoe verleidelijke zaken altijd weten aan te spreken, terwijl je evenzeer beseft dat er iets verraderlijks achter schuilt,” vertelt Rønnenfelt.
‘Beyondless’ is ook de rijkste Iceage-plaat tot op heden. Rønnenfelt: “Het album voelt voor ons als een welomlijnde entiteit aan. We hebben langer dan anders aan de muziek gewerkt, en ik heb de teksten binnen een op voorhand bepaald tijdsbestek geschreven om zo voor coherentie te zorgen die doorheen het album vloeit. Ons vroeger werk was ook meer gebaseerd op riffs – we vinden dat er voor ‘Beyondless’ meer in de diepte is gewerkt.” Wieth, rond wiens gitaarwerk heel wat vroegere Iceage-songs waren gecentreerd, is tevreden met de evolutie die het viertal doormaakte op vlak van instrumentatie. “De songs waren deze keer eenvoudiger dan voorheen. De originele instrumentatie maakte plaats voor extra arrangementen. Deze plaat is inderdaad minder dan de vorige albums gecentreerd rond gitaren, maar door de aanvullende blazers en strijkers blenden de gitaren op een meer organische manier in het geheel.” Rønnenfelt roept lachend: “Er staat hoe dan ook nog een fuckload gitaren op de plaat, Johan.” “Klopt,” geeft hij toe. “Ik zou ‘Beyondless’ dan ook evenzeer een gitaarplaat noemen. Door onze huidige manier van werken en de nieuwe bezetting (Iceage speelt sinds deze tour met een saxofonist, violist en pianist, red.), krijg ik meer ruimte om te experimenteren, en die nieuwe situatie vind ik erg aangenaam.”
‘Beyondless’ verschijnt vrijdag 4 mei. Op zondag 6 mei staat de band in de Botanique in het kader van Les Nuits (info & tickets)