‘I turn the music up, I got my records on
I shut the world outside, until the lights come on
Maybe the streets alight, maybe the trees are gone
I feel my heart starts beating to my favourite song’
(Coldplay – ‘Every teardrop is a waterfall’)
Ik ben geen Coldplay fan. Of beter, ik was een Coldplay fan, maar hun nieuwste werk ligt me minder nauw aan het hart. Toch is deze tekst erg toonaangevend voor wat muziek voor mij betekent. Ik sta ermee op, ga ermee slapen en de luttele minuten, soms uren, die ik zonder spendeer, zijn verwaarloosbaar en blijven me ook minder bij. Het maakt me wakker, kleurt mijn dag en sleept me werkelijk overal door. Muziek is voor mij, simpel gezegd, het belangrijkste ter wereld. Zodus breek ik voor een keertje mijn hart open. Dit zijn de zeven platen die mijn leven hebben bepaald en mijn kijk op heel wat dingen hebben veranderd.
Bloc Party – Silent alarm
‘We promised the world we’d tame it, what were we hoping for’ (‘Pioneers’) Mijn muzikale bewustzijn is ergens geschept in de puberteit. Dat had mis kunnen gaan, maar rond 2005 heb ik, voornamelijk dankzij Bloc Party, ontdekt dat ik een gitaarmeisje ben. Zet iemand op een podium met een Fender of een Gibson en ik ben vrij snel verkocht of minstens geboeid. Meer zelfs, als er geen gitaar te bespeuren valt, voel ik me verloren. En laat Russell Lissack nu net een van de meest fascinerende gitaristen zijn die deze planeet kent.
Met dit debuut brak Bloc Party door in het Verenigd Koninkrijk, de rest van Europa en ook in mijn hoofd. ‘Banquet’ was een van mijn eerste kennismakingen met indie en werd de song die het genre diep in mij zou wortelen. Ik dacht tijdens ‘Blue lights’, ‘This modern love’ en ‘Compliments’ voor de eerste keer na over gitaarlijnen, maten en de manier waarop teksten worden geschreven en songs historisch tot stand komen. Misschien was ‘Silent alarm’ in zijn geheel zelfs wel de stap die de laatste fase richting volwassenheid voor mij heeft gekenmerkt. Het omvat nog genoeg gestampvoet om kwaad te zijn op alles en iedereen, maar is rauw genoeg om de ogen van een puber te openen en de laatste naïviteit van zich af te schudden.
Arctic Monkeys – AM (2013)
‘When she needs a shelter from reality, she takes a dip in my daydreams’ (‘Arabella’). Over dit artikel zijn nachtenlang denkwerk gegaan. Stel maar eens een lijstje op van je zeven levensbepalende platen, het bleek al snel een aartsmoeilijke opdracht. Van in het begin was echter duidelijk dat Arctic Monkeys een plek moest krijgen. Nochtans heb ik lang getwijfeld tussen ‘AM’ en ‘Whatever people say I am, that’s what I’m not’. De Britten legden met hun debuut immers een van de laatste fundamenten aan de algemene doorbraak van indie rock en maakten hierdoor door de jaren heen ook zelf de groeiende populariteit en kinderziektes van het genre mee.
De keuze voor het laatste album is zelfs een last minute beslissing, maar het vat nu eenmaal samen wat ik zo mooi vind aan de Monkeys die met deze plaat hun beste tot nu toe maakten. De volmaakte muzikale en technische afwerking en vooral de immer poëtische lyrics van Alex Turner begeesteren, verleiden, woekeren en laten hun luisteraar gewoonweg niet los. Hun show op Reading Festival deze zomer moet bovendien een van de knapste optredens zijn geweest die ik ooit heb gezien en daar speelden pareltjes als ‘Do I wanna know’, ‘Knee socks’, ‘R U mine?’ en vooral dat o zo oorstrelende ‘I wanna be yours’ een grote rol in.
dEUS – The ideal crash (1999)
‘What is it you want me to be thinking of ?‘ (‘Instant street’) Misschien is het voor een Antwerpse normaal dat deze band in dit lijstje voorkomt, misschien ook niet. Voor mij is het nochtans vanzelfsprekend dat ook Barman en co hier een plaats opeisen met hun album waar voor mij een van de knapste songs op staat die ooit werden geschreven en die helemaal op zichzelf mijn liefde voor art rock heeft aangewakkerd.
Zonder aan juweeltjes als ‘Sister Dew’, ‘Magdalena’ of het titelnummer te willen voorbijgaan, kan ik het niet helpen dat dit een ode is aan ‘Instant street’. Ik zou uren rijden, en dat doe ik ook soms, om enkel en alleen die song live te kunnen zien en ervaren. De magie tussen Mauro en de frontman is bijna onnavolgbaar telkens wanneer het pure refrein wordt ingezet, terwijl de elektriciteit tussen de bandleden tijdens de tweede helft van het nummer genoeg is om een heel continent van stroom te kunnen voorzien. Wat die outro doet met een mens, is onbeschrijflijk en alleen al daarvoor verdient dEUS een minutenlange staande ovatie.
White Lies – To lose my life
‘Keep on running, there’s no place like home’ (Farewell to the fairground). Ik ben een loper, eigenlijk een triatleet, en een van mijn favoriete dingen aan al die uren trainen, is dat het meestal met muziek kan. Toen deze song via een Studio Brussel verzamel-cd toevallig in een van mijn afspeellijsten terecht kwam, spoelde ik het nochtans steevast snel door. Op een dag was ik echter zo bezig met boomstronken vermijden dat ik dat vergat en kwam ik plots in de fameuze bridge terecht. Ik was verkocht en sindsdien zijn er maar weinig dagen voorbij gegaan zonder dat ik ‘Fairground’ minstens een keer beluister.
Het zou nochtans nog jaren duren tot ik, op aanraden van de band zelf, een keer naar het volledige album zou luisteren. De eerste keer dat ik dit drietal in 2011 (per ongeluk) zag spelen, dacht ik zelfs dat ze een cover van het nummer brachten. Wist ik veel. White Lies is inmiddels bijna familie voor me en met hen reisde ik al de wereld rond, al ben ik live zelden echt onder de indruk van de groep. Behalve dan die ene keer dat ze Wembley Arena platspeelden.
Desondanks ben ik dat wel van ‘To lose my life’. De donkere lyrics staan dan in schril contrast met de immer vrolijke karakters van de drie heren, toch zijn ze anders dan anders. De gedrevenheid van de zanglijnen, gecombineerd met de scherpe synths, rake riffs en daverende drums, in ‘Death’, ‘From the stars’ of ‘E.S.T.’ heeft iets verslavend of vooral opzwepend dat live vaak een vreemde siddering in het publiek teweeg brengt. Die drums, en dan vooral de typische, rake klappen op de snare, werden overigens nog geregistreerd met een microfoon die in de Tweede Wereldoorlog is gebruikt om de holheid ervan te benadrukken en het ‘stabbing effect’ te verkrijgen wat nadien door zoveel bands werd overgenomen. Dat Londens bandje heeft dan ook heel wat langer over hun muziek nagedacht dan de meesten wel vermoeden.
Mira – In de daluren
‘Maar uw woorden zijn als kaarslicht in dit donkergrijs bestaan’ (‘In de daluren’) Ik geef grif toe dat ik geen fanate ben van vrouwelijke stemmen. Om heel eerlijk te zijn er zelfs maar twee waar ik zonder verpinken naar kan luisteren: Florence Welch en Mira Bertels. Die laatste mag dan een stuk minder bekend zijn dan de rosse vonk uit Londen, ze zegt het minstens even mooi.
‘In de daluren’, het debuut van de kleinkunstenares, leerde ik kennen in een periode dat ik gefascineerd werd door Nederlandstalige muziek en cabaret. Boudewijn de Groot, Neveneffecten, het passeerde allemaal de revue, maar niets bleef zo hangen als dit album. Ik heb het werkelijk grijsgedraaid en nog steeds blijf ik het aanraden aan iedereen die eens iets echt mooi in het Nederlands wil horen. Net zoals Alex Turner, weet Mira woorden zo te combineren en te plaatsen dat ze razendsnel doordringen en hun luisteraar confronteren met de moeilijkheden die iedereen wel een keertje meemaakt.
Foals – Antidotes
‘The hell outside’s kept away. If only we could move away from here.’ (‘Olympic airways’) Vaak gebeurt het dat ik een band eerst live leer kennen en vervolgens pas op zoek ga naar hun repertoire. Ook Foals is een band die me eerder overkwam op Latitude Festival, een van de mooiste en feëeriekste festivals ter wereld. Het was een bloedheet weekend waar de band uit Oxford voor de eerste maal op een Brits festival zou headlinen nu ze in hun thuisland eindelijk definitief waren doorgebroken bij het grote publiek met ‘Holy fire’. Die headline set deden ze erg gedurfd met flares, laserstralen en een show die doordrong tot de toppen van je tenen. En ook met ‘Spanish sahara’. De song vulde de weide als ware het een vervaarlijke mistbank en maakte daar ter plaatse een ontzettende indruk die ik voor altijd zal meedragen.
Het was pas in België dat ik verder op zoek ging naar wie of wat Foals precies was. Ik deed dan ook wat ik altijd doe wanneer een band me heeft geraakt: ik kocht de vier albums in een keer en beluisterde ze maandenlang aan een stuk door. Een favoriet kiezen was niet makkelijk, maar toch. ‘Antidotes’ heeft met ‘Red sox pugie’, ‘Olympic airways’ en vooral ‘Electric bloom’ het grootste aantal songs dat me meermaals naar adem deed en doet happen. Stuk voor stuk kan ik elk van hen een uur op repeat zetten terwijl ik voor me uit staar en nog word ik geen noot of dubbele laag beu. En dan heb ik nog niet eens iets gezegd over ‘Two steps twice’, het nummer dat de liveshows van de band steevast doet ontploffen dat het geen naam heeft.
Son Lux – Lanterns (2013)
‘What will we do now, we lost it to trying’ (Lost it to trying). Mijn favoriete tijd van het jaar is de festivalzomer. Die begint in mijn geval meestal vroeg genoeg, pakweg eind maart, en duurt ook net zo lang tot ik werkelijk uitgeput ben van het vele reizen. Ik blijf immers zelden binnen België, tour geregeld al eens met een band mee en kwam hierdoor al op de gekste plekken terecht. Een van mijn favoriete festivals is echter Les Nuits, dat ene stadsfestival rond de Botanique waarbij het ’s avonds al wat warmer is in Brussel en waar je een (h)eerlijk voorsmaakje krijgt van wat later nog eens een grote band zou kunnen worden.
Eén van mijn ontdekkingen op Les Nuits vorig jaar was het Amerikaanse project Son Lux. Nauwelijks een paar maanden voorheen speelde de band rond Ryan Lott een eerste keer in de AB en wisten ze daar al stevig te overtuigen. De Orangerie stond in mei dan ook afgeladen vol toen de met momenten broze, maar vooral experimentele indie de zaal in denderde en de Botanique in lichterlaaie deed staan. ‘Lanterns’, de plaat waar de hele show om draaide, is zelf een ongelooflijk, adembenemend album waarop Lott als geen ander de meest gewaagde lijnen combineert en geluidsmuren tegen elkaar laat opbotsen. Het blijft mij bij als een van de albums die bewijzen dat er soms geen songstructuur nodig is om toch in te slaan als een bom.
Ontsprongen de dans, maar krijgen desalniettemin een eervolle vermelding: Florence + The Machine – Lungs, Bombay Bicycle Club – So Long, See You Tomorrow, Ben Howard – Every Kingdom, Coldplay – A Rush Of Blood to the Head, Django Django – Django Django, The Maccabees – Given To The Wild, The National – High Violet, Yann Tiersen – Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain
Ik denk dat ik nog wel even kan doorgaan.