Op zaterdag 13 september presenteerde Democrazy voor de eerste keer Big Next Festival. Big Next is al enkele jaren Democrazy’s concept rond bands op de rand van een doorbraak. De namen die onder deze noemer al in de Gentse concertzalen verschenen, zijn op zijn minst pareltjes te noemen: Kurt Vile, Real Estate, Willis Earl Beal, Future Islands, Palma Violets, Michael Kiwanuka, Asgeir… en ga zo maar door. Democrazy sloeg de handen in elkaar met blogger Disco Naïveté om de volledige DOKsite in Gent voor een dag in te palmen. Op verschillende podia stonden 13 bands, zowel talent van eigen bodem als internationale acts, om te ontdekken voor een, al zeggen we het zelf, spotprijs.
Het verslag komt uit de notities van Tiffany Devos en Jens Van Lathem. De foto’s zijn van Caroline Vandekerckhove.
STUFF mocht onder leiding van een inventieve drummer het eerste drie kwartier van de dag lekker weg grooven. Met z’n vijven spelen ze een opgepunkte versie van fusion jazz, waarbij de verwijzingen naar Robert Glasper Experiment of Herbie Hancock nooit ver weg zijn. Het is het soort muziek waar rappers als MF Doom zich graag van bedienen, als we de naar freejazz ruikende solo’s van de blazer buiten rekening laten. Even later al tekende de groep present voor een eerste hoogtepunt van de set toen de laptopmuzikant een sample uit ‘Juicy’ van The Notorious B.I.G. door de speakers joeg. Verder kregen we een onevenwichtige set te horen, waarbij de band continu op zoek ging naar een missend element. Soms vonden ze die in melodisch gouden samenspel, soms simpelweg in het opdrijven van de volume. Die oplossingen hoorden we echter te weinig, waardoor ondergetekende toch wat op z’n honger bleef zitten.
Unday Records-duo Hydrogen Sea trapte met hun dromerige elektronische pop de DOK Box in gang. Als een octopus bediende PJ Seaux, in een wel heel warme trui voor de zon die op dat moment flink z’n best deed, de knopjes terwijl Birsen Uçar zachtjes de microfoon en de synths beroerde. De twee wisselden vaak veelzeggende blikken uit en op het podium hing er wel een soort van magie, maar het bleek moeilijk om die sfeer te vertalen naar het langzaam de zaal vullende publiek. In de zanglijnen en tempo’s van de nummers zit bovendien weinig reliëf waardoor we het wachten op de losbarsting die nooit zou komen al snel opgaven. Ondanks al het degelijk songmateriaal, kwam single ‘Wear out’ nog het dichtst bij vuurwerk, maar voor een echt lichtspel moesten we wachten op de vuurpijlen die Odegand later op de avond in de binnenstad zou afvuren.
Hoeveel kan een band veranderen in drie weken? Het antwoord blijkt, zelfs met een nieuwe toetsenist in de gelederen, niet zo heel veel. Nog steeds klinken Robbing Millions als het hyperactieve nakomelingetje van een trio tussen Panda Bear, White Denim en Frank Zappa. Beschreven wij hun optreden op Pukkelpop nog als een wegomleiding van een uur zonder enige richtingsaanwijzer, dan vonden wij nu die prettige chaos iets meer georkestreerd. Wel overeind bleven de aanstekelijke samenzang en de nonchalante melodieën. En net zoals het niemand stoort dat wij hier onze Pukkelpop-recensie aan het recycleren zijn, geeft niemand een moer om het feit dat de drie kleine hitjes van de band eigenlijk rond één en dezelfde riff gebouwd zijn. Tout va bien avec Robbing Millions.
Terug in de Box troffen we een soundcheckend Samaris aan die de ‘check check’s en ‘more vocals’ gewoon liet overlopen in het begin van hun set. De beats, de klarinet, en het schattiger-dan-goed-voor-haar-is frontmeisje dat in haar moedertaal zingt met een heerlijk beetje heesheid – ze zouden al hun materiaal in een Opel Corsa krijgen – brachten hun unieke ijle geluid op IJslandse wijze. Bij het trio klonk dat eerste ingrediënt bovendien heel wat sterker dan bij hun collega’s van Hydrogen Sea, waardoor we een net iets overtuigender geheel kregen van de tweede knopjeswizard en co van de dag. Als uitsmijter bracht de band een remix van ‘Stofnar falla’ waarin we na heel wat oppervlaktezweven kopje onder werden geduwd.
We beginnen nog eens met een vraag. Hoe onheilspellend kan een zinnetje als “1 2 3 4 / what’s underneath the floor?” nog klinken onder een stralend witblauwe hemel? Nochtans is het net dat waar Mirel Wagner op plaat zo goed in is: sinistere songs over kindermoordenaars met simpel gitaarspel diep onder je huid laten dringen. De zonnige omstandigheden leken haar persona parten te spelen, waardoor enkel haar ongecompliceerde muziek overbleef. De Finse bracht een kinderlijke nieuwjaarsbrief op gitaar, met een metrum dat niet altijd klopte en emoties die wel echt zijn, maar het publiek nooit tot op het puntje van hun stoel dwong. Even mochten we in haar ziel kijken op ‘No death’, daarna was het alweer voorbij. Als ze ooit in een donker, griezelig hol optreedt, zijn we er als de kippen bij.
Ahmed Gallab heeft voor zijn soloproject Sinkane live drie muzikanten rond zich verzameld. Een optreden van Gallab en zonen bleek al even eclectisch als nieuwste plaat ‘Mean love’. Soulvolle electronica werd aangevuld met Afrikaanse ritmes, funky baslijntjes en gitaarsolo’s. Iemand had de jongeman ook verteld dat Belgen niet konden dansen, maar daarvan werd hij naar eigen zeggen dankzij de op en neer deinende massa niet overtuigd. Zijn grootste troef was echter het spelplezier dat de artiest uitstraalde. Hij leek al even blij op het podium als wanneer we hem later op de avond met een Duvel in de hand in Cafe Video spotten. Puik optreden, ‘How we be’ hebben we de rest van de dag en nacht niet meer uit ons hoofd gekregen en dat wil wat zeggen na zo’n arsenaal aan bands gezien te hebben.
De Arena bleek hun opgelopen vertraging te hebben ingelopen, met als resultaat dat Kevin Morby en zijn kompaan al hun ding stonden te doen bij aankomst. De muzikant en zijn drummer, een overblijfsel van The Babies, brachten laidback folkrock in zijn puurste vorm. De jonge Amerikaan schrok er ook niet voor terug om het negen minuten lange ‘Harlem river’ te brengen. Met zijn nonchalante stem pakte hij de weinige aanwezige toeschouwers in met ‘Miles miles miles’ uit zijn solodebuut en voorproefje ‘Parade’, waarin we zelfs de pianotoetsen en verdwaalde saxofoon niet misten, als hoogtepunten.
Het brandt in Bert Dockx. Met zijn nieuwe project Strand combineert hij minimalistische Nederlandse teksten met virtuoos en eigenzinnig gitaarspel, waarbij wij enkel konden denken aan de akoestische freakpsychedelica van ‘Niandra LaDes & usually just a t-shirt’. Het werd een soort cd-voorstelling en elke song ligt wel degelijk in de lijn van het vooruitgeschoven duo ‘Dood’ / ‘Haat’. Dat kon echter nooit deren. De snaren werden aangevallen met rode furie en de stem van Dockx orakelde traag en diep zijn abstracte poëzie. Het zijn schrijfsels waarin woorden nauwgezet worden geteld en geplaatst, als een schilder die de rimpels op een portret plant. Strand wordt een album waarin de artiest zowel persoonlijke als maatschappelijk schade opmeet, en zal als een mokerslag aankomen.
Na de visbokaalraveparty van The Acid kwamen we boven voor lucht (‘Basic instinct’-pun intended) in de Arena. BRNS had enige vertraging opgelopen door de soundcheck van al die instrumenten die geenszins in een Opel Corsa zouden passen. Hadden we vandaag in heel wat sets explosiviteit gemist, dan werd dat door de vier Brusselaars – vooral met de oude nummers – goedgemaakt. De multi-instrumentalisten speelden heel wat nieuw materiaal en hadden complexe ritmes en een stroboscoop meegebracht. Hun live-set werd mooi aangekleed met een lichtshow en kleine ingestudeerde momenten, maar de muziek miste de punch en hooks van hun ouder werk, ook al was de BRNS-stempel onmiskenbaar aanwezig. Grappiger is de band er blijkbaar wel op geworden, toen een snaar sprong vertaalden ze in hun hele vertelling “content de jouer AB à notre nom” als “we zijn heel grappig om AB te spelen op onze naam”.
Go March combineert het beste van drie werelden. Gitaren die als synths klinken, synths die als schreeuwende gitaren overkomen en een beest van een drummer die als een trommelman op een galleischip zijn slaven zonder franjes aanstuurt. Een dikke veertig minuten hoorden we een krautrockerige soundtrack voor een actiefilm die tot onze verbazing echt spannend was. Eén keer werd de zweep er niet opgelegd, bij een rustig middenstuk dat ons moeiteloos meesleurde in zijn opbouw en zelfs wist te verrassen toen de toetsenist een stukje alternatieve 8-bit mocht brengen. Voor het overige blonk de groep uit in vakmanschap, met vooral de gitarist die de sound laat aanzwellen in de schaduw, en zelfs als hij in de spotlight komt gewoon met een simpele, welgemikte notenbeweging aan komt draven. De muzikanten van Go March spelen geen muziek, ze maken muziek.
Als afsluiter stond neosoultalent Nick Hakim in de Kantine geprogrammeerd. Hakim is gewoon een kerel met baard, gitaar, versterker en beatpad en ook voor hem zou die Opel Corsa niet te klein zijn geweest. Al wordt de Amerikaan in één adem genoemd met Kwabs, uitpakken met zijn stem deed de man slechts zelden. Hij behandelde zijn gitaar zachtjes terwijl hij vol soul woorden over zijn lippen liet rollen. “I had a dream you were in your birthdaysuit”, onthouden we. Aangevuld met sympathiek podiumgepraat veroverde hij zo misschien wel het meeste harten van iedereen.
Dit artikel werd geenszins gesponsord door Opel.