Een terugblik op Dour 2024: Zijn we uit elkaar gegroeid?

door Daan Leber

Zonder corona viel dit jubileum iets vroeger, maar dit jaar vierde ik mijn tiende bezoek aan Dour. Doorheen de jaren was het festival een zekerheid in mijn agenda. De gevarieerde line-up presenteert steeds artiesten uit allerlei verschillende genres, die broederlijk een festivalterrein delen. Foto door Derdeoog via Dour Festival.

 

De sleutel tot succes is de locatie

Tijdens alle edities die ik bezocht, kon je bijvoorbeeld zonder enig probleem in de vooravond meezingen met Bazart, om een paar uur later te beuken op de industriële techno van Karenn en de volgende dag wakker te worden bij Ho99o9. Dankzij Dour evolueerde mijn eigen muzieksmaak ook tussen de festivalzomers door. De indrukken die ik opdeed op het festival, zorgden ervoor dat ik me nog meer op niche-elektronica en clubmuziek richtte. Steeds wist het festival me in de zomer toch te overtuigen de uitputtingsslag die het is, aan te gaan. 

De afgelopen jaren is verder duidelijk geworden dat Dour een nieuwe weg probeert in te slaan. Een grote verandering gebeurde in 2018, toen de organisatie van terrein verhuisde. Het oude Plaine De La Machine à Feu was een wirwar van hoekjes, kantjes en hoogteverschillen. Wie daar nog het festival doorbracht, houdt waarschijnlijk mooie herinneringen over aan de charmante site. Daartegenover is een open vlakte gekomen, met een grote positieve impact op de afstanden tot de camping. Hierdoor is die ook voor de organisatie iets meer beheersbaar. Typisch voor Dour is dat die weide behoorlijk minimaal ingevuld is. Hier hoef je geen foodtruckhoek of workshop vlotten bouwen verwachten. Wie dat wil, gaat wel zelf in het zand spelen van de Rockamadour.

Die keiharde focus op muziek is wat Dour onderscheidt van de andere grote festivals als Werchter of Pukkelpop. Zeker dankzij de enorme variëteit aan genres die je er kan horen. Dat deel van het Dour-DNA komt het sterkst naar voren wanneer je beseft dat het eigenlijk om twee festivals op één terrein gaat: Terwijl de laatste nachtelijke beats nauwelijks stilgevallen zijn, begint op de verschillende podia de dagprogrammatie. Die bestaat traditioneel uit een mengeling van vooral indie, wat meer stevige gitaren, (Franse) hiphop, en ontdekkingen uit binnen- en buitenland in mijn geliefde Labo-tent. 

Overdag lopen er vooral mensen die naar het festival komen voor de ontdekkingen en de kleine namen. Voor een muziekliefhebber zit daar een groot stuk van de aantrekkingskracht van Dour. In relatief weinig gevulde tenten, kom je samen met een groep mensen, die ondanks hun slaaptekort, toch maar weer op de wei staan. Zeker in de kleinste tenten op het terrein kan dat soms leiden tot fantastische shows. Dit jaar kon je er bijvoorbeeld Sega Bodega aan het werk zien. Ondanks de capaciteit van de tent, kon je eindelijk eens fysiek samenkomen om te genieten van breed genoemd “internetmuziek”. Wie op zondag dan weer in de Labo stond, kon Ralphie Choo zien opstaan als de surfer boy versie van Rosalía, inclusief podiumprésence. 

Wie muziek met liedjes en refreinen niet hun ding vindt, of al van ‘s middags vroeg knaldrang heeft, kan de laatste jaren ook terecht in de Rockamadour. De stage zelf is met behulp van zwarte containers een cirkelvormige zandbak. Die meer intieme setting houdt het midden tussen een open air en een club. Bovendien is het geregeld de plaats voor meer uitdagende sets. Met wisselende collectieven die dj’s afvaardigen, is het steeds een beetje een verrassing wat je te horen zal krijgen. Op die manier pikten we bijvoorbeeld een mooie staalkaart van het Slagwerk-collectief mee, dat onder andere Otis en Angelita had meegebracht. 

 

Het elektronische DNA van Dour

Toch is Dour voor het merendeel van de bezoekers een hoogmis van elektronische muziek, en die komt vaak meer tot z’n recht in de nacht. Bij het vallen van de avond verandert de weide dan ook in bruisende mensenstromen. Al van in 2016 werd duidelijk dat de Elektropedia (het grote technopodium) steeds meer als tweede hoofdpodium naar voor kwam. Uiteraard zit dat ook gekapseld in een ruimere groei van elektronische muziek naar de mainstream. Toch leek dat in het verleden een normale en logische zaak. Elektronisch muziek is nu eenmaal onlosmakelijk verbonden met het festival. 

De Balzaal is mogelijks één van de grote redenen waarom mensen zich een ticket aanschaffen. Het jammere is, is dat de programmatie op dat podium steeds enger en enger wordt ingevuld. Een groot deel van de namen op de afgelopen twee edities bestonden uit veelal dezelfde pool dj’s die continue Kompass of Fuse frequenteren, en die je in de zomer vaak ook op middelgrote dj-festivals aan het werk kan zien. Daarnaast staan er ook dj’s die je, als geroutineerd Dourbezoeker, ongetwijfeld al eens eerder aan het werk hebt kunnen zien. Dj’s als Honey Dijon of Young Marco draaien al zo lang mee in het festivalcircuit, dat je als open-minded elektronicaliefhebber toch wat spannenders verwacht van Dour. De grote publiekstrekkers op de Balzaal bleken deze editie Netsky en Bicep. Als de grote headliners muziek uit je puberjaren is, of wat je verwacht op een afterwork met collega’s, vind ik dat als “routinier” toch wel ergens spijtig. 

Natuurlijk moet het merendeel van de bezoekers geen diepgravers in niches zijn. En natuurlijk verschillen smaken, kleuren en geuren (alhoewel het nergens anders ruikt dan als op Dour). Toch ben ik ervan overtuigd dat de pak minder unieke programmatie van de Balzaal een invloed heeft op het Dour-DNA. In het verleden kregen ook minder gekende en soms verguisde subgenres als hardcore, IDM, industriële techno of footwork een prominente plek op het terrein. Die diversiteit aan “elektronische dansmuziek” is volgens mij steeds minder terug te vinden op Dour.  Het duidelijkste voorbeeld is het verdwijnen van de metal- en aanverwantentent, die ‘s nachts de plek was voor wie op zoek was naar snedige “niet-techno”. Afgelopen jaren kon je daar zowel JPEGMafia overdag als Ascendent Vierge in de nacht zien spelen. Het is vooral het verdwijnen van de mengelmoes aan “middenkaliber” artiesten die meer en meer begint op te vallen. 

Want dat Dour nog steeds de vinger aan de pols heeft, bewezen ze op vlak van Belgische dj’s. Ojoo en Mankiyan speelden een heerlijk diepe bass-set, DJ Shoplifter liet mijn hoofd ontploffen met een dolgedraaide ‘Didgeridoo’-blend. En het voelde heel fijn even deel te mogen uitmaken van de queer-scene uit Brussel die de Rockamadour overnam op vrijdagmiddag. Hoe goed die dj-sets ook waren. Toch voelde het wat aan als een programmatorisch zwaktebod. Omdat de interessante middennamen verdwenen waren, en de grote nachtprogrammatie vaak mijn ding niet waren, kon ik de homegrown scene gevierd zien worden. Als je echter daarvoor naar festivals gaat, kan je zo’n namen vaak in een meer geschikte setting op middelgrote festivals zien, of doorheen het jaar in een natuurlijke club-omgeving. 

 

Charme

Langzaamaan verdwijnen de kleine kantjes die Dour Dour maken. Aan de ene kant is die sterke professionalisering toe te juichen. De chaos in het verleden was zelden zo “charmant” als in de herinnering. Anderzijds wordt de bezoeker door het “Doureeuh-image” een illusie op basis van het verleden voorgeschoteld. De metaaldetectoren perkten de ongebreidelde losbandigheid op het terrein nog verder in bijvoorbeeld. Initieel werden die na de terreuraanslagen in 2016 door de organisatie met tegenzin ingevoerd. Waar het de bedoeling was dat dit een eenmalige veiligheidsmaatregel was, zijn die sindsdien gewoon vaste prik. 

Waar de witte Herasdoeken binnen de vierentwintig uur volgespoten waren met graffiti, worden nu de kleinste alcoholstiften afgenomen, zodat de pre-printed doeken van de sponsors niet beklad worden. De gare winkeltjes met alles van reggaevlaggen en grinders, tot funshirts en gezichtstattoo’s zijn vervangen door dezelfde promostandjes van grote bedrijven die waarschijnlijk elke weide zien. Hier en daar vind je nog een restje “old school Dour”. Een dj als Hugo Freegow die vol liefde van elektro naar synthwave en Dinamarca springt, een sigaret krijgen van een mededanser, of een stil protest aan de omheining van de luxe-camping met bordjes als “Regular > Dour Les Bains“, “Dour Les Bains, c’est caca” en “Rendre nous nos champs“. 

 

Dour, c’est l’amour, maar ik vraag me af of we niet uiteen gegroeid zijn. Dour heeft altijd al in een spanningsveld gezeten tussen underground en mainstream. Grote massa’s in de nacht, en te grote tenten overdag, en het festival zelf is puur door zijn afstanden, aantal artiesten en late avondklok al een immense inspanning. Dat het festival nog steeds een van de meer eclectische line-ups kent van de grote festivals in ons land, blijft dan weer een feit. 

Dankzij Dour had ik nooit de muziek leren kennen die ik luister, en had ik zelfs nooit voor Indiestyle geschreven. Toch is het punt bereikt waarbij de derde week van juli niet meer standaard geblokkeerd staat in mijn agenda. Met spijt in het hart, en een beetje rouw, is Dour voor mij een festival geworden als de meeste, waar de line-up geen zekerheid meer is, maar een “we zien wel wat er komt”. Een grote kans dus dat je mij volgend jaar linksvoor in de Labo of in het zand van de Rockamadour tegenkomt.