Header image

Rave New World #1: Willen we wel de oude festivals terug?

door Daan Leber

Het is een klein jaar geleden dat ik nog eens op een dansvloer stond. De coronapandemie hakt er wereldwijd op in, en zeker de cultuursector is één van de grote slachtoffers. Hoewel de knaldrang zich steeds meer ophoopt op zoek naar een uitlaatklep, kan het niet kwaad om het festival- en clubcircuit onder de loep te leggen. In deze reeks wil ik mijn visie hierop delen. Kort samengevat zie ik een essentiële rol weggelegd voor het alternatieve circuit om een voorloper te zijn in maatschappelijke veranderingen. De dansvloer is een plek bij uitstek waar jonge (en minder jonge) mensen hun persoonlijke identiteit en overtuigingen kunnen uiten. Toch was dit pre-covid niet altijd het geval of zijn er trends die dit aspect van clubcultuur onder druk zetten. De opzet is dus duidelijk: hoe kunnen we deze maatschappelijke rol opnieuw in het centrum plaatsen? Welke veranderingen kunnen hiertoe leiden? Hoe zie ik de ideale club? Hoe kijken andere personen, van bezoekers, “club academici” tot organisatoren, hiernaar toe? Wat volgt is een subjectieve, maar onderbouwde analyse, die vertrekt vanuit mijn liefde voor de nacht en de dansvloer.

Deel 1: Willen we wel de oude festivals terug?

Tegen uiterlijk midden maart krijgen de Belgische festivals nieuws over wat mogelijk zal zijn deze zomer in het licht van de covidpandemie. Uiteraard duimen wij dat festivals zoveel als mogelijk kunnen doorgaan. De vraag die zich echter opwerpt, en die corona enkel maar urgenter heeft gemaakt, is of we wel het oude normaal terugwillen op de weide?

De afgelopen jaren voelde ik, als bezoeker en als recensent, een trend ontwikkelen. Initieel leek het moeilijk om exacte veranderingen aan te duiden. Gezaag over “dat de line-up vroeger zoveel beter was” hoort natuurlijk bij het wachten tot de zomer. Overal werden wel nog het juiste aantal artiesten geboekt die een festival voor de muziekliefhebber de moeite waard maakten. Weides werden beter ingericht op de mensenstromen, tenten kregen een update, Dour verhuisde zelfs van terrein,… Incrementele verbeteringen stapelden zich op. Tegelijk veranderden ook andere zaken aan de festivalbeleving. Na de aanslagen in Zaventem en Brussel verschenen plots metaaldetectoren aan de ingangen. Daarna kwam het stoffen festivalbandje met chip eraan (weet iemand eigenlijk waarvoor die dienen?). Het lijkt me niet onlogisch om te voorspellen dat sneltesten zullen ingevoerd worden als festivals door kunnen gaan deze zomer.

In het vervolg van dit stuk zal ik me in de eerste plaats richten op de grootste festivals in België. Zij trekken nu eenmaal de meeste bezoekers aan en achter verschillende festivals schuilt ook een interessante eigendomsstructuur. Zo is Live Nation in België (maar ook wereldwijd) één van de grootste spelers in de evenementen- en livesector. Tegelijk heb ik de sterke overtuiging dat alternatieve cultuur een belangrijke force of change kan (of zelfs moet) zijn met een potentieel grote impact op de maatschappij in het algemeen.

De Tijdelijke Autonome Zone als blauwdruk voor de toekomst?

Hoewel de eerste (muziek)festivals al dateren van millennia geleden, is toch een belangrijke periode aan te duiden die van invloed is op het huidige festivallandschap. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden in Europa verschillende jazzfestivals, die vervolgens ook tot in de Verenigde Staten terechtkwamen. Vanuit de hippiecultuur in de jaren ’60 ontstonden ook de eerste mega-festivals, met als hoogtepunt Woodstock, met meer dan 400000 bezoekers (waarvan velen geen inkomgeld betaalden). In België duurde die evolutie iets langer, met in 1975 de eerste editie van Rock Werchter, dat ongeveer gelijktijdig begon met Glastonbury (VK), Roskilde (DE) en Pinkpop (NL). In 1985 ontstond Pukkelpop en in 1988 werd voor het eerst een georganiseerde editie van Dour op poten gezet. In de jaren nadien is de Belgische festivalmarkt steeds groter en diverser geworden, met een verviervoudiging van het aantal festivals tussen 1999 en 2004, waardoor er in een (reguliere) zomer keuze is tussen zo’n 280 verschillende festivals (Huijgh & Evens, 2013). Met die groei komt echter ook het verzoenen van de waarden die de (initiële) organisaties in het vaandel dragen met een marktlogica en winststreven.

Die waarden kenden, net zoals de festivals zelf, hun oorsprong in de hippie- en tegencultuur. Festivals kunnen het potentieel hebben om verandering in de maatschappij te bewerkstelligen door gelijkgezinde vreemden samen te brengen door middel van een focus op muziek. Een leidraad voor dit artikel is het concept van Temporary Autonomous Zones (TAZ’s), van de anarchistische schrijver Hakim Bey. Een TAZ is een bewust politieke daad om een tijdelijke ruimte te creëren waar formele vormen van controle ontbreken. Beys bedoeling is om hiermee hiërarchische relationele structuren te omzeilen, om geconcentreerd in het “nu” de geest te bevrijden van controlerende mechanismen die in de brede maatschappij al dan niet heersen. Het tijdelijke karakter van die autonome zone is van belang. Bey is ervan overtuigd dat elke poging tot het vormen van een meer permanente autonome zone leidt tot een gestructureerde orde, die de creativiteit onderdrukt.

Castlemorton Common Festival, 1992

Zo’n TAZ is natuurlijk een utopische visie van de auteur zelf, maar bijvoorbeeld illegale Britse raves in de jaren ’90 komen wel in de buurt hiervan. Zeker bij de grotere evenementen stond de politie vaak machteloos in het ordehandhaven, waardoor ze geen andere optie hadden dan te laten betijen. Meer recent had je bijvoorbeeld de nieuwjaarsrave in de buurt van Rennes, waar niet toevallig ook een ZAD (zone à défendre) gevestigd is. Of illegaal feesten in tijden van corona een goed idee is, is natuurlijk een andere kwestie.

Hoewel de radicaliteit van Bey’s concept er van af spat en kritieken erop legio zijn (zoals: de haalbaarheid in de concrete realiteit, de verenigbaarheid met safe spaces, de tijdelijke aard, de vraag óf een TAZ überhaupt een gewenste structuur is,…), geeft het wel een radicale en opvallende visie die toepasbaar is op festivals. Hiermee wil ik niet perse pleiten om festivals om te vormen tot anarchistische hoogmissen, maar juist door de “vrijheid, blijheid” die vaak geassocieerd wordt met festivalcultuur, vind ik het wel een relevant denkkader om te hanteren.

Autonomie van de festivalganger

Een compleet autonome structuur toepassen op een festival van de grootteorde zoals Werchter is natuurlijk niet haalbaar. Dat hoeft echter niet te betekenen dat de festivalganger zich dan ook maar moet schikken naar wat de organisatoren ingepland hebben. Toch lijkt de ruimte voor persoonlijke expressie (in welke vorm dan ook) steeds meer beperkt te worden. Maatregelen die initieel werden ingevoerd omwille van het verhoogd dreigingsniveau na de aanslagen van 2016, zijn permanent gebleken. Nog steeds moet iedereen door een metaaldetector voor het bezoek aan de weide. Samenhangend daarmee lijkt een verhoogde aanwezigheid van politie en private security-agenten meer en meer normale kost te worden. Dit blijft ook niet beperkt tot de effectieve festivalweide. Waar vroeger op de Dourcamping elke twee uur twee dames van middelbare leeftijd een rondje kwamen doen, keken wij de afgelopen editie (2019) raar op toen op zondagnacht securitypersoneel met zaklampen de tenten op de camping afging. Ook op Pukkelpop is het schering en inslag dat luide campingbezoekers ’s nachts aangemaand worden om hun tent op te zoeken.

De inperking van de autonomie van de bezoeker gebeurt echter ook subtieler. Waar festivals in het verleden (subjectief aanvoelend) een meer eigen smoel hadden, valt tegenwoordig een homogenisering van de festivalweide op. Niet alleen in de line-ups (waarover verder meer), maar ook in de visuele stijl en inkleding. Exact dezelfde tenten duiken op verschillende weides op (zoals die zwarte “iglo’s”), maar ook de randomkadering convergeert tot een soort “urban pinterest-esthetiek”.

North West Walls, Rock Werchter

Ieder zichzelf respecterend festival heeft wel een (al dan niet permanente) kunstinstallatie op de terreinen. Tomorrowland ging een samenwerking met Arne Quinze aan om een brug te installeren waar mensen “positieve boodschappen” konden laten ingraveren, Rock Werchter plaatste enkele containers die als “street art” canvas moeten dienen (onder curatie van… Arne Quinze), Pukkelpop zet onder andere een groot LED-canvas in, en Dour, dat geheel in eigen stijl wat achterloopt op dat vlak, verving de witte doeken rond de hekken (die naar het einde toe volledig bespoten en getagd werden door bezoekers) met voorgedrukte graffiti en “inspirational quotes”.

Kunst wordt in deze context vooral ingezet als waarde- en belevingsverhogende tactiek, veeleer gestript van haar kritische, politieke en maatschappelijke functie. Ook op andere vlakken kijken festivals naar elkaar. Waar foodtrucks en een focus op het culinaire initieel een unique selling proposition was van Best Kept Secret, moet de typische friet met saus de concurrentie aangaan met “haute dogs”, luxe-croques, cocktails die richting twintig euro gaan of streetfood uit elke uithoek van de planeet.

Autonomie van de organisator

Het is echter niet alleen de autonomie van de bezoeker die aangetast wordt. Ook de ruimte voor organisatoren wordt sterk beperkt. Het gaat hier niet om de organisatorische kant van het opzetten van een festival, de meeste gemeenten zijn maar al te blij met de verhoogde inkomsten die (on)rechtstreeks eruit voortvloeien. Vooral op vlak van line-ups zijn de handen van organisatoren en boekers stevig gebonden. Het ontdekkingsaspect van festivals is volgens mij sterk aan het inboeten, terwijl het lijkt alsof telkens dezelfde groep artiesten verschillende line-ups siert.

Een mogelijke verklaring hiervoor zie ik in de almacht van Live Nation. Het bedrijf is de wereldwijde marktleider in de livesector en heeft ook in België stevig de touwtjes in handen. In 2001 nam het verschillende Belgische concertorganisatoren, booking agencies en artiestenmanagementbedrijven over, om deze te consolideren in één bedrijf. Daarnaast werd het ook eigenaar en organisator van Rock Werchter. Deze horizontale, maar vooral verticale integratie zorgt voor een immense impact op het Belgische festivallandschap. Live Nation werd met deze overnames een organisator, booking agency en concertpromotor, waarbij de interdependentie van elk van deze onderdelen van cruciaal belang is voor het functioneren van het geheel.

De gevolgen hiervan worden ook besproken in deze paper van Ellen Huijgh en Tom Evens. In de eerste plaats houdt Live Nation de meest populaire artiesten voor zichzelf. Vooral festivals waar het bedrijf organisator is (zoals de Werchter-festivals) en co-organisator (onder andere het geval bij Dour en Pukkelpop) kunnen rekenen op deze belangrijke publiekstrekkende artiesten. Onafhankelijke festivals betalen echter een dubbele prijs. In haar rol als booking agency zet Live Nation ook een pak minder bekende bands en artiesten op haar eigen festivals, om het profiel van de groepen en dj’s te boosten. Hierdoor komen deze groepen terecht in een hogere prijsklasse, die niet altijd even betaalbaar is voor de kleinere spelers op de festivalmarkt.

Het gevolg van dit alles is een marktdominantie van Live Nation. Cijfers uit 2012 tonen aan dat Belgische festivals 40% tot 50% van hun line-ups via Live Nation (moeten) boeken. De auteurs vatten het op een andere manier nog eens samen: “Without access to Live Nation’s roster of artists, festival organizers may find it difficult to form a compelling musical line-up and be economically sustainable.”

Hoe kunnen we deze dominantie proberen doorbreken en weer diverse line-ups samenstellen? Een mogelijke optie is om een deel van de line-up als organisator uit te besteden aan een onafhankelijke curator die carte blanche krijgt. Dit is geen nieuwe oplossing. Op Dour was bijvoorbeeld tot een aantal jaar geleden zaterdag traditioneel de dag waarop Lefto een eigen programma samenstelde in de Boombox. Vaak ging dit gepaard met interessante en minder grote hiphop zoals Jonwayne of Loyle Carner, maar er werd ook ruimer geboekt, zoals Squarepushers Shobaleader One-project. Het kan een mogelijkheid zijn om op die manier een commercieel interessante naam te combineren met avontuur in de line-up. Een ander voorbeeld waar dat goed uitpakt, is het nichefestival Meakusma, waar Ben UFO volledige autonomie heeft over een deel van het programma.

De grotere festivals kunnen hieruit lessen trekken. Door het curatorschap komen niet-gevestigde of minder voor de hand liggende artiesten (omdat ze niet gerepresenteerd worden door Live Nation) wel terecht op de affiche. Mensen komen voor de grote naam van de curator, en blijven hangen voor wat die de moeite acht om op dat publiek los te laten. Belangrijk is echter wel dat deze curator binnen het aangeduide budget niet gebonden is. Te vaak heb je echter het gevoel dat de organisaties ingrijpen op hun selecties, zoals de muzikaal voorspelbare woensdagavonden op Dour bijvoorbeeld aanvoelen.

Tijdelijk karakter?

Wat nog niet aan bod gekomen is in mijn vergelijking van het TAZ-concept met het huidige festivallandschap is de tijdelijke aard. Hakim Bey ziet die tijdelijkheid als essentieel, en op het eerste zicht zijn festivals een tijdelijk fenomeen, althans voor de bezoekers. In werkelijkheid is een festivalorganisatie een bedrijf dat het hele jaar rond werkt, om juist die enkele dagen op poten te zetten.

Op dat vlak lijken de huidige festivals dus absoluut niet te voldoen aan hoe Bey het tijdelijk karakter ziet en invult. Toch is dit in mijn ogen geen ideale invulling van ‘tijdelijkheid’. Het leidt volgens mij er niet toe dat werkelijke maatschappelijke verandering bewerkstelligd wordt. Als de autonome zone weer opgeheven wordt, verdwijnen grotendeels de ontstane banden tussen bezoekers. Om werkelijk aan community building te doen, is het volgens mij belangrijk om voorbij de “one people”-marketing te kijken, en als organisatie expliciet en onbeschaamd een link te maken met andere sociale bewegingen die een gelijkaardige maatschappelijke visie en waarden delen met wat de organisatie, al dan niet voor de show, aanhangt.

Het zorgt er namelijk voor dat wat kan ontstaan tijdens die kleine week op een weide ook het hele jaar door verdergezet en versterkt kan worden. In de eerste plaats lijkt het logisch dat festivals en bijvoorbeeld concertzalen meer aan wisselwerking doen, maar in mijn ogen moet ook ruimer gedacht worden. Linken tussen klimaatbewegingen, diversiteitsgroepen, vakbonden,… moeten gekoesterd en uitgedragen worden, als een festival ook werkelijk achter haar anti-racisme-, ecologisch, gelijkheids- en diversiteitsbeleid wil staan.

Conclusie

België kent met zijn groot aantal festivals al een enorme diversiteit. Toch is het belangrijk om niet alleen kleinere festivals uit de greep van één bedrijf te houden, maar ook de blik te richten naar de massafestivals, aangezien zij door hun hoge bezoekersaantallen en equivalente persaandacht een nog groter potentieel hebben als katalysator voor sociale verandering.
Daarom pleit ik ervoor zowel aan de achterkant (zoals op vlak van het samenstellen van affiches) als de voorkant (de bezoekers) de autonomie te verhogen. Het curatorschap is een aanzet tot het verhogen van de autonomie van de organisatie, een aanzet tot meer bezoekersautonomie volgt hier.

Dour 2016 © Vanessa Coquelle

Wat ik persoonlijk interessant vind, en gemakkelijk te implementeren, is de creatie van niet-ingevulde ruimtes op het festivalterrein. Als je je bezoekers niet aan het handje leidt, kunnen juist daar de meest creatieve zaken ontspruiten. Zo is het vaak een pak interessanter om rond te dwalen op de campingsite dan op het terrein zelf tijdens dode momenten. De taferelen die je daar soms aantreft roepen hilariteit, verbondenheid, diversiteit en soms zelfs walging op. Belangrijk is dat de organisatie hun publiek dit niet “van bovenaf” opgelegd, zoals een festival als Down The Rabbit Hole in mijn ogen absoluut wel doet met georganiseerde “workshops” vlotten bouwen, “geheime feestjes” in gesponsorde tenten,… Het ideaal dat ik voor ogen heb, ligt meer in de lijn van de befaamde en geliefde “boompjes” op het oude Dourterrein. Daar zie je de doorsnee van het publiek samenkomen, en heeft het niet meer nodig dan wat schaduw in een karaktervolle plek, vrij van sponsoring of kraampjes.

De vraag is natuurlijk of zowel de bezoekers als de festivals zelf vragende partij zijn om een meer expliciet politieke (in de ruime zin van het woord) positie in te nemen. Zelf ben ik van mening dat gezien de ontstaansgeschiedenis en huidige tendensen in het maatschappelijke en politieke klimaat een potentieel belangrijke tegenkracht kan ontstaan vanuit de rijke muzikale cultuur in ons land. Geen partij kiezen is nooit neutraal en zou volgens mij een verloochening zijn ten opzichte van de tradities en waarden die ontstaan zijn vanuit de alternatieve cultuur. De keuze om hier niet in mee te gaan is natuurlijk een even legitieme optie, maar dan moeten festivals ook intellectueel eerlijk zijn dat ze van potentiële force of change vervelt zijn tot big business die enkel entertainment voorziet en mensen niet meer dan tijdelijk voorhoudt dat ze even kunnen ontsnappen aan de “normale” maatschappij.