Dit jaar kijkt de Indiestyle-redactie af en toe achterom met Indie2020. Vandaag nemen we de inhoud van onze eerste eigen muziekdrager onder de loep.
Als je dit artikel aangeklikt hebt, is de kans groot dat je een hippe twintiger bent die zijn of haar muzieksmaak heel serieus neemt. Laten we er echter niet flauw over doen: in onze tienerjaren hebben we allemaal muziek op onze mp3-spelers gezet waar we nu met het schaamrood op de wangen aan terugdenken. Hoe bedenkelijk onze voormalige smaak ook geweest mag zijn, vaak zijn het wel net onze idolen van toen die onze liefde voor het gezongen woord aangewakkerd hebben. Het leek ons dan ook niet meer dan gepast om tijdens het terugblikken op de afgelopen twintig jaar ook onze muzikale mentoren in de bloemetjes te zetten. Vandaar: een ode aan de jeugdzondes van onze generatie.
Het eerste moment waarop de muzikale microbe mij persoonlijk te pakken kreeg was in 2006, toen Lordi op het Eurovisiesongfestival hun epische ‘Hard rock hallelujah’ kwam brengen. Achteraf gezien was die performance uiteraard enorm kitscherig, met haar monsterkostuums en stadionrefreinen, maar als kind vond ik dat gewoon ongegeneerd cool. Hun album ‘The arockalypse’ was dan ook het eerste dat ik uit de bibliotheek huurde en op mijn computer zette (zo werkte piraterij toen nog). Mijn eerste échte obsessie zou echter pas een paar maanden later komen
Net als zowat ieder elfjarig gastje in 2006 spendeerde ik al mijn tijd waarin ik niet in bed of op school zat aan de online game Runescape. Via dat spel kwam ik ook in aanraking met het concept van de RSMV, voluit Runescape Music Video. Het concept is heel simpel: mensen typen de tekst van een nummer na in de chatbox van het spel, filmen zichzelf en monteren het alsof het een nieuwe clip is. Het is via zo’n video dat ik voor het eerst ‘Numb’ van Linkin Park te horen kreeg, waarna ik in een razendsnel tempo hun eerste twee platen vanbuiten leerde.
Ik kon geen genoeg krijgen van hun sound, die perfect de gemoedstoestand van de boze twaalfjarige in noten omzette. De simpele beukriffs, de combinatie van stoere raps en woest geschreeuw, de angsty lyrics,… Allemaal erg fout, maar het vormde de perfecte gateway drug voor een dreumes als mezelf om actief bezig te zijn met muziek, en het niet enkel te zien als achtergrondlawaai voor tijdens het Runescapen.
Niet veel later ging ik een nog foutere kant op en ontdekte ik Limp Bizkit. Fred Durst in zijn knalrode Yankee hat was mijn muze die mijn puberale zelf al rappend en met veel vloekwoorden vertelde om me niets van de wereld aan te trekken en de middelvinger hoog te houden. Heel onnozel allemaal, maar uiteindelijk heb ik er wel een liefde aan overgehouden voor zowel hiphop als hevige gitaren, dus misschien ben ik meneer Durst toch wel een dankwoordje verschuldigd. Als het allemaal wat zwaarder mocht, greep ik naar de platen van Korn, en ik kon me destijds niet inbeelden dat er hardere muziek bestond dan het debuut van Slipknot.
Mijn persoonlijke pad was dus dat van de nu-metal, maar er waren natuurlijk ook heel wat andere jeugdrockers. Misschien was je wel die chille dude van tien tot vijftien jaar die alle hitjes van de Red Hot Chili Peppers vanbuiten kende. Of je was die ‘emo’ die luisterde naar Panic! at the Disco en My Chemical Romance (en Tokio Hotel, wanneer er niemand meekeek) die zich op de speelplaats hulde in puberale weltschmertz. Misschien was je eerder een poppunker die woensdagmiddag naar het skatepark ging om daar mee te kwelen met Green Day, Blink-182 en Sum 41. Wie nood had aan wat meer girl power hing posters op van Avril Lavigne en Hayley Williams. Was je het enfant terrible van de familie, dan zong je ‘The bad touch’ van Bloodhound Gang voor je ouders zonder te snappen waar de tekst in feite over ging. Hoe divers de groep rockers op de schoolbanken ook was, ze hadden het genre allemaal leren liefhebben door hetzelfde nummer: ‘De vriendschapsband’ van X!nk.
Natuurlijk werden niet alle jeugdzondes op zes snaren gespeeld. Wie midden jaren negentig geboren is, herinnert zich ongetwijfeld nog de tijd dat je nergens kon uitgaan zonder de knarsende brostep van Skrillex en kompanen te horen. Achteraf gezien is het vrij absurd dat zulke luidruchtige muziek het tot de mainstream kon schoppen, maar de rauwe energie van de krassende en fluitende synths wist de jongeren toch maar te begeesteren en slaagde er zelfs in om mensen te doen dansen op de Tetris-soundtrack. Wie een andere electronicafix nodig had, ging op Laundry Day of Elements Festival skanken op de jump up drum n bass van DJ Hazard en Sub Focus. Wie helemaal fout wilde gaan, kon de tekstyle van Mark With a K vast wel waarderen.
En dan waren er nog de hiphoppers. Hier en daar liep er een verdwaald jochie rond dat de Wu-Tang Clan al kon waarderen, maar het merendeel verkoos de geglazuurde meligheid van Akon, Flo Rida en Taio Cruz. Heerlijk foute relieken van het verleden die zo’n decennium later eigenlijk veel amusanter zijn door hun waarde als tijdcapsule. Wie het liever in zijn of haar moedertaal had, kon terecht bij de zoetsappige rhymes van Yes-R of de netlograp van Aswinundefined en DriesOG, tegenwoordig bekend als Gangthelabel.
Alle artiesten die hier opgenoemd werden hebben twee dingen met elkaar gemeen. We gaan er collectief om lachen wanneer we er anno 2020 aan terugdenken, maar ze hebben ook een hele generatie muziekminnende kinderen en jongeren doen ontdekken wat hun passie is. De volgende keer wanneer iemand je oude playlists terugvindt hoef je hem dus niet snel weg te klikken, maar zie het als de uitgelezen kans om op een nostalgietrip te vertrekken met de artiesten die je destijds zo veel goeie tijden lieten beleven. Iedereen heeft uiteindelijk wel jeugdzondes begaan. Een korte rondvraag in de Indiestyle redactiegroep leerde ons dat we zelfs voormalige fans van de oldschool Justin Bieber in ons midden hebben, dus waar hoef jij je nog om te schamen?