Header image

Indie2020: de 50 beste Belgische albums van de afgelopen 20 jaar

door Mattias Goossens

Bij de start van een nieuw decennium hoort ook een terugblik op wat al geweest is. Daarom blikken we met Indiestyle het hele jaar terug op de eerste twintig jaar van de 21ste eeuw onder de noemer ‘Indie2020’. Daar horen ook lijstjes bij, en vandaag stellen we onze 50 favoriete Belgische albums voor. Na de door gitaren gedomineerde jaren negentig werd belpop niet alleen diverser, maar ook kwalitatiever, spannender en interessanter. Dat blijkt uit volgende selectie.

Op vrijdag 14 februari organiseren we een feest in de Gentse A.M. Club met de beste muziek van de afgelopen twintig jaar. Meer info vind je op de evenementpagina.

50. Bed Rugs – Cycle (2015)

Kruip met een alcoholbril op je plaatselijke draaimolen en laat ‘Cycle’ de soundtrack zijn bij die ervaring. De tweede van Bed Rugs luistert als een woordzoeker gevuld met referenties naar de beste psychrock van de laatste twintig jaar. Tegelijkertijd spannend, plezierig en verwarrend: wie z’n ogen en oren niet open houdt, wordt gegarandeerd onwel door de hoeveelheid stijl- en tempowissels die doorheen de tracklist opduiken. Opvolger ‘Hard fun grand design’ was met zesentwintig (!) nummers op papier ambitieuzer, maar kan niet tippen aan de pretentieloze pret van ‘Cycle’. (Mattias)

49. Amenra – Mass V (2012)

Amenra slaagde erin om een cult rond zichzelf te creëren. De liveshows van de postmetalband gaan niet over amusement, entertainment of moshpits; de codewoorden zijn pijn en catharsis, en daar schuwt de band de bloedige taferelen niet voor. Het is op ‘Mass V’ dat Amenra het best die intense ervaring gestalte weet te geven. De riffs zijn stuk voor stuk hartverscheurend, de periodes van rust het best denkbare contrast voor het met schreeuwen vormgegeven leed, en de totale trip is net lang genoeg om het nodige te doen en geen blijvende schade te veroorzaken. ‘Mass V’ is allerminst een album om op een zonnige zaterdagavond te draaien, wel één om te koesteren voor de zwaardere momenten en zo je moeilijk behandelbare wonden alsnog richting genezing te krijgen. (Lowie)

48. Angèle – Brol (2018)

Britney Spears bezingt in ‘Lucky’ en ‘Piece of me’ de donkere kant van beroemd zijn. Hoe kan het ook anders: paparazzi maakten haar breakdowns van dichterbij mee dan haar familie, die ervoor zorgde dat ze de voogdij over haar kinderen verloor en (tot vandaag) geen muziek kan maken of huis kan kopen zonder toestemming van haar vader. Ook Angèle heeft het over de negatieve kant van succes in ’Flou’: “Si ça s’trouve ça va pas durer/ Ou peut-être seulement quelques mois”. Dan wel al op haar eerste plaat én zonder dat persoonlijke drama’s uitgesmeerd worden in de tabloids. Drie jaar geleden was ze nog gewoon die extra naam bij ‘J’ai vu’ van Roméo Elvis en kwam je bij doorklikken op een lege Spotify-pagina terecht. Met slechts enkele singles verkocht ze in 2018 plots concerten uit. ‘Brol’ veranderde het leven van Angèle. Je kan je vragen stellen bij zo’n snelle weg naar succes, en in ‘Flou’ stelt ze die zelf ook. Een dik jaar na ‘Brol’ en enkele maanden na ‘Bol la suite’ kunnen we met gerust hart antwoorden: het succes duurt meer dan enkele maanden. (Milena)

47. The Bony King Of Nowhere – Silent days (2018)

De uiterst melancholieke en sereniteit bewarende frontman van The Bony King of Nowhere kan ondertussen al een dikke tien jaar in de geschiedenis kijken om terug te blikken op zijn carrière. Debuutplaat ‘Alas my love’ resulteerde al snel in podiumplaatsen op verscheidene Belgische festivals. De zesde langspeler van singer/songwriter Bram Vanparys is uiteindelijk de meest beklijvende gebleken. Op ‘Silent days’ klinkt The Bony King of Nowhere volwassener en consistenter in zijn muziek dan elk van zijn voorgangers.

Bijgestaan door niet de minste muzikanten, levert ‘Silent days’ een blik op de donkere dagen net voor een relatie zijn eindpunt kent. Dagen waar Vanparys reflecteert en mijmert over beslissingen die zijn gemaakt en dingen die hebben plaatsgevonden. Maar ‘Silent days’ is meer dan een plaat die de treurnis van een nakende break-up representeert. Tegelijkertijd wordt er vooruitgekeken en wordt er toekomstperspectief geschetst, wat zich vervolgens uit in beeldschone muziek van huilende gitaartapijten tot begeleidende gitaartokkels. (Jens)

46. Absynthe Minded – Absynthe Minded (2009)

Absynthe Minded eindigde veelbelovend als tweede bij de Rock Rally in 2004. Sinds tweede plaat ‘New day’ staan ze met het nummer ‘My heroics part one’ bovenaan in de lijst met beste Belgische nummers ooit. Daarnaast kennen wij ze door hun prachtige interpretatie van het gedicht van Hugo Claus in ‘Envoi’, een hommage aan een Vlaamse meesterdichter en een brug tussen muziek en literatuur. ‘Envoi’ is te vinden op hun vierde plaat, die naast dat ene bekende liedje ook meer verborgen pareltjes bevat.

Wat opvalt is de bohemische en warme sferen die de plaat uitstraalt. ‘If you don’t go, I don’t go’ is een mooi voorbeeld van gipsyjazz. Strijkers, gitaren en pianotoetsen glijden vlotjes over enkele lichte drumstroken. ‘Heaven knows’ voegt een snuifje blues toe en evolueert naar een ritmisch stuwende stoomtrein. Op ‘Multiple choice’ ontpoppen de jazzy drums zich tot uitschietende rockgitaren vergezeld van klassieke strijkers en percussies. Naast ‘Envoi’ zijn ‘Moodswing baby’ en ‘Papillon’ verder de meest memorabele nummers op de plaat. (Gertie)

45. Tomàn – Where wolves wear wolf wear (2009)

Een klein decennia kon je ongestoord genieten van wat het West-Vlaamse Tomàn te bieden had en na een comebacksessie tijdens de recentste ‘Duyster live’ op Leffingeleuren hopen we stiekem op nieuw werk van de heren. Feit is in ieder geval dat Tomàn garant staat voor het beste wat België te bieden heeft op vlak van alternatieve muziek. Het is de band waar je elk voorvoegsel dat past bij het woord ‘rock’ kan plaatsen. Van de gruwelijk mooie postrock op ‘Catching a grizzlybear, lesson one’ tot de kraut-, math en indierock van ‘Were wolves wear wolf wear’.

 Alsof ze op een bepaald moment niet meer wisten wat ze nu precies wouden doen maakt Tomàn ongegeneerd hutsepot van alles wat maar met rock te maken heeft en doet dit bewonderingswaardig alsof ze nooit anders hebben gedaan. ‘Were wolves wear wolf wear’ bulkt over van de geniale riffs en tempowisselingen en neemt je mee op een pad met hindernissen, maar zonder onderbrekingen. (Jens)

44. It It Anita – Laurent (2018)

Luik, de vurige stede. De legende wil dat mannen er worden gedoopt in puur bloed van noeste staal- en steenkoolarbeiders, terwijl vrouwen in een vat vol Zuiders temperament gedompeld worden. Uit die as van kracht en vurigheid herrezen de Luikenaars van It It Anita tot uiterst vriendelijke relschoppers. In 2018 brachten ze ‘Laurent’ uit, een plaat genoemd naar hun geluidsman en doordrongen van alle tinten noiserock. Dat die twee jaar later al in onze terugblik op de beste Belgische albums van de laatste twee decennia opduikt, mag eigenlijk geen verrassing zijn. ‘Laurent’ is namelijk een complexe doch verfijnde accumulatie van alles wat binnen het deviant rockconcours past. Om het met de woorden van onze eigen collega te zeggen: “Nu eens broeierig, bulderend en bijna agressief, dan weer angstig, donker en melancholisch.” ‘Say no’ klinkt ruig en baldadig, terwijl je ‘Denial’ een soort eigengereide ballad zou kunnen noemen – weliswaar één waar er met ranzige modder naar elkaar wordt gegooid. Postpunk en noise dringen zich in verschillende gedaanten en vooral zeer uitgebalanceerd aan de luisteraar op, waarbij ‘Another cancelled mission’ met heel wat aandacht gaat lopen. 

Met ‘Laurent’ zoekt It It Anita ook nieuwe horizonten op, zo horen we voor het eerst postrock doorschemeren tijdens ‘We are nothing’. Maar het is vooral het tweeluik ‘Tanker 2, pt. 1 & 2’ dat de evolutie van de Luikenaars in de verf zet. Waar ze in deel één harder klinken dan ooit tevoor, is deel twee een fascinerende albumtrack, ontdaan van alle herrie en toch licht gewelddadig. Maar ondanks dat worden er op ‘Laurent’ meer snaren dan harten gebroken en verdient deze plaat een plek in jouw gehoorgang. (Jonas)

43. J. Bernardt – Running days (2017)

Wie herinnert zich nog de zomer van 2017? Volgens de metingen in Ukkel was het abnormaal warm. Daarnaast maakte Jinte Deprez, als derde Balthazar-lid, zijn eerste soloalbum dat daar nog een paar graden aan toevoegde. ‘Running days’ neemt een warme zomerdag zoals hij komt: loom en kurkdroog. Hiphop viert hoogtij met korte minimale beats en veel “ooh ooh oohs” en “mmm mmm mmms” waarmee Jinte de nummers één voor één voortsleept. Doorheen de plaat horen we ook een voorliefde voor blazers, onder andere te horen op ‘The other man’, of wat dacht je van een beetje ngoni (Afrikaanse ritmeharp) op ‘The question’.

Het album markeert een kantelpunt voor Deprez: hij blikt terug op zijn dertigjarig bestaan en zingt over mooie en pijnlijke aspecten van de liefde. Op de prachtige interlude ‘High low’ horen we de engelenstem van Elke De Mey, toen nog wel zijn vocale partner maar daarna niet meer zijn levenspartner. De nummers zoeken, ondanks de soms zware teksten, steeds vrolijke dansmomenten op, een genre dat hij doopte tot ‘cry disco’. In ‘Wicked streets’ is alles verloren, maar danst hij gewoon lekker verder. (Gertie)

42. Brutus – Nest (2019)

“Mannaerts is God, obviously”, schreef Amerikaanse muziekwebsite Stereogum bij de release van ‘Nest’. Dat was niet de eerste keer dat Brutus in epische termen beschreven werd. Humo noemde de band ‘een inwijding in de onderwereld’, rockjournalist Ben Myers heeft het over ‘a cathedral-sized noise‘. Hoe Mannaerts zangmelodieën rond het gedrum bouwt, heeft iets bovennatuurlijks – en doen niet velen haar na. Ook al was het nooit de bedoeling dat ze zou drummen én zingen. Maar Brutus is meer dan Mannaerts. Ze noemt de ontstaansgeschiedenis van Brutus simpel: “Ú kan ik uitstaan, ú kan ik uitstaan, laten we een band beginnen” (Focus Knack). ‘Uitstaan’ lijkt een understatement. Mannaerts, Vanhoegaerden en Mulders gaan altijd met z’n drieën het podium op en rijden na elk optreden samen naar huis – ook als dat betekent dat ze een hele omweg moeten doen om iemand af te zetten. Alleen een band die intern sterk is, kan zoveel teweegbrengen. Live en op plaat. Wil je heel graag moshen maar word je zo omvergeblazen door ‘Nest’ dat je even goed doodstil met al je lichaamshaar rechtop wilt luisteren? Wil je wenen of meeschreeuwen of ben je eigenlijk heel gelukkig? Het antwoord is waarschijnlijk alles tegelijk en dat is oke. Niet elke obscure Belgische band komt zomaar in Stereogum. Brutus wel. Obviously. (Milena)

41. dirk. – Album (2018)

Ken je die video’s waarin celebrities hun tienerzelf een brief sturen? ‘Album’ is de brief die je ergens halverwege je pubertijd had willen lezen. We kunnen allemaal veel leren van Jelle Denturck. Dat je jezelf helemaal niet zo serieus hoeft te nemen. Dat humor en tragiek hand in hand kunnen gaan. Dat we allemaal (lees: de wereldleiders) moeten chillen en lief zijn voor elkaar. Dat niets veel zin heeft, maar dat daarin net vrijheid ligt: je maakt er zelf iets van. Die DIY-ethiek trekt dirk. door in hoe ze hun band runnen: ze maakten zelf de animatieclip voor ‘Sick ’n tired’, zonder ooit iets te hebben geanimeerd. ‘Album’ werd meteen overal goed ontvangen. Kan het ook anders? Half muzikaal België kan sinds “I want you to milk me, I like dairy porn” (‘Milk’) melk niet meer neutraal zien. Zonder boos te zijn en zonder een mening op te dringen, stelt dirk. de wereld in vraag. ‘Album’ toont dat het oke is om je niet oke te voelen – live moet iedereen “I only hate myself when I fuck things up / And I fuck things up all the time” (‘Fuckup’) luid en vals meezingen. Én krijgt iedereen een masker op. Live wordt iedereen een beetje dirk. Was in real life iedereen ook maar een beetje dirk. (Milena)

40. Intergalactic Lovers – Greetings & salutations (2011)

‘Delay’ en ‘Fade away’ zijn zo van die liedjes die grijsgedraaid werden op elke Belgische en Nederlandse radiozender, maar die je toch niet beu raakte. Met het album waarop ze staan, ‘Greetings & salutations’, bewijst Intergalactic Lovers zich als meer dan het zoveelste StuBru-snoepje waarvan je je de smaak niet meer herinnert eens je het ingeslikt hebt. Het is een puik voorbeeld van Belgische indierock, zo’n vaag begrip waarover iedereen intuïtief hetzelfde denkt: het resultaat van de een of andere rockwedstrijd, vakkundige songs, vlotte melodieën en rake lyrics. 

Wat Intergalactic Lovers van soortgenoten onderscheidt, is de stem van de Belgisch-Libanese Lara Chedraoui. Zoals Cat Power, Feist en PJ Harvey maakt zij van krachtige kwetsbaarheid en vice versa haar handelsmerk, iets wat ze het best etaleert in ‘Shewolf’, ‘Bruises’ en ‘Howl’. Chedraoui’s warme, intense en ietwat hese stem geeft diepgang aan verhalen over liefde, dronken ruzies en uitgaan. ‘Greetings & salutations’ is het muzikale equivalent van een kleurrijke, ietwat nostalgisch postkaart uit een land waar er af en toe een donker wolkje aan de zonnige hangt; eentje die we steevast aan onze muur laten hangen en herlezen als we eens wat troost of affectie nodig hebben. (Eva S)

39. BRNS – Patine (2014)

Er zijn zo van die albums (en zelfs bands) die een onvermijdbare plaats in de schaduw van de belpop hebben gekregen en het label indie simpelweg uitademen. Alsook ‘Patine’, de tweede worp van de Brusselse band BRNS (uit te spreken als ‘brains’). Nu weet dit eigenzinnig viertal die donkerte perfect te omarmen op nummers als het ijzige ‘Void’ of het scheurende ‘Inner hell’. Zanger-drummer Tim Philippe zoekt alle registers op in zijn beste engels terwijl dissonante gitaarmelodieën, flarden elektronica en een eigenwijze bas zich een weg zoeken door de complexe songstructuur. Radiovriendelijk, opbeurend of up-tempo mag het album dan wel niet zijn, toch huilen we luidkeels mee op ‘My head is into you’ en ‘Behind the walls’. (Guillaume)

38. Motek – Port sunshine (2008)

Postrock met radiovriendelijkheid verzoenen lijkt een contradictio in terminis, al slaagde Motek er wonderwel in met ‘Port sunshine’. Op de tweede plaat van het Aalsterse viertal prijkt niet enkel Afrekening-favoriet ‘Tryer’, maar zijn verder ook de stemmen van zusjes Eva Tshiela en Kapinga Gysel (Zita Swoon) te horen op ‘Combi collina’. Hier geen hokjesdenken, maar elementen van verschillende genres slim met elkaar verweven. Er wordt nog eens gezongen ook. Op de tweede helft worden de nummers langer en de postrock-elementen nadrukkelijker, met als finale het knetterende ‘Carnivale’ dat net geen acht minuten aanzwelt. Motek zou hierna nog twee albums maken en zich weer vooral op instrumentale composities richten. Nog steeds sterk, maar minder opvallend en memorabel als deze ‘Port sunshine’. (Mattias) 

37. Warhaus – Warhaus (2017)

Het gelijknamige album van Warhaus is een ode van Maarten Devoldere aan de liefde en zijn toenmalige godin Sylvie Kreusch. Devoldere ging zelfs zo ver om een nummer naar zijn muze te noemen. Gainsbourg is nooit veraf, de ijzersterke, bijwijlen gortdroge songwriting en productie van Balthazar evenmin. Met dank aan spaarzame blazers, de ondeugende dronkemansbariton van Maarten Devoldere en diens symbiose met de vocale uithalen van Sylvie Kreusch, blijft de sfeer van Warhaus tijdens z’n tweede plaat broeierig en beneveld – met ‘Love’s a stranger’ op kop. Intussen strandde de relatie van Devoldere en Kreusch jammerlijk. De vurigste relaties zijn vaak ook de meest vergankelijke, een spijtige les die evenwel niks van de sensuele passie en pracht van dit album kan wegnemen. (Lowie)

36. Amenra – Alive (2016)

De Belgische vaandeldragers van de gitzwarte gitaren zijn een unicum. Op ‘Alive’ – een livealbum – experimenteert de band met het idee hun nummers het herwerken in een intiemere setting. Zo kennen we ‘The dying of light’, ‘Wear my crown’ of ‘Razoreater’ bijvoorbeeld uit eerdere werken, alleen zijn ze nu compleet gestript van de woeste en innemende instrumentatie. Daardoor kan de aandacht meer naar Van Eeckhout  gaan. Zijn stem zorgt niet langer voor contrast, maar voegt nu een soort gelaagdheid toe – zie‘The longest night’. De Tool-cover lijkt daardoor bijna onherkenbaar, terwijl de verschillende spoken word passages (al dan niet met de knappe stem van Sofie Verdoodt) prachtig zijn in hun eenvoud. Het impressionante ‘Het dorp’ lijkt evenmin Van Eeckhout op het lijf te zijn geschreven. Het album is een onderbelicht maar een fraai aspect in de discografie van de Kotrijkzanen die normaal bekend staan om hun loodzware soundscapes, dreigende gitaarlijnen en contrasterende pijngezangen. (Yannick)

35. Roméo Elvis – Morale 2 (2017)

Roméo Elvis is de eerste rapper die Brussel zo vlotjes via de radio onze huiskamers binnenbracht met zijn nonchalant doch charmante flow. Hij slaagde erin Vlaanderen te veroveren, ondanks dat Frans de voertaal is in z’n songs. Dat komt mede dankzij zijn spitsvondigheid in thema’s: het is niet altijd de cliché djonko die de hoofdrol speelt (alhoewel het vaak mag) en we krijgen af en toe serieuze verhalen op ons bord gegooid, zowel persoonlijke als over de hoofdstad – gelukkig wel altijd luchtig gebracht vaak met een klein, komisch knipoogje. Anderzijds ook door opnieuw te kiezen voor beatmaker Le Motel, waardoor het ‘Morale’-verhaal een vervolg kreeg en zo een ijzersterk duo ontstond met een typerend geluid. Dat geluid ademt Brussel: waar je daar eerst op een kraaknet, prachtig en rijk plein kan staan, hoef je vaak maar twee straten verder te wandelen om plots in een tegenovergestelde buurt terecht te komen. Dat is op ‘Morale 2’ niet anders: je hoort een verscheidenheid aan invloeden (funk, jazz, trap…) en bovendien is de afwisseling van laid-back chillen (‘Nappeux’, ‘Bébé aime la drogue’), dansen (‘Diable’) en harde bangers (‘Sabena’) zo vlotjes dat ze niet in conflict komen. (Naomi)

34. The Van Jets – Cat fit fury! (2010)

Wanneer ons gevraagd wordt naar onze favoriete uitzending van Belpop, moet het ongetwijfeld de, voorlopig nog onbestaande, aflevering over The Van Jets zijn. De postglamrockers van aan de Noordzee wonnen Humo’s Rock Rally in 2004, debuteerden op hoog niveau met ‘Electric soldiers’ en wonnen de rest van rockminnend Vlaanderen voor zich toen ‘Cat fit fury!’ in 2010 uitkwam, ronkende blues met een zeer hoog popgehalte en hier en daar een elementaire vleug Bowie. Bovendien dartelt de band met een wijde boog rondom de commerciële valkuilen heen en weten ze zichzelf een uniek smoelwerk aan te meten. 

Hun vrij unieke geluid, waarbij ze lichtvoetig balanceren tussen catchy en ruig, wordt op ‘Cat fit fury!’ nog iets meer opengetrokken. ‘The future’ kan je nog steeds achterstevoren meekwelen, ‘Down below’ hoeft ook geen verdere voorstelling en wellicht herken je ‘Tevee’ van op één van de talloze podia. Toch zijn het de garagerocker ‘Damage’, het furieuze ‘Matador’ en het weids bluesy ‘Comes the crying’ die de meeste pluimen verdienen. (Jonas)

33. Newmoon – Space (2016)

Het Gents-Antwerpse collectief Newmoon evolueerde sinds 2013 van de hardcoreband Midnight Souls (quasi) naar de groep die vorig jaar het poppy ‘Nothing hurts forever’ uitbracht. Maar daarbij hebben ze nooit moeten inboeten aan geloofwaardigheid of karakter. De ep die ‘Space’ voorafging, bevat zowel de zwaarmoedigheid van het debuut als het aanstekelijke en meer bij NHF aanleunende ‘Aria’. De constanten waren compromisloze gitaren en talent in overvloed. 

Zelden was een Belgisch debuut zo overweldigend als dat van Newmoon. Ondanks weinig verhulde referenties naar My Bloody Valentine en Slowdive, weet de groep heel erg vast te houden aan een eigen uiterst herkenbare rode draad. De volledige emotionele overgave vertaalt zich in gitaarmelodieën die tranen uit traanklieren jagen en uitbarstingen gevolgd door zinderend beenmerg. Het kan haast niet anders dan dat het vijftal destijds in het dagelijkse leven door gitaarsnaren aan de enkels werden geketend als ze geen muziek aan het maken waren. De slepende strijd die doorheen de plaat lijkt gestreden te worden, voelt bijna uitzichtloos. Maar dan zijn er ook de zalvende eerste noten van ‘Coma’ en het verlossende optimisme in ‘Everything is’ die ‘Space’ een gebalanceerd geheel maken. En vanuit dit epicentrum kan verder alleen maar goeds blijven komen. (Michelle)

32. Brutus – Burst (2017)

Een circa veertig minuten durende pletwals, zo zou je de debuutplaat van Brutus kunnen omschrijven. Hoewel de band slechts drie leden telt, weet Brutus een zeer volumineuze plaat neer te zetten – hetzij via postrock-achtige riffs (‘Looking for love on devils mountain’), hetzij met rechttoe rechtaan post-hardcore of diverse punkinvloeden. De splijtende opener ‘March’ en hitje ‘All along’ gaan als geen ander tekeer, terwijl ‘Bird’ met zijn gonzende gitaren het tempo wat matigt. In ‘Crack / Waste’ laten de gierende snaren van Vanhoegaerden, de gruwelijke baslijn van Mulders en het fantastische drumwerk je weer als vanouds uitgeteld achter.

Het toerental van Mannaerts op drums is ronduit indrukwekkend, alsmede de manier waarop ze keer op keer de longen uit haar lijf zingt. De redenen lijken zich te bevinden in diepgewortelde gevoelens met betrekking tot verschillende bekommernissen, frustraties en gedachten komende uit de liefde. Het levert verschillende splijtende vocale passages (‘Not caring’ of ‘Drive’) op die als een ware catharsis aanvoelen. (Yannick)

31. Shht – Love love love (2018)

Wat valt er te zeggen als je beter stil kan zijn voor Shht? Al legendarisch in Gent nog voor ze de eerste plaat liefdevol ter wereld brachten, zoals de band bewees met een afsluitconcert op de Gentsche Fiesten om 7u ‘s ochtends in de al even legendarische Charlatan. Shht past dan ook perfect in de Gentse traditie voorgegaan door Raketkanon, maar evengoed door Stuff. Alles mag groter dan het leven, gekker dan Guislain en luider dan een megafoon door een Marshalltoren. Live twijfelde er al niemand meer, maar met ‘Love, love, love’ vertaalden ze hun absurdisme naar feilloos uitgewerkte popsongs met schuurpapieren randjes, of omgekeerd. ‘Soup’ en ‘Masterpiece’ behoren tot het genre melodieuze beukers dat al in ieders collectieve geheugen gegrift is – of tenminste toch in onze vriendenkring – terwijl ‘J’ai décidé d’être heureux/heureuse’ en vooral ook ‘Mao’ bewijzen dat de songs ook zonder headbangen overeind blijven. Deze gaat ongetwijfeld de annalen in als cultklassieker. (Zeno)

30. Flying Horseman – Night is long (2015)

Lange nachten zijn soms de beste nachten, en dankzij Flying Horseman hebben die ondertussen al vijf jaar een broeierige soundtrack. De beargumenteerbaar hardst rockende plaat van Bert Dockx trippelt zelfzeker binnen en werpt meteen alle troeven op tafel: nerveus gitaarspel, de betoverende backings van zussen Loesje en Martha Maieu en stuiterende solo’s. Maken elke keer weer indruk: die lome, hitsige groove van ‘Faithfully yours’, de ingehouden woede van ‘Brother’ en het episch aanzwellende ‘Money’. Het is ergens de verdienste van deze plaat dat het onderscheid tussen Dockx’ andere projecten duidelijker werd – misschien heeft dat geholpen om al die andere bands verder uit te diepen. (Mattias)

29. Zwangere Guy – Wie is Guy? (2019)

“Guy valt weeral binnen als een hongerig paard / Eet de hele scene op alsof hij bakt hier de taart”. Een betere review van ‘Wie is Guy?’ bestaat er waarschijnlijk niet, en hij komt van de hand van Zwangere Guy himself – uit ‘Guttergang’, dat op de plaat ‘Brutaal’ staat, zijn tweede van dat jaar. ‘Wie is Guy?’ was een perfecte combo. Het momentum was daar: de Franstalige scene had al zijn doorbraak gehad met Roméo Elvis en Caballero & JeanJass, en met zijn allen luisterden we steeds meer hiphop en rap. De sterren stonden goed en na vele jaren zwoegen met Stikstof (en hun machtige ‘Overlast’ een jaar eerder) en solo was dat ene zinderende album daar. Naast de radiovriendelijke hits maakt Guy vooral indruk met zijn bangers. ‘Mershedeïz’, ‘Brede jongens’, ‘R.A.F.’ en ‘U ma is u pa’: lekkerder is het zelden geweest in de vaderlandse rap (of het zou de “Mississippi intro” van ‘t Hof Van Commerce moeten zijn). Daarnaast tonen tracks als ‘Gorik pt. 1’ en ‘Probleem’ dat de man evenzeer een verstandige tekst kan schrijven. Guy mag dan het schijt hebben aan zijn plaat (even verderop in ‘Guttergang’ te horen), wij allerminst. (Bert)

28. Admiral Freebee – Admiral Freebee (2003)

Wanneer je meest populaire (‘Einstein brain’), eigenlijk het minste, maar nog steeds een bovengemiddeld – nummer van je plaat is, dan heb je goed werk afgeleverd. Ziedaar ‘Admiral Freebee’ van jawel, Admiral Freebee. Verwijzend naar het boek ‘On the road’ van Jack Kerouac sleurt deze hedendaagse troubadour je mee in zijn (hart)verscheurd leven. Met voldoende knipogen naar Bob Dylan en Neil Young is het kiezen tussen loslaten of vastklampen. Ook na meer dan vijftien jaar klinkt dit album als een intiem klankbord; de onrustige ziel die op zoek is naar verlossing en mentale rust.  ‘Admiral Freebee’ is als een zeer goeie vriend die fungeert als steun en toeverlaat, die troost en een leidraad biedt als je het nodig hebt.

Wat ons betreft, bundelt openingsnummer ‘Get out of town’ alles waarom we zo van deze plaat houden. De introverte countrypop geeft inkijk in het probleem, de ommeslag is onverwacht en verandert het nummer in een rit op een losgeslagen stier. De oplossing ligt voor de hand en de levenslessen van de admiraal worden op een hevig raggende, vintage americana wijze aangediend. Wat volgt, is een plaat vol levenslessen, hersenspinsels en overpeinzingen. Die is integer, breekbaar, confronterend en zalvend, maar staat bovenal bomvol wereldnummers. Van ‘Alibies’ komen onze haren nog steeds spontaan overeind, meer dan ‘Serenity now!’ hebben we niet nodig om compleet week te worden, en bij ‘Rags ‘n run’ en ‘There’s a road (Noorderlaan)’ is een houdbaarheidsdatum totaal overbodig. Had hij zelf ‘Admiral for president’ niet geschreven, we hadden het verdomme zelf gedaan. (Jonas)

27. Flying Horseman – City same city (2013)

De albums die Bert Dockx met al zijn projecten uitbracht, zijn intussen lang niet meer op twee handen te tellen. Binnen al die bands hebben wij toch altijd een voorkeur gehad voor Flying Horseman, waarbij nog meer dan bij de andere niet hokjesdenken maar eclectiek de norm is. Waar Dans Dans ergens nog in het vakje van avontuurlijk jazztrio te stoppen valt, is dat bij Flying Horseman veel moeilijker. Jazz, blues, wereldmuziek, rock en vlagen pop passeren allemaal de revue. Het uiterst sfeervolle ‘City/same city’ is hier een perfect voorbeeld van. Het nerveuze ‘We care’, het onderhuids spanning opbouwende ‘Sleeping room’ en het sluimerende vraag-en-antwoordspel dat in ‘Lucile’ sluipt, tonen de veelzijdigheid van het zestal. Dat alles ondersteund door het immer onvoorspelbare, jazzy gitaarspel van Dockx en de ijle backings maakt van ‘City/same city’ een zeer intrigerende aanklacht tegen de grootstadswaanzin. (Lowie)

26. Millionaire – Outside the simian flock (2001)

Als prille twintiger had Tim Vanhamel er al passages bij Evil Superstars en dEUS opzitten, om zich vervolgens te ontpoppen tot de hyperactieve frontman van z’n eigen band Millionaire. Voor wie het toen nog niet meteen duidelijk was, bewees debuutalbum ‘Outside the simian flock’ dat we gerust over een supertalent mochten spreken. Er belanden heel wat stijlen in de blender en dat levert verrassende resultaten op. ‘Body experience revue’ trapt de plaat even sexy als sleazy op gang en evolueert gaandeweg van lome funk naar op hol geslagen gitaargeweld. Een meedogenloze elektropunk-pletwals als ‘Aping friends’ wordt opgevolgd door luchtige, akoestische indiepop (‘Me crazy, u sane’), om vervolgens de luchtgitaren weer lustig te laten gieren in ‘Champagne’ – wat een riff! 

Aan experimenteerdrang geen gebrek: zo is er voor elke ‘Petty thug’ wel een ‘Blindfold’, voor elke ‘Nothing left’ een ‘Summer pass me by’. Wonderwel lijken ze elke stijl die ze aandurven tot een goed einde te brengen. Het leverde hen bewondering op van zowel Muse als Queens of the Stone Age, waarvan zanger Josh Homme hun volgende album ‘Paradisiac’ nog zou producen – maar niet zonder Vanhamel eerst in te lijven voor de eerste plaat van Eagles Of Death Metal. (Pieter)

25. Dans Dans – I/II (2013)

Stond gouden trio Bert Dockx, Frederic Lyenn Jacques en Steven Cassiers aan de wieg van de jongste jazz-revival in ons land? Dankzij hun hoge impro-gehalte, genre-overschrijdende insteek en vooral altijd spannend georkestreerde composities nam Dans Dans het genre wel mee als fundament, maar de band hield het tegelijk allerminst bij het woord als containerbegrip. Net als op hun debuut vonden de drie met ‘I/II’ (2012) immers allerlei perfecte balansen: tussen stilte en dynamische expressie, tussen eigen materiaal en intelligente bewerkingen (van onder meer van Tom Waits, Sun Ra en Ennio Morricone), tussen jazz- en rockmuziek. Dat Dans Dans dat live enkel naar nog impressionantere regionen tilt, toont ten slotte nogmaals wat voor Belgisch unicum het trio is. (Gilles)

24. Raketkanon – RKTKN#1 (2012)

Het is quasi onmogelijk om de albums van Raketkanon los te zien van hun liveshow. Hun rauwe, beklijvende show is wat die albums van Raketkanon zo goed maakt en in mijn geval is dat zeker het geval voor hun eerste, ‘RKTKN#1’. Ik herinner me nog levendig begin oktober 2012, toen Raketkanon juist hun eerste album hadden uitgebracht en ze kwamen spelen op Playfestival te Hasselt. Zelf ben ik van Brugge en Hasselt is voor een jonge snaak niet naast de deur. Maar boy, was het alle hussle waard zeg. Zelden heeft een show zo’n indruk op gemaakt als wat er zich daar die avond afspeelde. Ik was al vertrouwd met Tomàn en Kapitan Korsakov, maar ik was niet voorbereid op wat er gebeurde als die creatieve geesten elkaar vonden. Een splinterbom van sludge metal, math rock, noise rock en punk die je maar in je gezicht bleef ontploffen voor 37 minuten. De tien nummers kregen alle een persoonlijke voornaam als titel en hoewel het onkies is om tussen je kinderen te kiezen, houdt ‘Anna’ toch een speciaal plaatsje in mijn hart. Tussen al dat oerlelijke, huiveringwekkende geweld schuilt daar plots zo veel breekbaarheid. Voor de rest: enkel internationale klasse all over the place. (Bert)

23. Stromae – Racine carrée (2013)

Niets is wat het lijkt op het eerste zicht. Zo klinken de liedjes van Stromae heel dansbaar en exotisch (de mix van house en Congolese rumba in ‘Papaoutai’ mikt ongenaakbaar op de benen). Pas in tweede instantie merk je dat Paul van Haver, man achter Stromae, zijn popbeats mengt met steenharde teksten. Zo zingt hij op ‘Racine carrée’ zo maar eventjes over longkanker (‘Quand c’est’), discriminatie (‘Tous les mêmes’), mank gelopen relaties (‘Formidable’), ontbrekende vaders (‘Papaoutai’) en soa’s (‘Moules frites’). Hij verpakt persoonlijke maar universele verhalen in pulserende dansbaarheid. Deze tweede langspeler kroonde hem tot koning van de Europop. (Eva G)

22. Balthazar – Thin walls (2015)

De derde plaat van Balthazar werd bijeen gekrabbeld tijdens het oneindig touren, maar klinkt toch als een coherent geheel, zonder eentonigheid. Op ‘Thin walls’ geeft de band voor het eerst de productie uit handen. Ben Hillier werkte eerder al samen met Blur en Depeche Mode en nu dus ook met de Belgische trots. De tien nummers op ‘Thin walls’ klinken strakker, helderder en ook iets koeler dan voorgangers ‘Rats’ en ‘Applause’. Het vertrouwde Balthazar-geluid is scherpgesteld en de dynamiek tussen de twee frontmannen Devoldere en Deprez spannender dan ooit. Er wordt nog steeds veel geklaagd en gewrongen en ook de strijkers op ‘Then what’ of ‘Dirty love’ durven al eens afwijken van hun toonladder. Het intelligente ‘True love’ sluit met fantastische blazers en een aanslepende apotheose ‘Thin walls’ af. Een hattrick voor de Belgische band om te koesteren. (Guillaume)

21. Jan Swerts – Schaduwland (2016)

Het is ongelooflijk hoe de mens niet alleen het beste maar ook het diepste in zichzelf kan bovenhalen wanneer men wordt geconfronteerd met tegenslag, pijn of lijden. Het stemt namelijk tot (na)denken en biedt hopelijk ook wat troost aan niet alleen de schrijver of componist, maar tevens aan de luisteraar. Zoveel jaren later snijden nummers als ‘Jef’ – opgedragen aan z’n zoon –, het ontroerende ‘Ik had je nooit alleen mogen laten, Becky’ of het zeven minuten lange ‘.’, dat leest als de culminatie van een rouwproces, nog steeds bijzonder diep. Je kan dan ook niet anders dan enorm veel respect hebben voor de manier waarop Swerts zijn gevoelens en gedachten alsook de openheid over die periode heeft weten omzetten naar noten en melodieën.

Van onheilspellende of juist zeer breekbare arrangementen tot verstillende pianotoetsen en met een krop in de keel klinkende poëtische folkgezangen: Swerts weet zich op zijn derde nogmaals te onderscheiden. Dit doet hij ondanks de manier en misschien wel noodzaak van het maakproces van het album.(Yannick)

20. Oscar & The Wolf – Entity (2014)

Love him or hate him, maar Oscar en zijn roedel hebben het gemaakt. En dat is niet zonder reden. ‘Entity’ is de twijfelaar tussen het terughoudende ‘EP collection’ en de kitsch van ‘Infinity’, maar vooral Oscar and The Wolf in zijn essentie. Innemende intimiteit staat er onophoudelijk te flirten met uitdagende zelfzekerheid, terwijl weemoed muurbloemwaardig staat toe te kijken.

De grootste sterkte van ‘Entity’ is de muzikale lenigheid. Achteloos dansen op de titeltrack, mentaal verdwalen tijdens ‘Where are you’ en jezelf verliezen in iemand anders met ‘Undress’ kan allemaal binnen de drie kwartier. Die schijnbare kakofonie wordt samengelijmd met het mysterie, dat als een hardnekkige mist tussen alles in hangt. Daardoor schitterde de band ook even genadeloos op hoofdpodia als in intieme settings. Dankzij ijzersterke nummers als ‘Princes’ glijdt dit muzikale siroopje na zes jaar nog altijd even zoet binnen. (Michelle)

19. Rumours – Megamix (2018)

Dit debuut van Rumours is een onomstootbaar bewijs van de creativiteit die door het Belgische muzieklandschap gonst. De bandleden komen uit verschillende uithoeken van het wereldje en leverden in 2018 een plaat af die zelfs het meest vermoeide en oververzadigde paar oren deed heropleven. 

Dat is vooral een verdienste van de hardnekkig intensiteit doorheen het album. Zijn het niet de desoriënterende vocals die je omver blazen, dan doen de antagonistische duizelingwekkende synths en exotische vlagen het des te meer. Op ‘Surface’ vormen al die elementen samen de perfecte tropische storm, met een van de grootste kippenvelmomenten van de Belgische muziekgeschiedenis in de laatste minuut. Het absurd aanstekelijke ‘Somebody’ maakt het onweerstaanbaar om die storm dansend door te komen. ‘Megamix’ is een van de origineelste recente belpopgeluiden. (Michelle)

18. Soulwax – Any minute now (2004)

Ten tijde van de release was ‘Any minute now’ een van de meest onderschatte albums van Soulwax, mede door hun succes als 2ManyDj’s. Het album bevindt zich op het grensgebied tussen Soulwax’ rockstatus en hun nachtelijke shifts – iets wat we nu niet meer kunnen vergeten wanneer we denken aan de gebroeders Dewaele. Toen dit album in 2004 uitkwam, werd het niet door iedereen even enthousiast onthaald; vergeet immers niet dat de muziekwereld slechts de laatste jaren toleranter werd voor genrefluïde projecten (denk aan Death Grips, Enter Shikari, Young Fathers, Ho99o9, Childish Gambino…). Zestien jaar later mogen we concluderen dat dit een Belgisch pareltje is, bestaande uit steenharde elektro, digitaal lawaai, chaotische gitaren en knallende drums. ‘Any minute now’ is een eclectisch en extatisch geheel dat voor die tijd progressief was. Het katapulteerde Soulwax tot Belgische pioniers die grenzen open braken, en dat effect voelen we we tot de dag van vandaag nog doorsijpelen in de elektronische scène. Heden is dit album nog steeds uniek, relevant en tijdloos én een garantie op succes op gelijk welk feestje (probeer ‘NY excuse’ maar eens uit). (Naomi)

17. Soldier’s Heart – Night by night (2016)

Soldier’s Heart mag dan wel voltooid verleden tijd zijn, enige album ‘Night by night’ staat nog diep in ons geheugen gegrift. In 2016 hield het vijftal rond Sylvie Kreusch op met bestaan zodat de frontvrouw haar huidig soloproject kon opstarten. De laureaten van de Nieuwe Lichting 2013 kregen nochtans heel wat airplay en mochten het voorprogramma verzorgen van onder andere dEUS, Balthazar en Crystal Fighters. 

‘Night by night’ barst van de meezingbare refreinen zonder te poppy te klinken, de verdienste van producer Jasper Maekelberg. Het klankenpalet is volwassen maar toch wat speels en Kreusch klinkt uniek en ambitieus. ‘African fire’ is het visitekaartje van de band met een catchy refrein waarop de trotse stem van Kreusch centraal staat. Ook single ‘Randy’ is met het op een losbandig festivalpubliek gerichte bridge een schot recht in de roos. Afsluiter ‘Beat I do’ voorspelt met elektronische drums en puls nog een nieuwe richting voor de band. Geen waarachtige voorspelling, zo blijkt. (Guillaume)

16. Amenra – Mass IIII (2008)

Terwijl iedereen drie jaar na datum nog volop ‘Mass III’ aan het verteren was, kwam dit collectief uit West-Vlaanderen al met een nieuwe langspeler. Wie dacht dat Amenra het voortaan minder donker zou aanpakken na die gitzwarte mokerslag uit 2005, had het compleet bij het verkeerde eind. De laaggestemde gitaren vuurden niet alleen meer van die verpulverende sludge-riffs richting je trommelvliezen, maar durfden ook als eens breed uitwaaien, die het post-apocalyptische beeld op het geweldige hoesontwerp alleen maar versterkten. Het was de laatste Amenra-plaat met zo’n heerlijke, modderige sound, en je vindt er een aantal songs op terug die inmiddels zijn uitgegroeid tot ware klassiekers (zoals ‘Silver needle golden nail’, ‘De dodenakker’ en ‘Razoreater’), maar dat kan in feite over alles worden gezegd wat deze heren uitbrengen. (Martijn)

15. Stuff. – Stuff. (2015)

En toen was er plots Stuff. Tenminste, ‘plots’ voor een jazz-leek zoals ondergetekende. Achteraf gezien borrelde de doordachte, arty jazz al enkele jaren in de Brugse Poort te Gent, maar het moet Stuff. geweest zijn die het licht aanknipte in het uitstalraam naar de buitenwereld. 

Het titelloze debuutalbum groovet belachelijk buitenaards, met zijn ongelofelijke elektronische blazermelodiën, de intussen befaamde drums van Lander Gyselinck en de tollende omlijsting van bas, keys én samples. Luister bijvoorbeeld naar die omwenteling in het midden van ‘Skywalker’, de soulvolle climax van ‘Sifa’ of de doorgedrevenheid van ‘Java’. Wij gingen Stuff. intussen al ontelbare keren live kijken, en iedere keer kwamen wij terug met een heftiger kloppend hart, knikkende knieën en zere heupen van het dansen. Zonder twijfel onze favoriet live act, en dat herbeleven wij het liefst op plaat met dit weergaloze debuut. (Zeno)

14. The Black Box Revelation – Set your head on fire (2007)

Nadat The Strokes en The White Stripes ervoor zorgden dat aan de andere kant van de oceaan garages en gitaren weer een logische combinatie werden, kwamen een toen piepjonge Jan Paternoster en Dries Van Dijck na een deelname aan Humo’s Rock Rally meteen door de grote poort binnen. Ze haalden er zilver in 2006 (The Hickey Underworld won, Balthazar moest tevreden zijn met de publieksprijs), en al een jaar later was ‘Set your head on fire’ het ticket richting concertzalen en festivals in het hele land. ‘I think I like you’, ‘Gravity blues’, ‘Never alone / Always together’ en ‘Set your head on fire’: het werden allemaal Afrekening-, jeugdhuis- en ondertussen ook belpopklassiekers. 

Dit debuut zakt nergens in en haalt het uiterste uit de energie en dynamiek van het duo. Door de rauwe productie klinkt het bovendien nog steeds even vettig als toen. Vraag elke Belgische gitaarband van het moment naar invloedrijke platen van eigen bodem, en je zult deze waarschijnlijk vaak te horen krijgen. Misschien is dat wel het grootste compliment dat twee ketten uit Brussel konden krijgen. (Mattias)

13. Amenra – Mass III (2005)

Dat Amenra de meest duistere en verschroeiende band van het land is, daar zal het merendeel van onze inwoners het allicht wel mee eens zijn. Sinds het eind van de 20ste eeuw staan ze garant voor adembenemende en donkere liveshows, waar grauwheid en menselijk leed vanaf druipen. Het zijn niet alleen de door merg-en-been gaande vocals van Colin H Van Eeckhout die de ijlheid van elk weefsel binnentreedt en ook niet alleen de laag gestemde snaarinstrumenten die dorre, verschroeide landschappen portretteren. Amenra is in zijn geheel een reiniging van het diepste van de ziel. De ervaring van een liveshow van de Kortrijkzanen is iets wat liefhebbers van elke kunstvorm moet hebben meegemaakt. Want niet alleen muzikaal is dit een spektakel, ook visueel blijft het hangen.

De laatste twee kleppers die Amenra op de wereld heeft losgelaten heten respectievelijk Mass V en Mass VI. Toch is het de intussen meer naar de achtergrond verdrongen derde plaat die de poorten van de Church Of Ra destijds heeft open gebeukt. De sludgemetal, die zijn oorsprong kent uit de ter ziele gegane H8000-scene klinkt op Mass III zodanig apart dat het niet lang duurt voor de muziek een grootschalige fanbase op de been weet te brengen. Van logge nummers als ‘.Némelèndèlle.’ en ‘.The pain. It is shapeless.’ tot de hypnotiserende riffs van ‘.Am kreuz.’, Mass III is een niet te vergeten brug naar het oeuvre van Amenra. (Jens)

12. Madensuyu – D is done (2008)

Het Gentse duo Madensuyu had na hun eerste plaat ‘A field between’ nog wel wat demonen te verdrijven en besloot het op ‘D is done’ nog een tint of vijf donkerder aan te pakken. Van de speelse onschuld waarmee ze voordien nog nummers als ‘Papa bear’ neerpenden, is hier geen spoor meer. PJ Vervondel en Stijn Ylode De Gezelle weten met hun schaarse instrumenten meer dan eens een indrukwekkende geluidsmuur op te trekken. Eerstgenoemde doet zijn stinkende best om aan een vaak verschroeiend tempo de vellen van zijn trommels te meppen; de tweede haalt met gitaar in de aanslag het uiterste uit zijn effectpedalen. 

Samen loodsen ze ons, schipperend tussen post- en noiserock, door de krochten van hun ziel. ‘Woman’ begint nog rustig – al is de dreiging voelbaar – maar na nog geen twee minuten belanden we met ‘Fafafafuckin’ in een spervuur van drum- en gitaarsalvo’s. Het is een zware rit die veel energie vergt, maar dat ook gewoon waard is, en dat kan gerust over heel ‘D is done’ gezegd worden. Af en toe wordt er een korte pauze ingelast, zoals in het begin van het geweldige ‘Ti:me’, maar die dreiging van de eerste minuten verdwijnt pas echt wanneer de laatste noot gespeeld is. (Pieter)

11. Madensuyu – Stabat mater (2013)

Spijtig genoeg gaven Stijn Ylode De Gezelle en Pieterjan Vervondel er in 2018 de brui aan, maar gelukkig hebben we dit klein meesterwerkje nog steeds om te koesteren. ‘Stabat mater’ is hun derde langspeler, en de titel vat het concept van de plaat mooi samen. Verwijzend naar het eeuwenoude gedicht dat handelt over Maria die haar zoon Jezus ziet sterven aan het kruis, trekt Madensuyu deze symbolisering door als eerbetoon aan alle moeders die in tijden van lijden terechtkomen. ‘Stabat Mater’ is bijgevolg 34 minuten aan hevige emoties en eigenzinnige postpunk, iets wat meteen duidelijk wordt met het woeste openingssalvo ‘Crucem’ en ‘Mute song’. 

De invloed van Sonic Youth sijpelt door in het dissonante gitaarspel, maar Madensuyu klinkt vooral erg als zichzelf door de diepe bassen, hectisch drumwerk en de razende zang van het duo. Beide heren zijn duidelijk op de top van hun kunnen en treden ver uit hun comfortzone, zoals in het elektronische intermezzo ‘Triple dot…’ of het pastorale ‘Hush hum’. Er ligt altijd wel een dreigend mysterie op de loer in elk van deze tien songs, ook al wordt de gitaar sporadisch ingewisseld voor synthesizers of gaat het tempo wat naar beneden. (Martijn)

 

10. Soulwax – Nite versions (2005)

De Dewaeles zijn niet de eersten die hun bestaande nummers deconstrueren en transformeren, maar misschien wel de eersten die er zo’n succes mee boekten. Justice, Digitalism en Boys Noize, zelfs de new-rave van Klaxons en Late Of The Pier: allemaal staan ze in het krijt bij Soulwax. ‘Nite versions’ mag dan wel gestart zijn als het trashy broertje van ‘Any minute now’, het heeft op zichzelf een mythische status verworven als een plaat die electro en rock tot een wervelend geheel kon versmelten, waarmee de Gentenaren de eerder genoemde bands van heel wat inspiratie voorzagen – los van de dancepunkers van LCD Soundsystem en The Rapture. 

‘Nite versions’ mag dan wel de vreemde eend in de bijt zijn in het Soulwax-oeuvre, het is misschien wel hun beste plaat. Van de opzwepende idolatrie in ‘Teachers’ tot de swingende mix van ‘Funky Town’ en ‘NY Excuse’ verzorgt Soulwax een spervuur aan stomende bangers waarin de broers zich van hun vuilste kant durven laten zien. Het mag dan wel wat gedateerd klinken in 2020, de impact die ‘Nite versions’ had blijft indrukwekkend op zich, en het drieluik van ‘Miserable girl’, ‘E talking’ en ‘Accidents and compliments’ blijft er eentje om je vingers bij af te likken. (Pascal)

9. Melanie De Biasio – No deal (2013)

Melanie De Biasio is met voorsprong de Belgische artieste die met sereniteit haar doel treft. Haar stem wentelt zich geduldig doorheen gulle stiltes en langs minutieuze instrumentatie, recht naar het hart van elke zichzelf respecterende muziekliefhebber. ‘No deal’ uit 2013 is een bloedmooi moment in haar carrière. Er is geen tijd voor opvulling en opener ‘I feel you’ is – ondanks de korte duur – meteen de pijnlijkste schoonheid die op de plaat te vinden is. ‘With all my love’ ligt op dezelfde uitstekende rode draad maar dan zijn er ook aanstekelijke opschuddingen als ‘I’m gonna leave you’ die onverdeelde aandacht blijven opeisen.

Albumversies zijn geen statisch gegeven en ‘I feel you’ kan live vijf keer zo lang en intens worden. Ze laat alles en iedereen verdwalen en we verdenken haar ervan dat de kompasnaalden richting het zuiden kan verleiden. Bovendien heeft ze over de jaren heen een merkbare invloed achtergelaten wanneer je naar opkomende talenten zoals Tristan luistert. Als Melanie De Biasio thuis de inhoud van je stapel reclamebladen zou komen zingen, dan smeekte je haar om het nog eens achterstevoren te doen ook. (Michelle)

8. Stuff – Old dreams new planets (2017)

Het Gentse collectief Stuff. wijkt op ‘Old dreams new planets’ meer af van de richtinggevende jazz-invloeden en ontpopt zich tot een potpourri van genres met geuren- en kleurenexplosies om bij achterover te vallen. Dat ze meester zijn in het componeren en mengen van de meest complexe samples, ritmes en melodieën, bewezen ze al op hun debuutplaat. Op hun tweede album is experiment nog meer aan zet, wat de plaat extreem boeiend en uitdagend maakt waardoor je hem wel tien keer wil opzetten om telkens nieuwe geluiden te horen.

 In het experiment zit vaak ook een onzekere factor, hier vervat in het duistere kantje aan de nummers. ‘slug’ combineert onrustige tonen met verdwaalde schietgeluiden. Op ‘colibri’ worden die opgefleurd door enkele groovende deuntjes van de synthesizers en wat lollige vervormde stemmetjes. ‘delta’ en ‘galapagos’ omarmen de wispelturigheid en ongebreidelde vrijheid. ‘fulina’ en ‘spinning leaf’ zijn twee vertragende nummers, die met een meer melancholische insteek de plaat terug naar een rustpunt brengen. (Gertie)

7. Goose – Bring it on (2006)

De winnaars van Humo’s Rock Rally 2002 namen uitgebreid hun tijd om sound te laten rijpen. Van de gitaarrock uit de finale schoot niet al te veel meer over bij het uitbrengen van debuutplaat ‘Bring it on’ in 2006. In het kielzog van bands als Soulwax en LCD Soundsystem verlegden de heren uit Kortrijk de focus naar dance-georiënteerde, door synthesizers gedreven electrorock. 

Het past perfect in een tijdsgeest waarin men jongleert met ondertussen vervaagde termen als new rave en blog house. Met dansvloerbommetjes als ‘Black gloves’, ‘British mode’ en ‘Bring it on’ weten ze probleemloos de marquee-tent van Werchter en andere festivalweides in lichterlaaie te zetten. Goose was kortweg een van de spannendste acts van het moment. Dat niet elk van de twaalf nummers even onderhoudend is, zien we graag door de vingers. (Pieter)

6. The Hickey Underworld – The Hickey Underworld (2009)

Het debuut van The Hickey Underworld trekt een wereld open, eentje waar maatsoorten niet meetellen en gitaren je oren mogen uitslijpen terwijl de ontelbare, memorabele zanglijnen niet vergeten worden. Zelf trok ik met mijn luttele spaarcentjes en gesterkt door een Humo-review die hen een perfecte score toedichtte naar wijlen LP Center te Waregem. Nadat de eerste luisterbeurten bij mezelf tot verwarring leidden en bij mijn ouders tot onbegrip, klikte het finaal. Een huwelijk voor het leven was geboren. Elk nummer is al mijn favoriete liefdeskind geweest, maar de tijd heeft besloten dat ‘Flamencorpse’ het meest gracieus oud is geworden, al zullen we nooit de verschroeiende liveversie van ‘VRMNSMR’ vergeten. (Zeno)

5. dEUS – Pocket revolution (2005)

Het is geen geweldig groot geheim dat dEUS de millenniumovergang niet zonder kleerscheuren is doorgekomen. ‘Pocket revolution’ hoort dan ook niet meer in het feilloze rijtje thuis – wij schuiven de schuld daarvoor in de schoenen van ‘What you talk about (when you talk about love)’ – maar zelfs Clement Peerens kan niet ontkennen dat songs als ‘Bad timing, ‘7 days, 7 weeks’ of ‘Nothing really ends’ van Antwerpse wereldklasse zijn. 

Gooi daar nog de dramatiek van averechtse gospel ‘Pocket revolution’ bij, gemixt met het sex-appeal van ‘Cold sun of circumstance’ en je hebt het recept voor een mooi avondje indierock. ‘Pocket revolution’ is eigenlijk een album van twee bands, half gemaakt met originele bezetting, half gemaakt met Mauro en Alan Geveart al in de gelederen. Het zijn die twee gezichten die ‘Pocket revolution’ tegelijk laten voelen als het laatste ‘oude’ dEUS album én het eerste van een nieuwe fase. (Zeno)

4. Whispering Sons – Image (2018)

In het chaotische stadsleven van Brussel vond Fenne Kuppens voornamelijk haar inspiratie voor het debuut van Whispering Sons. De wereldstad vol huizenhoge gebouwen voelt net als de aangrijpende opener ‘Stalemate’ of ‘No time’ meteen beklemmend aan, alsof de grauwe gebouwen dan wel de constante passanten je overal lijken te volgen. Evenwel zorgt het voor frustraties en verschillende andere vermoeienissen zoals in ‘Got a light’, ‘Waste’ of het verschroeiende ‘Hollow’. Het minimalisme kent weinig grenzen en doet nummer na nummer weer verbazen, ‘Alone’ zou je – ondanks de droefgeestige teksten – zelfs catchy kunnen noemen.

Hoewel new wave al tot vervelens toe door veel sympathisanten van de eighties terug tot leven werd gewekt, weet de band er niet alleen een eigen gevoel aan te geven. De soundscapes krijgen door middel van de context ook een canvas waarin geen enkel stukje vet te vinden is. Daarenboven heeft de wisselwerking tussen het spelen en maken van de plaat en de band zélf ervoor gezorgd dat ze een splijtende livereputatie hebben opgebouwd waarbij Kuppens niet alleen via stem mokerslagen uitdeelt maar ook belichaamt. (Yannick)

3. Balthazar – Applause (2010)

Balthazar had enige tijd nodig om een geheel eigen sound te ontwikkelen. Ruim vier jaar nadat ze in de finale van Humo’s Rock Rally haalde, brachten ze een plaat uit die we met niks konden vergelijken. Wat we horen zijn straffe nummers met een hoog je m’en fous-gehalte, verpersoonlijkt door grofkorrelige stemklanken van Jinte Deprez en Maarten Devoldere.

De toon wordt in het begin al gezet: lichtelijk uit de toon klinkende blazers leiden een stevige baslijn in waarop de onverschillige woorden “motherfucking Disney endings” weergalmen.  ‘Morning’ weegt meer door met opnieuw een felle bas en combineert dat op een hilarische maar geniale manier met een klassieke piano en enkele heerlijke hiaten in het ritme. ‘Hunger at the door’ toont wat meer wispelturigheid en kwajongensstreken met opzwellende gitaren. Daartegenover staan ‘I’ll stay here’ als wegdromend zomernummer en het ‘Intro’, dat naadloos aansluit op ‘Blood like wine’, onze favoriete en perfecte afsluiter sinds ontelbare optredens. Laten we daar het glas op heffen. (Gertie)

2. Stikstof – Overlast (2018)

Brussel is sinds enkele jaren niet enkel een hellhole en de hoofdstad van Europa, maar ook de hoofdstad van de Belgische hiphopscene. Verschillende projecten schoten er als onbestrijdbaar onkruid uit de grond. De meest hardnekkige is het collectief ‘Stikstof’ zijn. Op ‘Overlast’ krijgen we een eerbetoon aan de ‘vuile hoofdstad’, een maatschappijkritische stem van de bevolking tegenover het beleid dat meer neigt naar een dikke middelvinger. Het geheel is sterk, scherp en gooit nog wat extra zout op de wonde dankzij de fenomenale, kille beats. 

Jazz, Omar-G (ZG), Rosko & Astrofisiks brengen met ‘Overlast’ een uiterst sterk tekstueel geheel dat alleen maar hoogtepunten kent. Toch is ‘Gele Blokken’ wel hét nummer van de plaat dankzij de oprechtheid en accuraatheid van de boodschap. Tien maal recht in de roos en telkens opnieuw weer een beetje grimmig, als Stikstof het kind is dan is onze regering de naakte keizer. Het is fijn om met Stikstof nu Nederlandstalige hiphop te hebben met diepere grond dat verder reikt dan de ‘krantenwijk’. Een welgemeende “dankuwel” om Nederlandstalige hiphop opnieuw relevant te maken en ervoor te zorgen dat het aangenaam is om naar te luisteren. (Naomi)

1. Balthazar – Rats (2012)

Met ‘Applause’ nam Balthazar de fakkel van Belgische belpoptrots over van dEUS. Hoe de band van het wel leuke maar anonieme ‘Bathroom lovin’ situations’ en ‘This is a flirt’ zich met z’n debuut tot een fantastische bende songwriters had omgeschoold was indrukwekkend.  Opvolger ‘Rats’ is binnen de discografie van de band het meest meticuleus uitgewerkt pakketje songs. 

De kracht van het album zit in de simpliciteit van de nummers, het ‘less-is-more’-gegeven in de arrangementen en de durf van de band om zijn popmuziek niet met pseudo-artistieke franjes in te kleuren. Desondanks is over elk detail in de partijen duidelijk nagedacht. Balthazar beseft hier als geen ander dat een song staat en valt met sterke zanglijnen en simpele songstructuren die van het geheel meer maken dan de som der delen. Koppel dat aan het talent om die zaken ook in eigen muziek tot uiting te brengen en je komt al snel tot een van de beste Belgische albums van de laatste twintig jaar. (Lowie)