We hebben echt onze uiterste best gedaan om braaf te zijn en alle goede albums die dit jaar verschenen zijn onder de aandacht te brengen. Dat is ons helaas niet gelukt, maar met deze oplijsting hopen we alsnog twintig platen de meer dan verdiende aandacht te geven.
100 gecs – 1000 gecs
Neem alle geluiden die je het afgelopen decennium in de populaire muziek kon horen, draai het allemaal door de post-ironische gehaktmolen en serveer het met een dikke laag PC Music-saus en je komt ongeveer tot het waanzinnige recept waaruit ‘1000 gecs’ bestaat. In de 23 minuten die dit album slechts telt horen we onder meer een opgefokt ska-nummer over een dom paard, een track die de flow van Soulja Boys ‘Kiss me thru the phone’ kopieert en een brostepdrop waarvan Skrillex wenste dat hij ze zo brutaal kon maken. Deze plaat is zonder twijfel het wildste en amusantste dat dit muziekjaar te bieden had. (Tobias)
De Ambassade – Duistre kamers
‘Duistre kamers’ heeft zijn naam niet gestolen. Negen nummers lang presenteert De Ambassade donkere industrial en synthwave, in combinatie met Nederlandse teksten. De ene keer is de zang beter verstaanbaar dan de andere, al ligt de nadruk vooral op de manier waarop het instrumentale versterkt wordt door de diepe stem. Heel af en toe piept er wat licht binnen, maar er wordt voornamelijk gemikt op de “zwartjassen” die ook wel eens durven binnenspringen in de betere technoclub. (Daan)
Dumb – Club nites
Wie slechte herinneringen heeft aan overvolle danscafés met muziek die even twijfelachtig is als de drankkaart, kan zich vast herkennen in de kwade gitaren van Dumb. Parquet Courts is nooit veraf, en het tempo zakt tijdens de veertien nummers zelden in. (Mattias)
Eartheater – Trinity
Van ijzingwekkende mokerslagen of pompende postindustriële kadanza zoals op ‘Irisiri’ is er op ‘Trinity’ absoluut geen sprake meer. Maak je echter geen illusies, dit album is bij momenten net zo koel als zijn voorganger maar kent een rijkere productie, veel meeslepender en is nog net iets speelser met genre bending. Zo knipt Drewchin vlotjes de randjes af van artpop, idm, trap en UK bass. (Yannick)
Felix Lee – Inna daze
Britse producer en zanger Felix Lee vroeger ook wel Lexxi genoemd voor Soundcloud-connaisseurs, debuteert dit jaar met wat nog het best kan beschreven worden als een crooner-album uit 2050. De Londenaar die onder contract staat bij het immer interessante Planet Mu, riep hiervoor de hulp van zijn vrienden uit het Bala Club-collectief van onder meer Kamixlo en verwanten. De productie houdt hierbij vaak het midden tussen de ambient van een Yves Tumor en een heerlijk melodische Drain Gang-beat. Dat laatste mag niet verwonderen wanneer Whitearmor mee achter de knoppen zit. Combineer dit met duistere teksten en esthetisch verantwoorde auto-tune en de geest van Bladee en consorten is nooit ver weg. Toch toont Felix Lee zich met dank aan uitstekende en knap uitgedachte productie van ‘Inna daze’ uniek genoeg om niet aan de kant geschoven te worden. (Anton)
Giant Swan – Giant Swan
Het grote obstakel voor het debuutalbum van Giant Swan, is hoe de directe liveshows overgebracht kunnen worden op plaat. Het duo is er echter wonderwel in geslaagd. De ene keer mikken ze op verknipte en tegendraadse industrial, maar evengoed wordt geopteerd om een razende 4/4-beat als basis te gebruiken voor noise techno vermengd met bewerkte schreeuwen en/of “zang”. Met hier en daar zelfs een flink distorted gitaar te bespeuren, halen Robin Stewart en Harry Wright ongenadig uit. Het resultaat is pure herrie voor de ene, een catharsis voor de andere. (Daan)
Hyperdub – HyperSwim
Kode9’s Hyperdub label viert vijftien jaar vooruitstrevende, elektronische muziek uitbrengen op de beste manier mogelijk: een compilatiealbum in samenwerking met tv-netwerk Adultswim. Oud en nieuw geweld zoals Ikonika, DJ Spinn, Fatima Al Qadiri, Angel-Ho en prominent ook Burial dragen allen bij aan deze experimentele viering. Zo haalt die laatste met ‘Old tape’ een trancetrack door zijn typische, grauwe filter, komt Lee Gamble met een beukende technoschijf, roept Dean Blunt de duivel aan en geeft Kode9 nog eens zijn draai aan het footworkgenre. De nieuwelingen Angel-Ho, Nazar en DJ Haaram brengen op hun beurt de nodige verjonging aan met hun experimentele interpretaties van onder andere vogue, kuduro en arabische melodiën. Die diversiteit valt erg te appreciëren en maakt van ‘HyperSwim’ niet alleen een archiverend document maar een handleiding voor de volgende generatie producers. (Anton)
Jacques Greene – Dawn Chorus
Op zijn tweede album verruimt Jacques Greene zijn stijl niet, maar zoekt hij de randen van zijn zelf geschapen universum op. De man die bekend werd in postdubstep-tijden gaat nog steeds op zoek naar de ideale combinatie van gebroken housebeats en melancholische r&b-samples. ‘Dawn chorus’ heeft echter nadrukkelijk een ruimer gevoel. De gebruikte zanglijnen zijn duidelijk het resultaat van vruchtbare studiosessies, en er wordt ook al eens een uitstapje naar hiphop gemaakt. Jacques Green scoort opnieuw met aangenaam warme outsiderhouse. (Daan)
Kali Malone – The sacrificial code
Het gigantische orgel achter Malone mag het dan wel meteen weggeven, toch voelt dit album helemaal niet aan als een zondagsmis, integendeel. Na analoge Buchla 200-synthesizers (‘Cast of mind’) of elektrische gitaar (‘Xkatedral volume III’), heeft Malone zich op een nieuwe uitdaging gestort en wat voor een uitkomst heeft het gegeven. ‘The sacrificial code’ voelt als een langzaam, melancholisch maar gestaag lopende wandeling langs eindeloze velden in Zweden – waar het album werd opgenomen. Het album voelt aan als de essentie van minimalisme en laat het orgel als zeer rustgevende drones klinken zonder dat je daarbij meteen de link zou kunnen leggen als je de albumhoes niet voor je neus hebt liggen. (Yannick)
Karenn – Grapefruit Regret
Karenn, het project van Blawan en Pariah, is duidelijk in een nieuwe versnelling geschoten. Na twee ep’s eerder dit jaar presenteert het duo nu een eerste langspeler. Uiteraard is die geënt op hardware techno. ‘Grapefruit regret’ kraakt, knarst, schuurt en zoemt langs alle kanten. De tracks klinken op het eerste gehoor ongepolijst maar zijn wel ingenieus en met veel oog voor detail in elkaar gestoken. Ook als album in een notoir moeilijk albumgenre volgen de nummers elkaar op als een pulserende dj-set, waar geen grote overdreven geluiden nodig zijn om een maximale impact te bereiken. (Daan)
Kindness – Something like a war
Het zijn niet de gastartiesten (Seinabo Sey! Robyn!) waarmee Britse producer Kindness indruk maakt. Op zijn eerste album in vijf jaar tijd versmelt hij pop, r&b en subtiele maatschappijkritiek tot een bijzonder samenhangend geheel. Het gevaar bestaat dat je aandacht naar het einde toe verslapt door die strakke artistieke lijn, al bezorgt hij je wel een soundtrack voor al het stilzwijgende slaapkamerprotest. (Mattias)
King Gizzard & The Lizard Wizard – Infest the rats’ nest
Gelukkig dat er na het boogiewoogie- ‘Fishing for fishies’ nog materiaal van King Gizzard & The Lizard Wizard op ons lag te wachten. ‘Infest the rats’ nest’ gaat grotendeels over de mens die door zijn eigen stommiteiten dan toch maar op Mars moet leven. In plaats van science fiction krijgen we eerder een drama voorgeschoteld met de nodige zelfspot. Het veelzijdig karakter van de Australische band manifesteert zich opnieuw zowel tekstueel als instrumentaal. Opener ‘Planet B’ zet meteen de toon voor de volledige plaat: compromisloos hard en verdomd verslavend. Het tempo ligt hoog en zodra de naald zijn weg baant doorheen de groeven wordt je meegesleurd in storm die niet te stoppen is. De beste trashmetalplaat van het jaar werd niet gemaakt door een trashmetalband. Je hoeft geen die-hard fan te zijn van scheurende gitaren om ze te beluisteren, een klein beetje verontwaardiging volstaat. (Naomi)
King Princess – Cheap queen
We zagen King Princess heus niet over het hoofd. Dat was praktisch onmogelijk door de absurde – en esthetisch uitstekende – video’s, excentrieke aanwezigheid op sociale media en een debuut dat soms in lijn lag met al die grandeur. Maar vooral ook heel eerlijk is over de minder glamoureuze momenten van de jongeling. Intiem verdriet kan mooi zijn en twijfel is inherent aan de mensheid. Die zaken worden erkend en zorgen voor een uitgesproken contrast en des te groter vieren van het beste wat het leven te bieden heeft. Singles ‘Prophet’ en ‘Cheap queen’ zijn met gemak de hoogtepunten binnen een album die voor de rest kwalitatief heel consistent is. (Michelle)
Liturgy – H.A.Q.Q.
Blackmetal-puristen kennen Liturgy vooral als “die pretentieuze poserband”, en het is niet zo moeilijk om te zien waarom: frontman Hunter Hunt-Hendrix bracht ooit een lang manifest uit over zijn visie op het genre, en hij praat graag over zijn filosofie die voor velen vooral als woordsalade overkomt. Ook de albumhoes van deze nieuwe plaat wordt gesierd door een schema vol moeilijke woorden die schijnbaar zonder veel samenhang samengebracht zijn. Desondanks heeft de band doorheen de jaren een trouwe fanbase opgebouwd, wat komt doordat de muziek van deze erudiete groep zo verbazingwekkend emotioneel kan zijn. ‘H.A.Q.Q.’ is de culminatie van alles waar de band tot nu toe aan werkte, een ware uitputtingsslag van intense noiserock en blackmetal waarbij je de teksten gelukkig niet verstaat. (Tobias)
Long Beard – Means to me
Toegegeven: wij waren ook verbaasd toen we in onze zoektocht naar manieren om een deftige volle baard te groeien plots op een nieuwe favoriete singer-songwriter stootten. De jonge Amerikaanse bundelt op haar tweede plaat melancholische mijmeringen en emotionele uppercuts. Het enige jammere is dat je haar tijdens ‘Getting by’, ‘Sweetheart’ of het titelnummer niet even kunt vastpakken en zeggen dat alles goed komt. Een plekje in dit lijstje is het minste dat we kunnen doen. (Mattias)
Mark Ronson – Late night feelings
Je zou het niet zeggen op basis van z’n stulpje, maar Mark Ronson heeft er emotioneel zwaar jaar opzitten. Een relatiebreuk deed de hartvormige discobal (we vermoeden dat die albumhoes anatomisch correct is) van de sterproducer barsten. En waarom zou je de troostende schouders van één zangeres opzoeken als je er minstens negen in je telefoonboek hebt staan? Naast sterke passages van Lykke Li, Miley Cyrus en Angel Olsen laat hij ook minder bekend talent een graantje/traantje meepikken. (Mattias)
Matana Roberts – COIN COIN chapter four: Memphis
Zo’n acht jaar geleden begon Roberts aan haar COIN COIN-series, naar verluid twaalfdelige reeks dat als een geschiedenisboek zal lezen. Hoofdstuk vier staat net zoals de vorige hoofdstukken bol van verhalen en passages waar mensen – vooral uit de VS – zich best in zouden herkennen. Avant-garde, folk(lore) en poëzie hebben echter nog nooit zo dicht aangeleund tegen haar vorig werk, wat resulteert in een album dat letterlijk en figuurlijk voelt als een reis op zich. (Yannick)
Russian Circles – Blood year
Deze postrock- / postmetal-giganten uit Chicago draaien inmiddels ook alweer een tijdje mee. Voor hun zevende plaat werkten ze opnieuw samen met Converge-gitarist Kurt Ballou, die ook al het straffe live-geluid uitstekend wist vast te leggen op vorige plaat ‘Guidance’. De dynamische contrasten die de genreclichés definiëren, zijn gelukkig slechts minimaal aanwezig. Op ‘Blood year’ borduurt de band vooral verder op de dissonante sound van ‘Guidance’, waar zoals gewoonlijk het berekende drumwerk van Dave Turncrantz opvalt en Brian Cook z’n ronkende bas. Vernieuwend is het misschien nergens, maar nog nooit klonk Russian Circles zo verpletterend hard. Als je fan was van de vorige drie Russian Circles-platen, dan mag je deze in geen geval missen. (Martijn)
Sophie – Oil of every pearl’s un-insides (Non-stop remix album)
Vorig jaar koos Sophie op ‘Oil of every pearl’s un-insides’ voor een middenweg tussen futuristische glitterpop en dansvloerbangers. Nu heeft ze haar eigen plaat geremixt om resoluut voor het tweede te kiezen. Daardoor is de songwriting wat meer recht door zee geworden, al kunnen we zeker niet spreken van commerciële muziek. Wat gelukkig helemaal niet veranderde is de heerlijke bubblegum bass-productie, die er nog steeds perfect in slaagt om dreunende bassen en kleurrijke melodieën met elkaar te verzoenen. (Tobias)
The Murder Capital – When I have fears
Wie The Murder Capital zegt, zegt Fontaines DC. Vergelijkingen zijn nu eenmaal snel gemaakt tussen beide bands : ze zijn afkomstig uit Dublin, hebben wortels in de (post-) punk en brachten dit jaar een niet te versmaden debuutplaat uit. Daar waar Fontaines z’n punk samensmelt met Ierse folk, haalt The Murder Capital mosterd bij donkere postpunk-acts als Joy Division en The Sound. ‘When I have fears’ teert op tribal drums en duellerende gitaren – die de ene keer episch uitwaaien en de andere keer rauwe riffs uitspuwen, terwijl zanger James McGovern z’n emoties blootlegt in een kenmerkende bariton. Toch is het vijftal veelzijdiger dan je zou verwachten van dit type band, waarvan getuige de twee trage, met viool en piano aangeklede nummers ‘On twisted ground’ en ‘How the streets adore me now’. (Martijn)