Dag één van Down The Rabbit Hole vertoonde trekken van een dieselmotor: een trage, niet zeer overtuigende start die opbouwde naar een ultieme climax. De eerste dag was vooral veel opvulsel met weinig (lees: één) grote uitschieters, die deed vermoeden dat het zware geschut voor zaterdag en zondag bewaard wordt.
De Teddy Widder werd dit jaar ingewijd door de Nederlands-Turkse band Altin Gün. Met temperaturen tussen de 25 en de 30 graden serveerde het een mix van traditionele Turkse en westerse muziek. De band werd door het festival omschreven als “een coverband die zich specialiseert in Turkse psychedelische rock tussen folk en funk”. Een omschrijving die op papier als een samenraapsel van niet-samenhangende elementen klinkt, maar in de realiteit werkte het wel. Dat ze een coverband zijn werd ook snel duidelijk toen we motieven van de Amerikaanse band U.S. Girls konden herkennen, en ook Jah Wobble dachten we even te horen passeren. Een coverband die gaat lenen bij de ander en er haar eigen ding mee doet, en een creatief gebruik van instrumenten die zorgden voor een interessant eindresultaat: het tempo lag enorm hoog in de Teddy Widder. Misschien een beetje té hoog voor het publiek om in de middagtemperaturen de snelheid van Altin Gün te volgen.
View this post on Instagram
@altingunband after show bij @dtrh_festival. Heerlijk <3 #dtrh19 #altingun
Een ander slachtoffer van de warmte was de Nederlandse rapper Ronnie Flex. Op zich had hij voldoende capaciteiten om een tent in rep en roer te krijgen, maar hij stond een beetje misplaatst op het hoofdpodium: de Hothot was voor de rapper met Caraïbische roots te groot om het publiek uit zijn hand te doen eten. Jammer, want hij weet absoluut hoe hij een hitje of twee moet maken. Toch kwamen die niet echt naar voor tijdens zijn passage op Down The Rabbit Hole. Kudos voor Ronnie Flex die het gehele uur probeerde zijn aanschouwers mee te krijgen, helaas was het een beetje verloren moeite. Eén van de tenten rond een uur of zeven ’s avonds had hem beter gepast, denken we.
Van de zwoele Caraïbische deuntjes werden we in de Fuzzy Lop naar een heel ander universum gekatapulteerd door Low en de bands hypnotiserende klank– en lichtspel, waar tere oortjes en oogjes beter van wegblijven. Deze bezwerende klanken gecombineerd met de warmte deden ons geuren en kleuren ervaren die we nooit eerder zagen. Met fel tegenlicht waren enkel de contouren van de drie leden van de Amerikaanse band te onderscheiden, waardoor de volledige focus op hun muziek kwam. Ze gaven ons een knap staaltje gitaarspel, maar de echte kunst werd aangeleverd door Mimi Parker aan de drums. Geen idee wat het is, maar Parker maakte onze knieën zwak. Low zorgde zonder twijfel voor een van de eerste bescheiden hoogtepunten van het festival. Het meesterschap van de groep kwam vooral op de muzikaal drukke momenten naar voren: hoe druk, hoe luid of hoe extreem het ook werd, Low had de teugels steeds strak in handen.
Wie na Low van de Fuzzy Lop naar de Avant Garden slenterde, kwam waarschijnlijk terecht bij Ider, een fris jong duo van Britse twee vrouwen die het duidelijk naar hun zin hadden. De intieme setting zorgde niet enkel dat hun elektronische indiepop mooi in de verf gezet werd, ook zorgde het voor leuke interacties met het publiek. Het tweetal deed ons wat denken aan het Zweedse First Aid Kit, met net dat ietsje meer punch en kick, twee dingen die broodnodig waren om de hartslag van het festival op gang te krijgen. Van doorleefde beats naar intiemere passages waarbij de stemmen van beide artiesten elkaar mooi aanvulden: het leek of de energie van het festival een ommeslag maakte in vergelijking met wat eerder al op de weide passeerde.
Onze hoop was te voorbarig, zo bleek bij Neneh Cherry. Een letterlijk valse start bleek de aanzet voor een show die met haken, ogen en valse vocals aan elkaar hing. Een podium tot aan de nok gevuld met muzikanten en instrumenten is geen probleem zolang het steek houdt – wat hier jammer genoeg niet het geval was. De Zweedse leek verloren op het podium en haar onzekerheid vertaalde zich in inhoudsloze praatjes tussen de nummers door. “You’re giving me life!” riep ze een zeventiental keer. Een keer is onschuldig en leuk, na drie keer begon dat zinnetje erg te storen, ook omdat de zangeres ogenschijnlijk niets beter had om met het publiek te delen. Niet alleen haar podium was overvol, ook de genres die Cherry wilde behandelen lagen verspreid over het hele muzikale spectrum. We onderscheidden sporen van reggae, rap, hiphop, pop en zelfs drum ’n bass. Die combinatie van stijlen deed bij ons wat het zuur opbreken en verwarde vooral een overvolle Teddy Wilder, die niet goed wist wat te horen en waar te kijken. Toegegeven: het was interessante muziek en de energie was aanwezig, enkel jammer dat een verwarde Cherry, die haar toon niet kon vasthouden, zorgde dat haar passage in Beuningen zich niet echt op een positieve manier in ons geheugen nestelde.
Dat less more is, bewees Skepta op hetzelfde podium waar een uur eerder Neneh Cherry stond. De rapper was samen met zijn dj naar het festival afgezakt met slechts één doel: het publiek plezieren en hen een uur lang de benen van het lijf doen dansen. De visuals waren strak, en de muzikant voelde zich duidelijk in zijn sas. Vaker wel dan niet gebeurt het dat rappers live niet dezelfde kwaliteit aanleveren als die van op hun album. Skepta liep met een grote boog om deze valkuil heen. Een strakke flow, goede articulatie en tonnen energie zorgden voor een genietbaar concert voor de rapliefhebber van het eerste uur. En de moshpit die we voor het podium voorspelden, die werd werkelijkheid.
Save the best for last, een tip die keer op keer werkt. Ook in Beuningen, waar om 22u30 levende legende Grace Jones het podium van Teddy Widder zou moeten bestijgen. Het was eerder een halfuur later dat de grote zwarte doeken weggetrokken werden – waarachter een uur lang geheime activiteiten van podiumopbouw schuilgingen – en Grace Jones glimmend met masker en gewaad tevoorschijn kwam. “Nightclubbing” ging als een golf doorheen de massa, en het te laat komen was vergeten en vergeven. “I got lost” lichtte ze later toe als reden voor haar laattijdigheid. “How can I be lost in such a small place they asked? But this is a BIG place!”, en het publiek at uit haar hand. Nummer in, nummer uit, Grace Jones hield het publiek vast met haar enigmatische stem en voorkomen. Tussen de nummers door verdween ze telkens in de coulissen om van outfit of accessoire te veranderen, maar zelfs uit het zicht bleef ze het publiek entertainen. Ze vertelde over haar goesting in een banaan, over haar dromen over mannen met gigantische geslachtsdelen, over de uitstekende rode wijn en xtc, enzovoort – tot ze weer op het podium verscheen in een andere jurk, een ander hoofddeksel of een hoelahoep. Erg leuk allemaal, maar wat primeert is natuurlijk nog steeds de muziek. En we kunnen je verzekeren: die stond er. Zelfs op 71-jarige leeftijd klonk Jones net als vroger. De diepe, sensuele stem die we van haar gewoon zijn, vertoonde geen schrammetje.
Jones bewees niet enkel nog steeds een entertainer in hart en nieren te zijn, even goed uitte ze haar steun en liefde voor de LGBTQ+-gemeenschap. Ze blikte terug op de fijne feestjes op de pride in New York, en de Teddy Widder werd omgetoverd tot een plek van warmte en aanvaarding. Iedereen, in welke vorm of maat, was welkom om te komen feesten en dansen met de Jamaicaanse legende. Jones zei wat ze dacht, deed wat ze wilde, verscheen op het podium met een voorbinder, genoot van elke seconde op de planken en was medogenloos, zonder pardon, een diva. Can we blame her? Oh, en voor we het vergeten: dat de zangeres geen vrees heeft, liet ze op het laatste nippertje nog eens blijken door niet één, niet twee, maar een zestal keer haar borsten aan het publiek te tonen op de uitdijende tonen van ‘Slave to the rhythm’. Het eerste concert dat op alle vlakken toppen scheerde, was een feit.