Het wordt inmiddels steeds moeilijker om voormalig Smiths voorman Morrissey los te zien van zijn politiek geflirt met extreemrechtse verenigingen van bedenkelijk allooi. In zijn thuisland Groot-Brittannië heeft in ieder geval helemaal verkorven getuige de recensies voor z’n jongste plaat, en wij kunnen die critici geen ongelijk geven.
Het moet gezegd, voorganger ‘Low in high school’ zette de criticasters een hak door gewoon good old kwaliteit te bieden. Nu echter zet Morrissey de kat bij de melk door op deze plaat een verzameling covers los te laten van onder meer gerenommeerde grootheden als Joni Mitchell en Bob Dylan. Je kan het dapper noemen, in feite is het vooral koppig. Morrissey en toegevingen doen is nooit een goed huwelijk geweest.
De man zal dan ook allerminst wakker liggen van het brandhout dat inmiddels van ‘California son’ is gemaakt. Die gedachte maakt het iets makkelijker om de nieuwe plaat op onze beurt neer te sabelen, al doen we een poging om dat met iets meer nuance te doen.
We snappen vooral de noodzaak niet om dit op de mensheid los te laten. De nummers voegen een voor een weinig toe aan de originelen, zijn aalglad geproduceerd en zijn bij tijden zo cheesy dat we ons in een Zwitsers racletterestaurant wanen. Enkel de typische Morrisseystem maakt dat we de plaat doorkomen zonder al te veel existentiële vragen.
Het is ook niet allemaal even hard kommer en kwel. Opener ‘Morning starship’ (origineel van de ons volstrekt onbekende Jobriath) is niet slecht en krijgt een extra sneufje Morrissey-melancholie mee. Ook ‘Days of decision’ is origineel van een obscure artiest (Phil Ochs) en krijgt een wat meer hedendaagse touch. De Melanie-cover ‘Some say I got devil’ (zou hij dit enkel en alleen omwille van de titel gekozen hebben?) klinkt in Morrisseys versie veel slepender en tragischer, en we hebben de inmiddels 60-jarige Mozzer het liefst wanneer hij excentriek en bombastisch klinkt. Het is wellicht het enige nummer dat we binnen een jaar misschien nog ergens verborgen in onze playlist hebben staan.
Dat neemt allemaal niet weg dat op een ‘best of’ van Morrissey geen enkel nummer van ‘California son’ zou staan. Sterker nog, sommige nummers zijn regelrechte draken. ‘Wedding bell blues’ (met de hulp van godbetert Green Days Billie Joe Armstrong) is vreselijk kitscherig. Okee, eigenlijk gewoon vreselijk. Dylans ‘Only a pawn in their game’ had nooit een reguliere Morrissey-plaat mogen halen. En het bekende ‘It’s over’ van Roy Orbison kunnen we in deze versie niet tolereren. Klinkt de versie uit 1964 tijdloos, dan klinkt ze bij Morrissey vooral zielloos. En dan zwijgen we nog over gedrochten als ‘Lady Willpower’ of ‘Loneliness remembers what happiness forgets’, waar Morrissey erin geslaagd is alle gevoel uit te halen.
Is de man alle richting kwijt? Drie degelijke nummers, een vijftal misbaksels en evenveel middelmaat. Bij een beginnend artiest zouden we een bemoedigende ‘volgende keer beter’ noteren op het rapport, bij Morrissey moeten we het houden bij een droge ‘bezin jezelf’. Dit had onze voormalige held beter voor zichzelf gehouden, dan konden we hem tenminste enkel bekritiseren omwille van zijn dubieuze (politieke) uitlatingen.