De Nederlandse zangeres Kovacs bracht haar tweede album ‘Cheap Smell’ uit, een langspeler die vrolijker klinkt dan zijn voorganger. Sharon Kovacs koos er voor om meer naar een funky en poppy geluid te zoeken wat in combinatie mat haar rauwe stem een interessante wending betekent.
Kovacs’ muziek balanceert telkens tussen donker en sensueel, speelt met warm en koud en al zijn de teksten niet de meest vernieuwende, ze zijn wel herkenbaar op een originele manier. Met ‘Many shades of black’ en haar live performances wist ze ons al voor zich te winnen maar door haar laatste release waren we toch al minder geïntrigeerd dan vroeger. Nu klinkt Kovacs opeens veel opgewekter en toegankelijker dan eerst – een opmerkelijke keuze waarvoor we haar vooralsnog nog niet willen afstraffen. Haar klankkleur glijdt nog steeds even doordringend je oren in en een verre echo van de duistere ondertoon schemert hier en daar nog door.
Vanaf het begin van het album is het al meteen duidelijk dat de deur voor een groter publiek is opengemaakt. Je wordt verwelkomd door funk en soul en ze bewijst meteen dat haar zo typerende stem perfect in dit plaatje past, Sharon hoeft zeker niet onder te doen voor het orkestrale karakter van de muziek. We moeten meteen denken aan een vrolijke Amy Winehouse meets Duffy. ‘Adickted’, het tweede nummer van de plaat, overtuigt ons van meet af aan en kunnen we rekenen tot het sterkere werk van ‘Cheap smell’. Het zit vol slimme woordspelingen, humor en draagt een girlpower met zich mee waar we spontaan goedgeluimd van worden.
Dat er meer nagedacht is over radiopotentieel is het duidelijkst op de titeltrack van het album en ‘It’s the weekend’. Beide zijn echte oorwormen die je een dag later nog steeds achtervolgen, waar Kovacs’ karaktervolle stem natuurlijk wel het grootste aandeel in heeft: je hoeft er alleen nog een leuk geluid op te plaatsen en je hebt je hit klaar.
Er is wel nog wat ruimte voor de donkere sfeer die we wat meer van haar gewend zijn. Met het bevreemdende ‘Freakshow’ wandel je zo het decor van een circus uit 1920 binnen, en in ‘Oblivion’ staat een zacht neuriën in contrast met Sharons stem. Die klinkt daardoor nog indringender, alsof ze je leven analyseert en kritiek geeft – de bastonen die rechtstreeks op de borstkas inslaan, zorgen voor het ultieme effect.
Plots na ‘Oblivion’ valt het boeltje wel helemaal als een pudding ineen. De dynamiek verdwijnt en we hebben het gevoel dat het geheel uiteindelijk implodeert. Ze vervalt hier en daar in herhaling en alles wordt langzamerhand gezapig. Het voorlaatste nummer ‘Skycraper’ klinkt quasi als een slaapliedje waardoor we bijna gaan knikkebollen en moeten opletten dat we niet indommelen alvorens het ten einde is.
Hoewel we openstaan voor goede popmuziek, missen we een beetje het mystiekere karakter van ‘Many shades of black’. Desalniettemin weten we haar keuze te appreciëren en zijn we zeker en vast niet gedegouteerd. ‘Cheap smell’ blijft ondanks de soul en funk nog steeds iets oprecht van haarzelf en ze slaat de bal allesbehalve mis. Het is niet zoals Ed Sheeran die opeens op de proppen kwam met ‘Shape of you’, we voelen namelijk nog steeds de authenticiteit van de zangeres. We kunnen het vergelijken met de tipsy versie van jezelf die misschien wel leuk en toegankelijker is, maar nuchter ben je nog steeds de beste versie van jezelf. Als we dan toch mogen kiezen, dan verkiezen we Kovacs’ edgy kantje.