Dat inkomprijzen zich omgekeerd evenredig verhouden tegenover kwaliteit op het podium, is een beproefde theorie. Toch zette Absolutly Free Festival die stelling dit jaar voor de vierde keer kracht bij. Voor drie gebruikte batterijen of evenveel euro’s en een optionele pot potgrond van eigen kweek genoot je er van een dag vol nationale en internationale toppers – twee zelfs voor wie vrijdag ook naar de dj-avond ging. Foto’s door Michelle Geerardyn
Slechte moppen over bejaarde piemels, valse blokfluitsamples en een verbeten aerobicsoundtrack passeerden allemaal de revue. Je moest daarvoor wel afzakken naar Genk. In de welkome schaduw van de C-Mine waren enkele kleine tenten opgetrokken. Net zoals koolarbeiders tot een halve eeuw geleden zwart goud uit de mijnschachten opdelfden, diepte de organisatie enkele waardevolle muzikale vondsten op. Belgische beloften gaven er overdag het beste van zichzelf, terwijl ’s avonds buitenlandse onconventionele headliners zoals Sun Kil Moon en Algiers er hun kunnen toonden. Afsluiter was Gruppo Di Pawlowski – hij speelde er een quasi thuismatch.
In een stilaan oververzadigd festivallandschap met steeds dezelfde namen en terugkerende internationale acts, is AFF een verademing. Zonder de nood om x aantal tickets te verkopen, werd eigenzinnig gekozen voor namen waar het team volledig achter stond. De verfrissende hippiepop van Pavlove was het eerste wat we hoorden op een namiddag waar vooral boeiende postpunk hoogtij vierde met het existentiële angstzweet van Sunflower, de ophitsende en uiterst dansbare set van Public Psyche en de hoekig versnellende nummers van het Amerikaanse Omni.
Als bezoeker moest je meegaan in enkele programmatorische contrasten. Na de djoef van YOUFF (de stembanden waren al kapot geschreeuwd in de soundcheck) was de verfijnde indiepop van Few Bits aan de beurt, gevolgd door de performance van theatermaakster Naomi Velissariou die het met het nummer ‘Rape me till I come’ verschrikte ouders hun kinderen van de glijbanen aan de Green House Stage deed halen. De Nederlandse Eefje de Visser zou in het duister wel een gezinsvriendelijke show neerzetten, met magie die rechtstreeks uit de Efteling leek te komen.
Naarmate de avond vorderde en de met willekeurige lampenkappen versierde lichtsnoer aanschoot, werden we pas echt verliefd op het festival. Hoera voor een festival dat de geladen gospelpunk van Algiers wel een plaats geeft – in Duitsland werden ze geweerd van enkele festivals op basis van geopolitieke standpunten over onder meer de Palestijnse kwestie. Hoera voor een festival waar Shht zich kapot kan amuseren tot de elektriciteit uitvalt en in de lichtbalken mag klimmen zonder dat er meteen een klein leger nerveuze securitymensen opdaagt. Geen frontstages, geen golden circles, geen overbodige randanimatie om je aandacht af te leiden van wat echt belangrijk is: de muziek en de mensen rondom je.
Die mensen waren behoorlijk gezapig, en we kunnen hen geen ongelijk geven. De interactie met het publiek verliep sloom of werd door de meeste groepen zelfs gewoon weggelaten. Wie zich in een tent waagde luisterde aandachtig, en onder meer Ugly Weirdo en Fornet profiteerden daarvan. Het maakte ook dat we Mark Kozalek van Sun Kil Moon geloofden toen hij het cliché bovenhaalde dat België zijn favoriete plek was om op te treden. We zijn doorgaans niet luidruchtig over overenthousiast, en laat dat nu net twee zaken zijn die je tijdens zijn monologen niet nodig hebt.
Koppig je eigen zin doen is niet altijd een goede zaak, maar in het geval van AFF kunnen we er enkel respect en bewondering voor hebben. Als je volgend jaar twijfelt tussen een middelgroot stadsfestival met grotendeels dezelfde namen die je op elk ander middelgroot stadsfestival kunt zien, maak je maar beter eens de rit naar Genk.