Wanneer Ayco Duyster en Eppo Janssen present tekenen op een festivalterrein, dan weet je dat het programmatiegewijs wel eens bijzonder snor zou kunnen zitten. We leken wel in een live-uitzending van het ter ziele gegane radioprogramma te zitten, dat destijds niet toevallig ook op zondagavond door de ether ruiste. Voor de laatste dag nam Cactusfestival een risico met een niche gerichte affiche waarin geen Belgische publiekstrekker te bespeuren viel. Een dag later zijn we nog steeds niet bekomen van de met voorsprong beste dertien uur van deze editie. Programmatoren aller lande, kijk en leer. Gooi experimentele bands samen met gewaagde headliners en oogst verwondering bij je publiek.
Recht uit een sixtiesgarage kwamen The Mystery Lights, een Australisch kwartet dat rammelend de laatste Cactusdag opende. Zwetend ploegden ze doorheen hun set, en een honderdtal enthousastelingen knikten goedkeurend mee. Weinig verrassing of vernieuwing hier, maar wel een doeltreffende wekker om ons wakker te krijgen. (Mattias)
De geestigste soundcheck kwam van Ryley Walker. “This song really sucks but it’s good for soundchecking” zong hij haast expres vals. De show zelf werd eveneens doorspekt met grapjes en geëxperimenteer. Ryley Walker zou best een geoliede, strakke show kunnen spelen maar weigert dat pertinent. “I know how ridiculous I look, but it’s hot!” deelde hij mee over de handdoek op z’n hoofd. Ook backstage waren hij en het assescoire overigens onafscheidelijk. “We like to boogie and we like to jam” gaf hij nog mee, en jammen deden hij en z’n band inderdaad. Tijdens de vele stiltes tussen de nummers door ging hij aan het schreeuwen – rugpijn, maar “the more Belgian beer I have the more it goes away”. Naar het einde toe begon hij alsnog conventioneel nummers te spelen, al was dat lang niet de essentie van deze bevreemdende en entertainende set. (Mattias)
Met ‘Felt’ maakte Suuns al een van de meest interessante platen van dit jaar. Het neemt nooit echt een vaste vorm aan en is daarom zelfs na 37 luisterbeurten niet helemaal te vatten. Onder de hoge middagzon vertaalde zich dat gisteren niet anders. Toen ze de set openden met een precies gebrouwen feedbacksoepje keken we bezorgd om ons heen. Toegankelijk is anders maar Cactus heeft haar publiek over de jaren heen goed opgevoed en het aantal geïnteresseerden was aanzienlijk. Het dreigende ‘2020’ vormde een eerste rots om ons aan vast te grijpen in het kolkende geëxperimenteer waar weinig woorden aan vuilgemaakt werden en ‘Make it real’ was mogelijks nog beter dan de studioversie. Op de knieën aan knoppen draaiend en rondkuierend met triangels hield Ben Shemie ons bij de les. Waarschijnlijk was een iets kortere set de impact ten goede gekomen maar Suuns was al vroeg op de dag een hoogtepunt van formaat. (Michelle)
Timothy Showalter ziet er bij het opkomen een metalhead uit. Woeste baard, lange haren, een straat aan tattoos. Niets is minder waar, zijn alter ego Strand Of Oaks ontwikkelde zich van uitvoerder van ietwat brave folk tot hartstochtelijk rocker in de stijl van The War On Drugs. Showalter is veeleer een knuffelbeer waar je enkel sympathie voor kan opbrengen. ‘Taking acid and talking to my brother’ – een van de hoogtepunten uit ‘Hard love’ – start traag en slepend, maar zal een van de weinige momenten zijn dat Strand Of Oaks gas terug neemt. Daarna wordt gerockt zonder scrupules. Songs als ‘Rest of it’ of ‘Radio kids’ lenen zich daar ook toe. Het fraaie ‘On the hill’ is trager, maar geeft nog steeds vrij spel aan de gierende gitaren.
Uiteindelijk is het toch wachten op afsluiter ‘JM’, de prachtige ode aan Jason Molina. We geloven Showalter wanneer hij zegt hoe geschrokken hij was bij het horen van diens overlijden, we geloven het hele nummer van de eerste tot de laatste seconde. Ogen sluiten en genieten. Strand of oaks heeft een klassieker voor de eeuwigheid geschreven. We wensen het Strand Of Oaks toe om ooit meer te zijn dan dat nagenoeg perfecte ‘JM’. Vooralsnog is een optreden van Showalter en de zijnen iets te veel rechttoe rechtaan rocken en iets te weinig op het hart mikken. Anderzijds: wat is er mis met een klein uurtje complexloos rocken? (Kevin)
Volgend jaar viert Goldfrapp z’n twintigste verjaardag, en zangeres Alison Goldfrapp zou wel de stiefmoeder van Robyn en Florence Welch kunnen zijn. Dat laatste zeggen we vooral door de koperen haardos die ze zich dezer dagen aanmeet. Het contrasteerde mooi met de zwarte dresscode die haar band was opgelegd. Dave Gahan van Depeche Mode was niet te horen tijdens ‘Ocean’, het nummer dat ze samen maakten. Wel aanwezig waren de diepe bassen en pompende electronica die ze van de synthpop-pioniers geleend hadden. Op het vorig jaar uitgebrachte Silver eye schakelde het duo experimentele producer The Haxan Cloak in, maar live viel daar weinig van te merken. Goldfrapp werkte op onze heupen, en dat was in dit geval geen slechte zaak. Iets vroeger dan gepland dook de band opnieuw de coulissen in. De dansmoves waren tegen dan al geëtaleerd (‘Systemagic’), de spanning opgebouwd (‘Everything is never enough’). Missie zeker geslaagd, al bleek het bladgoud net iets te snel af te bladeren om meer dan een uur alle aandacht vast te houden. (Mattias)
Een uitgebreid verslag van Slowdive volgt.
Mogwai is een graag geziene gast op het Cactus festival. De invallende duisternis is dan ook de perfecte metafoor voor de tegenstelling licht – donker die steevast de muziek van de Schotse postrockers kleurt. Niets daarvan echter in het openingsduo ‘Crossing the road material’ en ‘Party in the dark’. Mogwai goes pop, of toch een eigen versie daarvan. Jammer genoeg zijn het niet de beste nummers van hun laatste plaat
‘Every country’s sun’. Met vijf nummers putten ze overigens rijkelijk uit die plaat. Gelukkig gaat het dan verder om het titelnummer (dat uitmondt in een orkaan van gitaren, drumsalvo’s en loodzware bassen), single ‘Coolverine’ (we wanen ons in een doodenge horror film) en topnummer ‘Don’t believe the fife’ (Kraftwerk, iemand ?).
Mogwai, dat is ook flirten met de geluidsnormen. Een geluk dat Joke Schauvliege geen getuige was van de loodzware bassen die alle lijven lieten trillen tijdens ‘I’m Jim Morrisson, I’m dead’. Ook exemplarisch in deze categorie prijsnummer ‘Mogwai fear Satan’, waar alleen al de gitaarintro her en der naar de oren laat tasten, en dan moesten de bassen en drums nog invallen. In open lucht vindt het geraas nog wel een uitweg langs onze oren heen, wie eerder dit jaar in de AB was kan bevestigen dat dat in een zaal minder het geval is. Anderzijds wisselen meer introspectieve momenten de gitaarmuren af. Ook dat is Mogwai.
Je kent op voorhand de ingrediënten van een Mogwai-concert en toch werkt het telkens weer, keer op keer. Je weet wanneer die synthesizer ‘Remurdered’ na een minuut of drie komt openrijten, maar telkens is het doeltreffend. Je verwacht de door een vocoder gehaalde vocals van ‘2 rights make 1 wrong’ of ‘Haunted by a freak’, maar telkens is het weer een emotionele mokerslag. Mogwai is nooit anders, nooit vernieuwend, maar telkens raak.
Bescheiden vanonder de rand van zijn pet groette Nils Frahm ons als laatste. Als we de man die vroeg of dit om Niels Destadsbader ging negeren, viel het op dat heel het park een beetje stilviel. Zelfs de motten bij de spaarzame verlichting gingen iets minder hysterisch tekeer. De eerste twee nummers (lees: 25 minuten) gaven een kans om te bekomen van de wervelwind die Mogwai was. Pas na deze opwarming kwam de beheerste vorm van de mad scientist naar boven. Gezwind liep Frahm van de ene kant van zijn geluidslaboratorium naar de andere. Een tikkeltje meer bas hier, iets minder piano daar. Konden we het dansen noemen? Er gebeurde iets met lijven, eerder subtiele uitbarstingen van laatste energiereserves misschien. ‘All melody’ bloeide open en klonk als een grote doorbraak in het onderzoek waar hij al jaren op zit te zwoegen. Met ingehouden adem was het toekijken hoe hij de snaren van z’n piano bespeelde met – jawel – een wc-borstel en ons een paar seconden ASMR op de koop toe gaf. Na al het millimeterwerk en de op maat gemaakte accenten werden de set en het festival afgesloten met een fenomenaal staaltje losgeslagen pianovirtuositeit. (Michelle)
Cactus, wat was je weer onwaarschijnlijk mooi. Tot volgend jaar.