Voer de term ‘dialectpop’ in op Google en de kans is groot dat je bij Het Zesde Metaal uitkomt. Onze haren komen rechtop te staan bij die benaming, en dat is nog zacht uitgedrukt. Koortsachtige herinneringen aan oeverloze discussies over tussentaal, kneuterigheid en quota’s, ziet u. Afijn, oppermetaal Wannes Capelle valt niets te verwijten. ‘Schuld door associatie’, daar doen we niet aan. Zielenroerselen breng je best in eigen tongval, moet de stakker hoogstens gedacht hebben, en als die nu West-Vlaams is, dan is dat maar zo.
Dus, Wannes Cappelle, columnisten in Vlaamse kwaliteitskranten zullen je de hemel in prijzen, met Morrissey vergelijken, godbetert. Toch zullen ze het niet laten om je in de laatste regels een veeg uit de pan te geven. Jouw creatieve beslissing om voor de derde plaat op rij in het oudste, springlevende, Nederlandse dialect te zingen zal kort van de hand worden gewezen met iets van “zing in een mooie taal”. Je zal het erbij moeten nemen, zoals, toegegeven, ook wij het cd-boekje er even bij moesten nemen om vast te stellen dat je teksten niet alleen poëtisch klinken, maar het ook zijn.
In zijn lyriek vindt Capelle de gouden balans tussen het specifieke en het algemene en dat raakt onvermijdelijk een snaar. Zelden krijg je het volledige verhaal te horen, want fragmenten volstaan. Zo maakt ‘Bouwt ip mie’ de desillusies van het volwassen worden tastbaar. Kinderlijke naïviteit wordt vermorzeld door wijsheid. Dat gaat gepaard met melancholie en in titelnummer ‘Nie voe kinders’ zelfs met kwaadheid, want één vraag blijft voor de zanger onopgelost: waarom zijn we ondanks alles toch zo hard voor mekaar?
Ook op muzikaal vlak weerspiegelen deze nummers de twee gezichten van Het Zesde Metaal. De directe, rockende kant brengt vuur aan de lont en vaart in het spel, maar qua geluid grijpen vooral de introspectieve, rustigere liedjes naar de keel. De bijzonder mooie single ‘Dag zonder schoenen’ valt daar ergens tussenin met haar warme weemoed, die doet denken aan het betere werk van Eels. Die parallel kan je trouwens verder trekken, want net als Mark Oliver Everett heeft de West-Vlaming oog voor de kleine kanten van de mens, zonder ooit in de val van het zelfmedelijden te trappen[1].
Kortom, “t zit ollemolle goe in mekoar”, zoals er gezongen wordt, maar een instant Vlaamse klassieker is deze ‘Nie voe kinders’ nu ook weer niet. Daarvoor is het op muzikaal vlak net te weinig memorabel. Desalniettemin is het mooi om, net in de week dat we afscheid namen van Gorki, te horen dat goeie Nederlandse rock blijft bestaan.
[1] Oké, op ‘That look you gave that guy’ komt de Eels-frontman wel heel dichtbij.