Terwijl in de Orangerie Balthazar-frontman Maarten Devoldere z’n soloproject Warhaus kwam voorstellen – niet denderend naar verluid – en meester-poser Ry X op de bühne stond, kozen wij lekker voor Frankie Cosmos en Porches in de Rotonde. Allebei kwamen ze dit jaar uit de underground naar boven met breed gedragen (lees: door Pitchfork gecoverde) plaat die het voorlopige hoogtepunt van hun creatieve kunnen aan de wereld toonde.
De vrouwelijke helft van indie’s leukste koppel zette volop in op schattigheid en aanstekelijke liedjes. Het deed allemaal zo’n beetje terugdenken aan de eerste ervaringen die heel wat van m’n generatiegenoten (en mezelf) hadden met “goeie” muziek: je was jong en levenslustig, luisterde naar Two Door Cinema Club en Foals, en huppelde verder maar een beetje door het leven. Frankie Cosmos wist datzelfde gevoel op te roepen met haar fijne lo-fi-indiepopliedjes.
Terwijl ze nog wat lieflijker dan op plaat zong en de gitaren hier en daar een garagerocksfeertje wisten op te roepen (maar dan cute), passeerden de korte, spitsvondige nummers uit nieuwste album ‘Next thing’, maar ook de pareltjes uit het oudere ‘Zentropy’ de revue. Hoewel de songs vaak kort waren, zorgden ze er met hun onvoorspelbare wendingen wel voor dat het nergens te voor de hand liggend werd, hoewel tezelfdertijd catchy hooks centrale bleven staan.
Ondertussen klungelde de zangeres er olijk op los bij haar bindteksten, wat de set nog dat pretentieloze extraatje meegaf. Op een gegeven moment riep Cosmos de band van Porches erbij om gezamenlijk een dansje op het podium te brengen: ongetwijfeld het beeld van de avond. Dat het amateuristisch was maakte de vertoning enkel charmant, en verder vonden we ’t alleen maar leuk en schattig. Precies zoals Frankie haar volledige set.
Hadden we vooraf de indruk dat Aaron Maine van Porches een verlegen jongen was, dan profileerde hij zichzelf tijdens z’n optreden meer als een weirdo. Een goed heupwiegende weirdo weliswaar, want z’n danspasjes bleken net als z’n stilstaande podiumposes de aandacht te trekken. Waar z’n liefje zich omringende met allemaal jong uitziende diy-kids, ging de Domino Records-signee zowel met de samentelling van zijn band als de post-chillwave-pop meer hangen in de buurt van de hippe clubs.
Toch bleef de Amerikaan z’n synthpop meer voor de schuchtere indie-fans dan voor de echte dancing queens. Oké, hier en daar mocht er al eens uitbundig gedanst worden, maar uiteindelijk kwam de sound toch niet in de buurt van echte feestmuziek. Daarvoor was de invloed van artiesten als Arthur Russell toch nog net iets te groot. Dat was alleen maar een goede zaak in het geval van Porches, hij vond immers de perfecte balans tussen ingetogen en extravert.
Eerst bleef de artiest nog vrij dicht bij de albumversies van de nummers die we kennen uit ‘Pool’, daarna ontpopte hij zich samen met z’n band tot een act die op het podium nog dat tikkeltje meer te bieden had. Terwijl Maine zich als een uitstekende frontman toonde, wist z’n groep ervoor te zorgen dat het allemaal wat steviger en rijker dan op het album overkwam. Waar Porches’ muziek soms een nogal logge indruk kan geven, zorgde dat geluid voor een nieuwe finesse en richesse in de Botanique.