Uit 45 verschillende lijstjes distilleerden we dit jaar een top 30, waarvan je zou kunnen zeggen dat hij de mening van de Vlaamse muziekwereld reflecteert. We vroegen belangrijke Belgische stemmen hun tien favoriete platen en maakten uiteindelijk de balans aan de hand van het aantal lijstjes waar een album in stond en de plek die het in die lijstjes kreeg.
Gisteren stelden we hier al vijftien platen voor die volgens ons meer aandacht verdienen, de komende dagen en weken hebben we nog een heleboel lijstjes en reflecties in petto. Laat ons zeker ook je eigen lijstje weten via de sociale media of kom het ons woensdagavond (16 december) even persoonlijk vertellen in de Bonnefooi, wanneer we daar een optreden van SIAM presenteren.
30. Beach House – Thank your lucky stars
Dat Beach House dit jaar met twee albums zou komen, hadden we niet direct zien aankomen. Waar ‘Depression Cherry’ zwaarmoedig klonk en de nadruk legde op diepe emoties, verklapte het artwork van ‘Thank your lucky stars’ met z’n lichtgevende, kinderlijke en huislijke sfeer al een ommezwaai. De negen nummers spreken direct tot de luisteraar en zijn tevens de muzikale vertaling van de eerste zonnestralen die komen kietelen wanneer je bij zonsopgang een wandelingetje maakt. ‘Thank your lucky stars’ is een album dat je toelaat terug te keren naar je jongste herinneringen en die heerlijk opnieuw laat beleven. – Anthony Brynaert
29. U.S. Girls – Half free
4AD zag het licht en nam in 2015 muzikante Meghan Remy mee onder z’n paraplu. Haar vijfde plaat ‘Half Free’ klinkt toegankelijker en poppier dan ooit, zonder de edge die het vorige werk zo intrigerend maakte te verliezen. De lo-fi ways van U.S. Girls worden namelijk onverstoorbaar doorgezet. Cassettetapes en samples zijn haar artillerie, al klinkt het geheel op de nieuwe plaat net iets cleaner. De sound van Meg wordt dichtgelijmd met haar herkenbare, licht dramatische stem, die de teksten op ‘Half Free’ over issues waarmee een vrouw in een moderne wereld geconfronteerd wordt, onderstreept. – Tiffany Devos
28. Laura Marling – Short movie
‘Short movie’ is meer dan een plaat, of is dat minstens voor Laura Marling. Toen de Britse vorig jaar een prille liefde achterna verhuisde naar Los Angeles en ze uiteindelijk eenzaam achterbleef in de Amerikaanse grootstad, begon ze aan een tocht van pure zelfreflectie waarvan de beschrijving terechtkwam op een serie partituren. De frêle singer-songwriter beschrijft haar mijmeringen over het eeuwigdurende gevecht tussen liefde en trouw blijven aan je persoonlijkheid op een tastbare, maar vooral sublieme wijze. Wanneer je even je ogen sluit, kan je Laura zien zwerven door een Amerikaanse woestijn. Met een gitaar in de hand. – Catherine Gysels
27. Raketkanon – RKTKN #2
Voor hun tweede boreling trok Raketkanon naar Chicago om met noiserock-koning Steve Albini te werken. Zijn kenmerkende droge sound bleek in combinatie met de complexe riffs en het manische gebrabbel van Pieter-Paul Devos een perfecte match en zorgde ervoor dat #2 nog harder binnenkwam dan #1. De plaat is een intens stukje lawaai waarmee de Gentenaren de Belgische noise-scene helemaal op de kaart hebben gezet. Een volle tent op Pukkelpop en een uitverkochte AB box toonden bovendien aan dat ze met ‘RKTKN#2’ hun cultstatus stilaan hebben afgeschud en steeds meer mensen de weg naar hun muziek vonden. – Beau Janssens
26. Alex G – Beach music
Alex Giannascoli (Alex G voor de vrienden) produceerde al geruime tijd lo-fi-parels vanuit zijn slaapkamer voor hij met zijn vorige plaat ‘DSU’ een zeer bescheiden doorbraak kende. ‘Beach music’ is zijn debuut op een groter label en leverde hem eindelijk het bereik op dat hij al lang verdiende. Voor de rest is er echter niet veel veranderd aan zijn DIY-aanpak. Alex klinkt nog steeds als een slacker-versie van Elliott Smith en levert de ene na de andere briljante indie-hit met een donker randje. Onze man noemde hem “de frisse wind die de indie-scene zo hard nodig had”, meer kunnen wij daar niet aan toevoegen. – Beau Janssens
25. Jim O’Rourke – Simple songs
Een van de meest originele muzikanten waar je nog te weinig van gehoord hebt, toonde dit jaar dat hij het songschrijven nog altijd in de vingers heeft. Tussen het produceren van hermetische ambient en experimentele noise door vond Jim O’Rourke de tijd om ons even te herinneren dat hij ook simpele liedjes kan schrijven. Het dusdanig getitelde album staat vol bochten, maar na een tijdje kan je niet anders dan vrolijk meeleunen. O’Rourke wordt vaak aangehaald omdat hij zijn talenten uitleent aan andere indiegoden (Sonic Youth, Wilco); wij zijn blij dat hij ze dit jaar nog eens op zijn eentje etaleerde. – Filip Tyskens
24. Father John Misty – I love you, Honeybear
Met echo’s van zijn voormalige band Fleet Foxes maar vooral dankzij gelijkenissen met Neil Diamond leverde Josh Tillman, beter bekend als Father John Misty, een huzarenstukje af. De liedjes klinken haast zeemzoet maar tekstueel blijft het hele album een dubbelzinnige houding hanteren waardoor het onduidelijk is of de geliefde nu wel doodgeknuffeld dan wel doodgeknuppeld zal worden. De grens tussen kunst en kitsch wordt veelvuldig opgezocht en slechts heel nipt kan de charismatische zanger vermijden dat ze overschreden wordt. We steken onze bewondering niet onder stoelen of banken: orchestrale barok bovenop beatlesmelodieën, je moet het maar durven. – Sven Volckerijck
23. Drake – If you’re reading this it’s too late
Dat Kendrick Lamar de absolute hip-hopkoning van 2015 is zal niemand betwisten. ‘To pimp a butterfly’ is een openbaring, de relevantie en invloed ervan zijn nauwelijks te bevatten en songgewijs is de plaat simpelweg subliem. ‘If you’re reading this it’s too late’ is muzikaal gezien misschien niet van zo’n grote relevantie, maar de plaat weet gedurende één uur elke vorm van tijdsbesef wel te elimineren. Drake haalt de innerlijke rapper in ons naarboven en dat voelt zo cool. Als ‘To Pimp a Butterfly’ de rijke hiphoptempel is, dan reflecteert ‘If you’re reading this, it’s too late’ het pleintje waar jonkies met hun woes eigen rhymes uitproberen naar het voorbeeld van de groten. – Anthony Brynaert
22. Ought – Sun coming down
‘More than any other day’ was al een voltreffer, ‘Sun coming down’ doet er nog een schepje bovenop. De Canadezen van Ought perfectioneren op hun tweede langspeler hun unieke mix van strak georchestreerde post-punk, rammelrock met een hoek af en Tim Darcy’s ietwat nasale, quasi-verveeld stemgeluid. Daarnaast zijn ook de teksten, die wonderwel bij te muziek passen, dankzij de soms eindeloze repetities, een schot in de roos. Het is eigenlijk schakelen van hoogtepunt naar hoogtepunt, van ‘Passionate turn’ tot ‘Beautiful blue sky’, van ‘Men for miles’ tot ‘Never better’. Amper acht nummers lang is deze plaat, maar iedereen weet dat less wel vaker more is. – Arnout Coppieters
21. Tobias Jesso Jr. – Goon
2015 werd het jaar van Tobias Jesso Jr.; na zijn succesvolle debuutplaat, bleek niemand minder dan Adele grote fan te zijn. De Canadees bewijst op ‘Goon’ iets Lennonesque te hebben; zijn fenomenale uithaal in ‘How could you babe’ is Lennon in de eenentwintigste eeuw, het speelse van ‘Crocodile tears’ komt dicht bij de voltallige Beatles en het schijnbaar simplistische pianospel in ‘Without you’ kon zomaar op ‘Imagine’ staan. Wanneer ‘Tell the truth’ langzaamaan uitdooft, worden wij getroffen door een leegte die wij ook ervoeren bij ‘re:stacks’, het sluitstuk van Bon Iver’s wondermooie debuut ‘For Emma, forever ago’ toen dat eerst door onze luidsprekers galmde. Ofte: ‘Goon’ is de kroniek van een aangekondigd meesterwerk. – Bram Pollers
20. Deafheaven – New Bermuda
De mensen waren nog altijd niet gerecupereerd van de mokerslag die ‘Sunbather’ was. Een andere verklaring kunnen we niet verzinnen voor de eerder onderkoelde ontvangst van de nieuwe Deafheaven. Feit blijft namelijk dat je zo snel mogelijk moet ontdekken hoe de band de contradictorische omschrijving “ingetogen stelletje brulboeien” alle eer aandoet, en dit door nooit te vergeten enkele lichtstralen door de relatief gesloten black metaldeur te laten schijnen. Het zal wellicht tot ergernis van de genrepuristen zijn, maar toch kent ieder nummer op ‘New Bermuda’ wel een onbeschaamd mooi moment, met die in ‘Brought to the water’ en ‘Gifts for the earth’ als hoogtepunten. Of ze het opzettelijk doen weten we trouwens niet, en toch is er geen enkele black-metalband die zo creatief met z’n uiteenlopende invloeden omgaat. Ons maak je niet wijs dat deze duistere mannen uitsluitend hele dagen naar Mayhem of Burzum lopen te luisteren. Ook wij hebben daar – spijtig, spijtig – opnieuw geen tijd voor gehad in 2015, Deafheaven was alweer té indrukwekkend. – Filip Tyskens
19. Joanna Newsom – Divers
In 2015 stond de tijd even stil. Het alledaagse bestaan nam een duik – letterlijk – en maakte plaats voor een muzikale parabel die ons even deed onthechten van al het aardse schone. In louter elf sagen, samen goed voor minder dan een uur, kwam de wereld van feeën en folklore even weer tot leven. Het contrast met haar rijzige voorganger uit 2010 kon niet groter zijn, doch is de evolutie van kwantiteit – niet dat we voorheen klaagden over Newsoms scheppingen – naar kwaliteit (lees: korter en complexer) een feit. Kortom, ‘Divers’ was een esthetisch verantwoord spinsel dat volgde op een nogal omvangrijke ouderling. De geraffineerde diepgang en meerlagige teksten zorgen er voor dat elke luisterbeurt een totaalervaring wordt die telkens opnieuw als onontgonnen aandoet. Intertekstuele referenties overgoten met een amalgaam van instrumenten. Smetteloze zindelijkheid voor meerwaardezoekers. – Aïda Gabriels
18. Aïsha Devi – Of matter and spirit
Qua abstracte en experimentele electronica viel er in 2015 niet te klagen. Lotic, Arca, Rabit en vele anderen kwamen met uitstekende releases. Toch viel Aïsha Devi meteen op tussen al dat geweld. De Zwitserse bracht haar debuut uit op Houndstooth. Waar haar collega’s vaak een eigen interpretatie geven aan clubmuziek gooit zij het over een andere boeg. Al vanaf de eerste seconde komen de belangrijkste elementen van haar muziek naar voor. In de zoektocht naar spiritualiteit en haar Tibetaanse roots, gebruikt de artieste atmosferische vocals, die meer op chants lijken dan wat anders. De instrumentale kant is ook meer te behappen dan bij gelijkaardige artiesten. Af een toe is een vleugje FKA twigs te horen, dan merk je kleine dingen op die ook bij labelgenoten 18+ aanwezig konden zijn. Een constante is echter dat er een zekere warmte in de beats zit. In combinatie met die Oosterse gezangen zorgt dit ervoor dat het heerlijk wegzweven is op ‘Of matter and spirit’. – Daan Leber
17. Björk – Vulnicura
Net als Becks ‘Sea Change’ is ‘Vulnicura’ van Björk een plaat waarop de demonen van een relatiebreuk op monumentale wijze uitgedreven worden. De IJslandse was al jaren de grenzen van haar stem en van de muziek aan het aftasten. Met behulp van de Venezolaanse producer en geluidstovenaar Arca klinkt dat bovendien zo eenentwintigste-eeuws dat ze meteen weer vanuit de marge waarin ze wat dreigde te verzeilen, naar het centrum van de popmuziek gekatapulteerd werd. De zangeres stelt zich kwetsbaar op in de opener om even later in ‘Notget’ als een duivel in een wijwatervat te spartelen, om toch maar grip te krijgen op de desintegratie van de relatie en van haar wereld. De herinneringen in ‘History of touches’ zijn eerder bitter dan troostend en ‘Black lake’ klinkt niet alleen intriest, maar blijkt ook de sleutelsong op dit album. Björk likt haar wonden en met negen songs die soms ruimschoots de tijd nemen plus een korte, krachtige afsluiter levert ze ons een cyclus af die haar eigen muzikale groeiproces illustreert en vervolledigt. – Sven Volckerijck
16. Holly Herndon – Platform
2015 was het jaar waarin we een collectieve meltdown kregen door alle digitale informatiestromen. 2015 was ook het jaar waarin onze privacy alweer een stukje minder beschermd werd. En gelukkig was 2015 ook het jaar waarin muziekmakers, of beter kunstenaars, zich meer dan ooit focusten op de virtuele werkelijkheid en hoe die in verband staat met het echte leven. Holly Herndon interviewde dit jaar Chelsea Manning voor Paper Magazine, ze portretteerde in een mix voor DIS Magazine de “MIDI-eval” wereld van de digitale feodaliteit, maar vooral bracht ze haar tweede langspeler ‘Platform’ uit. Die versmelt de online en offline wereld met gemuteerde popnummers die de directheid en het overweldigende karakter van het internet reflecteren. Hoogtepunten als ‘Interference’ en ‘An exit’ rammen tegen de snelheid van een Google zoekopdracht de inhoud van je Twitter-tijdlijn door je brein, kloppen aan bij je hart voor een opgestoken Facebook-duim en zijn vooral ook zo ontzagwekkend dat ze dwingen om je smartphone even weg te leggen. – Thomas Konings
15. Unknown Mortal Orchestra – Multi-love
Een gecombineerde liefde voor oude opnamestudio’s, ‘Songs in the key of life’ en ‘Station to station’ resulteerde in een nieuw geluid voor Unknown Mortal Orchestra, waarna een gecompliceerde liefde in het leven van Ruban Nielson de themathiek van ‘Multi-love’ aanreikte. UMO staart muzikaal voor het eerst verder dan z’n eigen navel, en dat levert een warme plaat met donkere kantjes op. Want vergis je niet: ‘Multi-love’ mag er dan op het eerste zicht wel rooskleurig uit zien, de realiteit waarin de frontman zichzelf ziet is dat allerminst. Dat doet hem nadenken over allerlei actuele thema’s en ook z’n eigen persoonlijke relaties blijven niet vrij van reflectie. Daarmee levert UMO met ‘Multi-love’ zijn persoonlijkste en beste album tot nog toe af. – Mattias Goossens
14. Julia Holter – Have you in my wilderness
Aarde aan Julia, aarde aan Julia! Met elke nieuwe release zweeft de Californische avant-gardistische popzangeres weer een stukje dichter bij onze planeet. ‘Have you in my wilderness’ treedt zelfs met succes onze dampkring binnen, al blijft Holter met haar hoofd koppig in de wolken. De haast perfecte single en albumopener ‘Feel you’ zet meteen de toon. Bedwelmend mooie arrangementen nemen de luisteraar bij de hand, maar onverwachte bochten en dissonante tempowisselingen dwingen je nooit los te laten. Geen haar op het hoofd dat er zelfs aan denkt, want het is prettig vertoeven daar in de wolken met Julia. En mogen we zo vrij zijn nog een luistertip mee te geven: laat de koptelefoon voor een keer links liggen en geef Holter de ruimte die ze nodig heeft voor haar zweefvlucht. – Max De Moor
13. Grimes – Art angels
“We are firmly in MGMT territory at the moment”, merkte een gevatte internetcommentator op bij de officiële aankondiging van het inmiddels beruchte ‘Art Angels’. Die zat. De moeilijke tweede*, de hooggespannen make-or-break-verwachtingen, het stripachtig artwork (ergens tussen spuuglelijk en iconisch in wording) en de uiteindelijke, welgemeende fuck you naar pers en publiek … De gelijkenis gaat in meerdere opzichten op, behalve de punchline: de nieuwe Grimes bleek allesbehalve een sof. Terwijl MGMT mainstream pop vriendelijk bedankte voor bewezen diensten, nam de Canadese producer-zangeres het genre gretig onder handen. Niets is veilig, geen enkel geluid heilig. De mallemolen van Claire Boucher maalt 60 jaar popgeschiedenis fijn in 14 hyperkinetische explosieven. Anno 2011 beschreef ze haar geluid nog als post-internet, maar nu vier jaar later is pas echt duidelijk hoe treffend die benaming is. ‘Art Angels’ is het product van het jaar voor een generatie met een aandachtsspanne van zes seconden, een grondige hekel aan verveling en grenzeloze ambitie. – Max De Moor
*We zijn er ons van bewust: technisch gezien is het al de vierde, maar Grimes vond bij de release dat ‘Visions’ haar officiële debuut was.
12. Empress Of – Me
De unieke combinatie van (z)ware dansvloerbangers zoals ‘Standard’ en slimme, atypische pop zoals ‘How do you do it’ maakt van ‘Me’ een topplaat anno 2015 die enkel van Lorely Rodriguez zelf zou kunnen komen. Daarnaast is het feit dat er gewoonweg geen enkel slecht nummer op het album staat een bewijs van haar enorm talent als songwriter en producer. Bovenal is dit debuut een uiterst persoonlijke plaat, die erin slaagt om intieme herinneringen op een eerlijke en kwetsbare manier in elk nummer te gieten en je na een paar luisterbeurten het gevoel geeft Lorely even goed te kennen als je betere maten of vriendinnen. Onder meer een stukgebroken relatie passeert de revue, we horen de singer-songwriter nagenieten van de mooie momenten, terwijl ze de minder mooie momenten in perspectief probeert te plaatsen. ‘Me’ is zoals een fotoalbum waarin je meegesleurd wordt, met foto’s die je stuk voor stuk kunt blijven bekijken. – Simon Kremar
11. Kurt Vile – b’lieve i’m goin down…
“I’m an outlaw on the brink of self-implosion” zingt Kurt Vile op de tweede song van ‘b’lieve I’m goin down…’. Een outlaw is ie sowieso, maar wat een topplaten schudt hij ook uit zijn mouwen. Na ‘Smoke ring for my halo’ en ‘Wakin’ on a pretty daze’ mikt Vile wederom vol in de roos. Hij weet als geen andere van zijn generatiegenoten tongue-in-cheek en charisma te koppelen aan straffe songcreaties. ‘Pretty pimpin’ hakte er als single meteen in, maar groeit nog veel meer als deel van het geheel. Als een gezapig tempo en lange platen – deze duurt een dik uur – niets voor jou zijn, laat je ‘blieve I’m going down’ wellicht links liggen. Daar zou je evenwel toch zomaar spijt van kunnen krijgen; de zanger creëert een unieke sfeer met nummers die schipperen tussen intieme folkrock (‘That’s life tho (almost hate to say it)’) en slackerrock (‘Dust Bunnies’), en laat alles klinken als een vloeiende eenheid. Iets met de som van de delen, denken wij dan. – Bram Pollers
10. Viet Cong – Viet Cong
Viet Cong was dit jaar niet weg te slaan uit het blikveld van de muziekliefhebber. Ze zijn nog maar een dikke twee jaar actief, maar hebben ondertussen al een pak gesmaakte festival- en (veelal uitverkochte) clubshows op hun portfolio staan en kwamen in een mediastorm(pje) terecht door hun al dan niet aanstootgevende bandnaam. Uiteraard waren ze ook de curatoren van het grensoverschrijdende en alom gesmaakte Sonic City in de Kreun, vorige maand. Maar alles begon met die dijk van een plaat die Matt Flegel en de zijnen begin 2015 afleverden.
Post-punk komt de laatste jaren vaker om de hoek kijken in het gitaarwereldje, maar Viet Cong bracht op zijn self-titled debuut meer dan dat. Het werd een eigenzinnige sound: vaak hoekig, soms nerveus, altijd dreigend. Vindingrijke drumpatronen, stevige en volle baslijnen en melodische gitaren: de Canadezen beuken en rammen erop los in nummers als het tegendraadse ‘Pointless experience’ en ‘Continental shelf’, dat met een ingetogener refrein contrasteert met die punchy riff. Nu, er sluipen evengoed restjes indie en new-wave in de songs – ‘Silhouettes’ zou Joy Division ook nu nog gegarandeerd blij maken. Over de apotheose die ‘Death’ ten slotte is, kunnen we eigenlijk weinig zeggen. Het nummer duurt elf minuten. Het intrigeert, hypnotiseert en emotioneert. Ga zitten en zet iedere volumeknop volledig open. – Gilles Dierickx
9. STUFF. – STUFF.
STUFF. simpelweg omschrijven als eclectisch of iets vaagweg mompelen over fusionjazz zou de jongens oneer aandoen. Het album is namelijk het resultaat van een minutieus getekende venndiagram, met als grootste verzamelingen het werk van Marc Moulin, Hudson Mohawke en Herbie Hancock en als nauwkeurig afgewogen doorsnede het straffe spul van de Belgische band. Veertig minuten lang stommelt de plaat schijnbaar moeiteloos van de ene non-sequitur in de andere. Wat begint als een boel vrije grooves die mekaar voor de voeten en over het hoofd lopen, valt plotsklaps samen in de meest strakke en funky dansoproep. En wat start als een duistere soundscape wordt dan weer verlost door enkele maten aalgladde space (of soms andersom, of soms tegelijkertijd!). En hoewel het grootste geluidengevecht op ‘STUFF.’ zich steevast in de achterhoede lijkt af te spelen – met altijd nog een impressionistische bel, tik of noot te ontdekken aan de horizon van een compositie – zit de grootste kracht van dit debuut hem uiteindelijk in zijn zorgvuldigheid. Het geluid van STUFF. beloert namelijk continu zichzelf en zijn publiek, klaar om bij de minste verzwakking van de aandacht of de eerste tekenen van navelstaarderij het roer in een andere richting te gooien. Begin 2016 verwachten we al nieuw werk (in de context van een nieuw project), benieuwd waar het schip heen vaart. – Jens Van Lathem
8. Beach House – Depression cherry
In 2012 behaalde Beach House zijn grootste commerciële successen met ‘Bloom’. De grotere podia en zalen, en betere plaatsen op belangrijkere festivals, hadden de band genoopt tot een vollere sound. 2015 moest een terugkeer richting eenvoud inzetten, en daar is Beach House wonderwel in geslaagd. Het was vooral zangeres Victoria Legrand die na de release aangaf dat de live drums wat haar betrof een te prominente plaats innamen, wat ten koste ging van de subtiliteit die een groot deel van de kracht van Beach House uitmaakt. Op ‘Depression cherry’ staan de onweerstaanbare melodieën weer veel nadrukkelijker in de kijker. De songs hebben nog steeds enkele luisterbeurten nodig om zich volledig in je hoofd te nestelen. Eens dat gebeurd is, geniet je als vanouds van subtiele klanktapijten die de dromerige kant van de shoegaze al jaren helpen kleuren. Echte favorieten uit dit album halen is, zoals steeds bij Beach House, niet eenvoudig, al overstijgen ’10:37’, ‘PPP’ en uiteraard het magistrale ‘Sparks’ de rest misschien lichtjes. En het allerleukste is en blijft natuurlijk dat dit fantastische album van de Amerikaanse dreampoppers amper enkele maanden later plots een onverwacht klein broertje/zusje kreeg met het al bijna even fijne ‘Thank your lucky stars’. – Bart Somers
7. Kamasi Washington – The epic
Tot de verhalende poëzie behorend. Althans zo luidt de verklaring volgens Van Dale. Kniesoren en citroenvreters laten zich hierbij wellicht meteen in met vooroordelen over rappers met grootheidswaanzin, megalomaan ego en compensatiedrang voor te kleine pietjes. Niets is minder waar, al weten we het niet zeker van die kleinschalige mannelijkheid, bij de vriendelijke reus Kamasi Washington. Hij voorzag eerder dit jaar Kendrick Lamars instant klassieker ‘To pimp a butterfly’ van arrangementen en werkte eerder met Flying Lotus, Nas en Herbie Hancock, maar overtreft met ‘The epic’ de stoutste verwachtingen.
Je moet een lefgozer zijn om te debuteren met een drie uur lang jazzspektakel, dat bovendien het gehele muziekuniversum met verstomming slaat. Zijn verdiende pluimen mochten dan al bijzonder kleurrijk zijn, met ‘The epic’ brengt Washington de dichterlijkheid van de jazz op een ontvangelijke wijze bij een groot publiek. Waar het stereotiep leeft dat dit genre moeilijk, ondoordringbaar en elitair is, zorgt dit triumviraat voor een heuse eye-opener. Harmonische arrangementen, trage intensiteit en vliegensvlugge freejazz, feeëriek in zijn meeste duivelse vorm, funky met een hoge dosis coolness. Kamasi Washington neemt de tijd en ruimte om de wortels van de jazz te laten groeien tot een bonte en aanlokkelijke boom met sappige vruchten en een felgekleurd bladerdek, deviant swingend door de ruisende wind. – Jonas Van Laere
6. Oneohtrix Point Never – Garden of delete
Voor ‘Garden of delete’ ging Daniel Lopatin aanvankelijk aankloppen bij de grote popsterren der aarde. Toen hij echter geen Bieber-demo’s of ongebruikte overblijfselen van Swift-opnamesessies wist te verkrijgen begon hij zich zelf maar in te beelden hoe zoiets ongeveer moet klinken. Het resultaat van deze individuele brainstormsessies haalde hij vervolgens door zijn eclectische, alles verscheurende blender met een waanzinnige plaat als gevolg. Zijn zevende studio-album als Oneohtrix Point Never is immers heerlijk spannend, ondoorgrondelijk en onvoorspelbaar. Hier en daar valt er een jazzy Flying Lotus-invloedje te bespeuren, ergens anders durft de Amerikaanse producer met gierende metalgitaren te flirten en niet zelden zorgt diens elektronische mix voor een uppercut van jewelste. Met de koptelefoon op het hoofd staat ‘Garden of delete’ garant voor een verstikkende claustrofobische en schizofrene trip terwijl het door boxen met de volumeknop helemaal opengedraaid zorgt voor een onverklaarbaar gevoel van euforie en ongenaakbaarheid. Het doet ons ergens denken aan de producties van Arca, al laat de abstractie van diens werk de luisteraar nog een flink stuk machtelozer achter. Wat in ieder geval vaststaat is dat OPN een van de boeiendste en intrigerendste elektronische platen van het jaar ineenbokste; één waar we ons maar al te graag keer op keer knock-out door laten meppen. – Alexander Spriet
5. Jamie xx – In colour
Toen ze mij vroegen een stukje te schrijven over Jamie xx, was dat een vanzelfsprekende keuze. Ik zou kunnen schrijven over hoe ik de allergrootste The xx-fan ben ter wereld (wat ook zo is!) en dat Jamie xx op die manier altijd een streepje voor heeft, maar sinds dit jaar hoef ik zulke dingen niet meer te schrijven. Met zijn debuutplaat ‘In colour’ zorgde de beatmaker van één van de grootste indiebands ervoor dat hij ook bij het grote publiek niet meer telkens met The xx geassocieerd wordt, maar plots ook als artiest op zichzelf wordt gezien. Dat op zich is al een grootse prestatie. Reken daar nog eens een knaller van een album bij – dat terecht in bijna elk eindejaarslijstje zal verschijnen – en je weet dat Smith een topjaar achter de rug heeft. Zijn vrienden van The xx verloochenen doet hij natuurlijk niet: Romy en Oliver krijgen op dit werk ook een prominent plaatsje, bijvoorbeeld in het gehypete ‘Loud places’ of het minder bekende (maar daarom niet minder geliefde) ‘Stranger in a room’. En over gehypete nummers gesproken: dat iedereen uit z’n dak gaat bij ‘I know there’s gonna be (good times)’ wordt bij het beluisteren van de volledige plaat plots bijzaak; het hart van deze plaat is de subtiele verscheidenheid die elke song tentoonstelt, steeds met een vleugje melancholie overtrokken. Jamie Smith zal nooit de meest extroverte artiest worden, zo toonde ook zijn passage in de AB eerder dit najaar, maar ingehouden muzikale emotie kan duidelijk ook prachtig zijn. – Rana Cools
4. Courtney Barnett – Sometimes I sit and think, and sometimes I just sit
Een dikke twee jaar geleden veroverde de Australische Courtney Barnett met een dubbel-ep vol wonderlijke gitaarsongs haar volledige thuisland. Daarbuiten maakte de single met een clevere tekst over astma ‘Avant gardener’ al wat oplettende tongen los. Met teksten als “The paramedic thinks I’m clever cos I play guitar, I think she’s clever cos she stops people dying” was een zaadje geplant. Het was echter pas in 2015 dat heel de wereld in collectieve katzwijm viel voor de Australische nonchalance. Barnett bracht met succes haar enige echte debuut ‘Sometimes I sit and think, and sometimes I just sit’ uit. Voorzien van artwork van eigen hand, eenvoudige melodieën en – last but not least – spitsvondige, grappige en eerlijke teksten bewees de songschrijfster dat je slechts een klein beetje originaliteit nodig hebt om het garagerockgenre te reanimeren. Barnett maakte niet alleen liedjes, ze vertelde echte, herkenbare verhalen op meesterlijke wijze. Tijdens het beluisteren van de plaat werden we ontroerd en moesten we grinniken. De Australische schopte het met politiek geladen single ‘Dead fox’ tot in high rotation op de Belgische radio en nog belangrijker: Barnett peuterde een kersverse Grammy-nominatie als Best New Artist los. Meer dan verdiend. – Tiffany Devos
3. Tame Impala – Currents
Dat veel fans ‘m een sell-out zouden vinden, daar was Kevin Parker zich maar al te goed van bewust (ga er de lyrics van albumafsluiter ‘New person, same old mistakes’ maar op na). Toch is de koerswijziging die Tame Impala op ‘Currents’ vaart er één om toe te juichen. Niet alleen past ‘Currents’ binnen een tijdsgeest waarin pop zich sneller en sneller heruitvindt, het album toont ook de kwaliteiten van Kevin Parker als songschrijver, die ‘Tomorrow never knows’ van The Beatles hier inwisselt voor ‘Night fever’ van The Bee Gees. Verder is het ook een behoorlijk gewaagde keuze om als populaire psychrockgroep plots zo’n identiteitswijziging door te voeren.
Wat de nodige chemicaliën eerder al deden voor Parkers creativiteit doet ‘Currents’ nu voor het grote publiek. ‘Currents’ is een plaat van contrasten waarbij elk nummer er desondanks in slaagt om op één of andere manier te blijven hangen. Daarbij smelten uiteenlopende invloeden in een catchy geheel waarbinnen toch plaats is voor experimentele intermezzo’s. Dat dankzij ‘The less I know the better’ een hele horde tieners misschien op zoek gaat naar wat dat groepje Australiërs in het verleden zoal uitvrat, is enkel toe te juichen. Tame Imapala hoeft in de toekomst zeker niet verder te gaan in deze richting, al heeft Parker nu wel de mogelijkheid om te kiezen. Het is die verworven vrijheid die hem in staat zal stellen om in de toekomst met mogelijks nog interessantere dingen op de proppen te komen. – Mattias Goossens
2. Kendrick Lamar – To pimp a butterfly
‘Good Kid, M.A.A.D City’ ontving veel lof, maar de jubel was pas echt totaal voor ‘To pimp a butterfly’. Vergelijkingen met ‘What’s going on’, ‘There’s a riot goin’ on’ en ‘It takes a nation of millions to hold us back’ waren legio. Maar als die chef d’oeuvres respectievelijk de soul, funk en hiphop een stevige duw in de rug gaven, dan is ‘To pimp a butterfly’ het magnum opus der synthese. Hoewel je de plaat in het hiphopschap zal terugvinden, worden ook jazz, soul, funk en latino in de strijd geworpen. De hoogsteigen mix wordt in zwoele meanderende songs samengepropt. Wie denkt dat grote, genuanceerde statements uit de albumwereld gebannen zijn, krijgt lik op stuk. Elke minuut van de cd-lengte wordt uitgebuit, om de vinger aan de pols van het post-Trayvon Martin-tijdperk te houden. Kleine Kendrick schuwt het grote gebaar niet. ‘To pimp a butterfly’ is een persoonlijke queeste, waarin Lamar in elk verhaal zoekt naar zin, richting en identiteit. Maar de mens is slechts een radertje in de machinerie der geschiedenis. Tot een collectieve ervaring groeit het individuele gedicht uit, als het zich regel na regel ontvouwt. Een schare aan ronkende samenwerkingen lijkt tegenwoordig obligaat voor een hiphopplaat, maar hier krijgt dat gegeven een urgent karakter. Niet alleen door de gretigheid waarmee Kamasi Washington, George Clinton et les autres zich in dit verhaal storten, maar ook door de boodschap van verbondenheid die erdoor wordt versterkt. Zelden draaide een stijlenmikmak zinvoller uit. – Matthias Desmet
1. Sufjan Stevens – Carrie & Lowell
Wat valt er te schrijven over Sufjan Stevens’ ‘Carrie & Lowell’ dat drie weken voor zijn release niet al audiovisueel werd uitgedrukt? Ene Brandon Walsh monteerde een resem oude 16mm-familiefilmpjes onder ‘The only thing’ en vatte op die manier samen wat iedereen die niet Sufjan zelf is in eerste instantie moet voelen bij deze zevende plaat: nostalgie. Alsof de vervaagde kleuren van de pellicule op zichzelf niet genoeg waren om die emotie op te wekken, smeert Stevens er met zijn fluistermuziek nog een dikke laag bovenop. Maar al snel ruimt een sentimenteel verlangen naar het verleden plaats voor een donkere ondertoon. Terwijl de Amerikaan “Should I tear my eyes out now” fluistert, ontstaat in ons achterhoofd het idee dat de toekomst weinig goeds in petto had voor de spelende kinderen en dansende volwassenen.
Dat duistere kantje staat in sterk contrast met wat het werk muzikaal lijkt uit te ademen. Songsmid Stevens durft zijn stem niet te verheffen, sust en zalft vocaal zijn verleden met melodieën die enkel hij had kunnen schrijven en zit bovenal vol van genade voor iedereen die de trauma’s van zijn jeugd bevolkte. Gedempte gitaren en kinderlijk eenvoudige synthriedels maken de dienst uit, dit alles omzwachteld door engelenkoren. Niet zelden eindigen songs met een hemelse soundscape, als de airbag die een duik door de ruit verijdelt of de parachute die een onzachte landing voorkomt.
‘Carrie & Lowell’ werd in 2015 zo het meest stroperige, zoete en effectieve antibioticum voor al wie iemand iets te vergeven had. Al gaat dat wel ten koste van het immuunsysteem. Bijbelse beeldtaal kan nog nauwelijks de verwijzingen naar zelfmoord, verslaving en depressie verhullen. ‘Carrie & Lowell’ wordt naarmate de tijd verstrijkt zo het testament van wat zachtheid en tederheid zonder wederkerigheid met een mens kan doen, een karakterstudie van iemand die op z’n derde door zijn moeder verlaten wordt in de videotheek en haar enkele decennia later op haar sterfbed ‘my little Versailles’ noemt. Sufjan Stevens draagt de zonden van de wereld op zijn schouders, zucht en steunt, buigt en kraakt, en schrijft een meesterwerk. – Jens Van Lathem
1. Sufjan Stevens – Carrie & Lowell
2. Kendrick Lamar – To pimp a butterfly
3. Tame Impala – Currents
4. Courtney Barnett – Sometimes I sit and think, and sometimes I just sit
5. Jamie xx – In colour
6. Oneohtrix Point Never – Garden of delete
7. Kamasi Washington – The epic
8. Beach House – Depression cherry
9. STUFF. – STUFF.
10. Viet Cong – Viet Cong
11. Kurt Vile – b’lieve i’m goin down…
12. Empress Of – Me
13. Grimes – Art angels
14. Julia Holter – Have you in my wilderness
15. Unknown Mortal Orchestra – Multi-love
16. Holly Herndon – Platform
17. Björk – Vulnicura
18. Aïsha Devi – Of matter and spirit
19. Joanna Newsom – Divers
20. Deafheaven – New Bermuda
21. Tobias Jesso Jr. – Goon
22. Ought – Sun coming down
23. Drake – If youre reading this its too late
24. Father John Misty – I love you, Honeybear
25. Jim O’Rourke – Simple songs
26. Alex G – Beach music
27. Raketkanon – RKTKN #2
28. Laura Marling – Short movie
29. U.S. Girls – Half free
30. Beach House – Thank your lucky stars
Het was ongemeen spannend bovenaan de lijst, maar uiteindelijk belandde Sufjan Stevens met een minimaal verschil op de eerste plaats. Bij deze een bedankje aan iedereen die z’n top 10 inzond; Adriaan Fillet (Indiestyle, Chase), Aïda Gabriëls (Indiestyle), Alexander Spriet (Indiestyle), Annelies Moons (Radio 1), Anthony Brynaert (Indiestyle) Arnout Coppieters (Indiestyle), Ayco Duyster (Duyster, Radio 1), Bart Somers (Indiestyle, Soundboxes), Beau Janssens (Indiestyle), Ben Van Alboom (Red Bull, De Standaard, HUMO), Bert Bossaert (Democrazy), Bram Pollers (Indiestyle), Catherine Gysels (Indiestyle), Daan Leber (Indiestyle), Elisabeth Ouni (A Polaroid Story), Elisah Vandaele (De Kreun), Eppo Janssen (Pukkelpop), Felix Van de Loock (Cactus), Fenne Kuppens (Botanique), Filip Tyskens (Indiestyle), Free Anckaert (AB, Studio Brussel), Gaëlle Vanhaverbeke (Toutpartout), Gilles Dierickx (Indiestyle), Herlinde Raeman (Subbacultcha!), Jens Van Lathem (Indiestyle, Kunstenloket), Jonas Van Laere (Indiestyle, Festivalblog), Kurt Overbergh (AB), Lefto, Lies Steppe (Klara, Steppe), Lode Pauwels (Leffingeleuren, De Zwerver), Maarten Maes (Radio Scorpio, Sterrenplaten), Matthias Desmet (Indiestyle), Mattias Goossens (Indiestyle, Radio Scorpio), Max De Moor (Indiestyle), Rana Cools (Indiestyle), Sara Yu Zeebroek (Vooruit, Hong Kong Dong), Sasha Van Der Speeten (FM Brussel, De Standaard), Senne Van Den Bogaert (HumanHuman), Simon Kremar (Indiestyle), Sven Volckerijck (Indiestyle), Tiffany Devos (Indiestyle), Thomas Konings (Indiestyle), Ufuk Demir (Champion Sound Beat Battle, Red Bull), Wim Smets (TRIX) en Yannick H’Madoun (Poppunt). Verder bedanken we Anton Thys voor het prachtige artwork.