Misschien maakt het helemaal niets uit, maar we moeten het er toch af en toe over hebben: als Belgische bands als een doorslagje van internationale artiesten klinken, hoe kan je dan verwachten dat ze ooit iets meer presteren dan de zoveelste tour door het continentale club- en festivalcircuit, met af en toe misschien een Neder- of ander land dat hen toevallig oppikt? Enfin, dat is toch de discussie die vanaf de eerste ademstoten van Echo Beatty weer door ons hoofd speelde. Het werd namelijk duidelijk dat je hen niet kan beschrijven zonder het ook over Chelsea Wolfe te hebben, al moeten we toegeven dat de frontvrouw iets meer met de voeten op de grond vocaal naar de hemel reikte en die quasi-industriële riffs uit haar gitaar perstte.
Daardoor lag de focus vaak meer op songwriterkwaliteiten en melodieën, al mogen we Chelseas akoestische albums niet vergeten. En ook al was er geen sprake van een dronerig, metaal element, maar van synths die recht uit B-horrorfilms leken te komen, toch kon je je perfect voorstellen hoe Echo Beatty dezelfde lokkende spreidstand tussen genrefans kan maken als Wolfe dat zo overduidelijk doet.
Het concert bleef lang in diezelfde sfeer hangen, maar ook het potentieel was er, en dus bleef het zoeken naar dat ene element dat het trio zou kunnen losweken van dé vergelijking. Misschien bood de laatste song daarin wel soelaas. Synths uit de jaren tachtig (ja, opnieuw niets nieuw, maar de mentale sprong om het aan Chelsea te verbinden bleek ons toch te gevaarlijk) en een afsluitend gitaargevecht in combinatie met de al eerder opgesomde elementen gaven de band heel plots een eigen smoel.
Een project dat wél meteen opgepikt werd door de internationale blogs, al kan je je de vraag stellen of dat meer te maken heeft met kwaliteit dan wel het genre waarin het zich profileert, is Warhola. In een Castello die tot dan toe gedomineerd werd door de wolkendekmuziek van Weval en HVOB (ons oordeel: zet één nummer ervan in je chill playlist, daarmee heb je het wel gehad), zette de instrumentatie van de band meteen de puntjes op de potige i.
De duo’s drummers en toetsenisten mochten van Oliver Symons duidelijk harder, sprankelender en experimenteler aan de slag met synthpop dan de nationale genregenoten, alleen leek het afwachten hoe hij zichzelf daar tussen plaatste. Terwijl het zweterige publiek genoot van drumroffels die je om één of andere onduidelijke reden enkel kan omschrijven als zwoel en synths die heel de tijd naar industriële Yeezus-uitbarstingen lonkten, verdronk de frontman in z’n melodieën en gedachten. Z’n stem als extra instrument gebruiken had ie duidelijk onder de knie, maar het gevecht om de aandacht verloor ie continu.
Het optreden stoomde door naar een onafwendbaar lijkende, gedeconstrueerde cover van ‘Hold on, we’re going home’ en pas daarna viel alles in z’n definitieve plooi. Op ‘Red’ gebruikte Symons zijn pas verworven Drake-status om de aandacht op te eisen en z’n band eindelijk naar een hoger niveau te duwen. Uit dat alles konden wij duidelijk besluiten dat Warhola duidelijk iets ontgroeid zijn, alleen weten we nog niet wat. Het repetitiehok, ja, de kleine festivalletjes, sowieso, maar de landgrenzen? Voorlopig enkel digitaal.
Foto van Guillaume Decock