‘Cleopatra’, het tweede album van The Lumineers, kwam uit het niets op nummer een binnen in de Amerikaanse Billboard-charts. Het ziet er naar uit dat het verhaal van de band niet stopt bij hun titelloze debuut, en ook de AB raakte moeiteloos uitverkocht om deze retro-folkies aan het werk te zien.
Wij hebben Novastar en Tom Helsen, in Canada hebben ze Andy Shauf om het volk te verblijden met zoete popballads. De man maakt nummers die niemand storen en daardoor nooit echt boeien. Bijgevolg raakten we niet bijster geïnspireerd tot het pennen van een uitvoerige lofbetuiging. Dan maar een weetje van de dag: er zit een beer verstopt in het logo van Toblerone!
Op 28 april speelden The Lumineers in een uitverkochte AB. Charlotte Bidée maakte plaatjes, Mattias Goossens schreef onderstaande praatjes.
In het universum van The Lumineers zijn hoeden nog steeds een onmisbaar kledingstuk, word je om de haverklap verlaten door meisjes in polkajurkjes en zijn vergeelde brieven het communicatiemiddel bij uitstek. Van anachronismen je handelsmerk maken werkt blijkbaar, want de populariteit van de band is sinds radiohitje ‘Ho hey’ enkel maar toegenomen. In de nasleep van Mumford & Sons kregen gelijksoortige bands plots de volledige ondersteuning van platenlabels, en het is deels de verklaring waarom festivalpodia nu krioelen met James Bays en consorten. Romantiek met een nostalgisch strik: de marketingmallemolen draait er al enkele jaren overuren door.
“If it was never new, and it never gets old, then it’s a folk song“, laat het hoofdpersonage van Inside Llewyn Davis zich ontvallen. Die beschrijving gaat zeker op voor The Lumineers: ze doen niets vernieuwends of ingewikkelds, en het geheel is desondanks – of juist daarom – onweerstaanbaar aanstekelijk. Om zalen als de AB in te pakken werden drie gastmuzikanten opgetrommeld die onder andere de bas, mandoline en piano voor hun rekening namen. Niemand hield zich echter bij z’n postje: er werd evenveel gewisseld van instrument als dat frontman Wesley Schultz z’n hoed op en af zette. En het publiek, dat klapte en stampte overenthousiast mee.
Het leek wel een stijloefening om zoveel “oh oohs” en langgerekte klinkers te proppen in nummers die vaak niet eens de drieminutengrens overschreden. ‘Cleopatra’, ‘Classy girls’ en ‘Ho hey’ vlogen aan een rotvaart voorbij, om gevolgd te worden door nog meer meezingers waarbij elke drumkick werd onthaald op uitzinnig gejoel. Stilstaan leek geen optie bij zoveel radiovriendelijkheid. Tijdens de cover van Sawmill Joe’s ‘Ain’t nobody’s problem’ werd de elektriciteit even uitgeschakeld voor een akoestisch meezingpartijtje dat ontaarde in een heuse trekzaksolo. Het was gospel voor generatie Y, bluegrass voor de massa. Een oproep om de smartphones achterwege te laten werd aanvankelijk op instemmend gejuich onthaald, maar wanneer Schultz tijdens ‘Ophelia’ het publiek indook werd dat verzoek met evenveel gegil geschonden. De kans is groot dat de groep met een volgende cd de arena’s intrekt, dus koester je intieme dansjes met de man.
Nadat Jeremiah Fraites vanachter de piano een punt zette achter de reguliere set met ‘Patience’, kwam de opper-Lumineer terug met enkel z’n gitaar om ‘Slow it down’ te brengen. Het was de aanzet tot een laatste rondje meezingen, waarbij de rest van de band Schultz vervoegde halverwege ‘Submarines’ en de zaal een laatste keer ten dans vroeg met ‘Stubborn love’. Deze Lumineers weten hoe ze moeiteloos hun publiek moeten inpakken.
Laat het duidelijk zijn: aan aanstekelijkheid was er gisteren geen gebrek. Echte spanning of enige vorm van opwinding was helaas afwezig. Daarbij komt nog eens dat de band zo overdreven authentiek probeert te zijn dat ze de clichés (hoeden, bretellen, teksten…) zonder een spatje ironie als uithangbord gebruiken. De vraag is bijgevolg hoe lang je hetzelfde getroebleerde verhaaltje kan blijven oprakelen zonder uiteindelijk een parodie van jezelf te worden.
De AB programmeert binnenkort o.a. Soldier’s Heart (29.04), SX (30.04) en Manic Street Preachers (01.05). Alle info en tickets vind je op de site van de zaal.