Dat een klassiek geschoolde pianist tweemaal de AB kon uitverkopen, is al een prestatie op zich. Dat Nils Frahm erin slaagde om op het eerste zicht ‘moeilijke’ muziek spannend te houden, maakte het alleen nog straffer. Het podium in Brussel was voor de gelegenheid opgekalefaterd met een prachtige piano, heel wat andere keyboards en zo goed als een halve studio. Al deze apparatuur zorgde voor een allegaartje aan geluiden. Niet zo uitvoerig als op zijn laatste plaat ‘All melody’, maar het oogde in ieder geval indrukwekkender dan een simpele laptop.
Het optreden van de Duitser voelde zelden duf of eentonig aan, hoewel het langer dan twee uur duurde. Dat is geen sinecure voor iemand die de helft van de tijd met zijn rug naar het publiek zit – hij leek wel afgezonderd in zijn eigen laboratorium, waarin hij minutieus alle klanken juist probeerde te krijgen. Dat vroeg concentratie van de luisteraar, vanwege de soms wel erg minimalistische aanpak. En natuurlijk stond de spanningsboog niet de hele tijd strak. Af en toe kon je heerlijk wegglijden, zoals bij het sensitieve ‘My friend the forest’. Op die momenten borrelden gevoelens van jaloezie op tegenover de mensen die zich achteraan in de zaal in comfortabele zetels hadden genesteld.
De Berliner toonde zich meermaals een begenadigd pianist. Op zulke gevoelige momenten bleken niet alleen baby’s, maar ook volwassen mensen motorisch niet in staat om een plastieken beker in hun handen te houden. De vrolijke Nils met de pet lachte deze stoorzenders weg, hij was in zijn nopjes en duidelijk gewend aan kletterende afleiding.
De zittende toeschouwers keken daarentegen weer met enige wrok toe hoe men beneden voorzichtig schuifelde tijdens de uitdagendere stukken in de set, zoals ‘Sunson’ of ‘All melody’. Tot gehele ontlading kwam het echter nooit, hij schakelde nooit hoger dan vierde versnelling. Daarnaast klonk bijvoorbeeld het koor in ‘Human range’ minder overtuigend dan op de plaat, waarschijnlijk omdat het hier mechanisch tot stand kwam. Toch was dat geen aanzet om thuis te blijven en gewoon de plaat op te zetten. Frahm gaf zijn muziek live kleur door menselijkheid, door hier en daar te missen of een onverwachte noot te brengen. Het fascinerende klankenspel kwam als het ware tot leven. Hij toonde bovendien bijzonder veel emotie, bijna hoorbaar zoals Keith Jarrett dat weleens doet. De zweetdruppels die op de toetsen belandden, maakten zijn wilde getokkel over de toetsen bijna heroïsch.
Van subtiele, serene klanken naar bezwerende en pulserende beats, de geluidskunstenaar verzoende de elementen naadloos met elkaar: de kerkelijke invloeden van het orgel (ook al klonk dat, om het in zijn woorden te zeggen, exotisch) en de duistere ondertoon van het nachtleven. Met Brussel als het perfecte decor daarvoor: de tonen leken wel tussen de betonnen muren door te sijpelen, recht uit het grauwe metrostation Beurs naar boven gekropen. Brussel, ook de plaats waar kerkgangers en technohipsters zondagochtend verbroederen op de Vossenmarkt en tegenwoordig dus blijkbaar ook op vrijdagavond in de AB voor een concert van Nils Frahm.
Na de doorzichtigheid van een bisronde te hebben bespot, zette hij deze zelf enthousiast in met ‘Says’, volgens de maestro zelf lang niet zijn beste nummer. Al de schoonheid op ‘All melody’ ten spijt, dit was nog steeds een van de meest beklijvende momenten. Het repetitieve akkoord in het nummer kwam abrupt ten einde en toch voelde je ‘m van ver tevoren aankomen. Het was een metafoor voor de bevrijding. Een bevrijding van het zich steeds herhalende, de stress, de zorgen, de uitputtende werkweek op vrijdagavond. Je hoopt en weet dat het (goed) komt, maar je bent toch vooral blij als het er effectief is. Middenin de quasi-extase van de encore liet hij de meest kwetsbare noten vallen. Om je te doen beseffen dat er geen bevrijding zonder gevoel van beklemming kan zijn en geen vreugde zonder verdriet. Zo verliet je tevreden de zaal, met in het achterhoofd dat het wel eens slechter is geweest. Dat gevoel maakte het des te mooier.