Beloven om op een jaar tijd vijf platen uit te brengen, een band zou zich voor minder permanent moeten gaan opsluiten om dat rond te krijgen. King Gizzard & The Lizard Wizard kreeg dat idee onder z’n zevenkoppige hersenpan, maar respecteert gelukkig ook het ongeschreven basisbeginsel binnen het garagerockwereldje: nooit stoppen met touren. Hoe ze het allemaal bolwerken blijft tot op heden eigenlijk een raadsel, al vind je keer op keer ook levend bewijs boegbeelden als Ty Segall en (Thee) Oh Sees. King Gizzard staat ondertussen minstens op gelijke hoogte als die veteranen, en bewees gisteren in de Kreun dat ze hun plekje op die rammelende rock-‘n-rolltroon netjes verdienen.
Wie de laatste platen van de band een beetje kent, weet dat ze conventionele songstructuren in feite altijd doorbreken. Live niet anders, en hier gingen de Australiërs zelfs nog een stapje verder, door een soort vierdelige trip te serveren die geen enkele steek liet vallen en song na song vlekkeloos ineenklikte. Aftrapper ‘Rattlesnake’ liet door die repetitieve vocal de muzikale hypnose langzaam opborrelen, en daar werd met dat handvol andere tracks uit ‘Flying microtonal banana’ telkens een goedgevuld schepje trippyness bijgedaan. Dat synchrone drummer-duo speelde strakker dan een metronoom op ‘Nuclear fusion’, terwijl frontman Stu de fijnste Oosterse lijntjes uit z’n zessnaar perste. Gedanst werd er, en ‘Sleep drifter’ trok de boel tenslotte volledig open: t-shirts gingen uit, bezwete lijven glibberden langs elkaar, pinten vlogen de lucht in.
Daarop werden de ‘Banana’-gitaartjes opgeborgen en de obligatoire 12-string omgegord: een heuse mengeling van ‘Altered beast’ en ‘Alter me’ werd ingezet, weer zo’n meerdelig luik dat constant teruggrijpt en nooit lijkt te willen eindigen. Dat de band hierna met ‘Robot stop’ die vicieuze teneur nog een paar bpm’s hoger legde en extra op dat fuzzpedaal trapte, deed de energie (en temperatuur) uiteraard enkel maar stijgen. ‘Gamma knife’ en ‘People vultures’ klonken haast nog dynamischer dan op plaat: meerstemmige zang en pittige solootjes bekoorden zowel de moshpitters als de meeknikkers op het balkon. Zweten deed iedereen toch al, en dat hoefde niet snel te veranderen.
Met ‘Lord of lightning’ kregen we nog een kraakvers kleinood afgeleverd: ergens tussen progrock, 60’s-psych en punky garage leidde het nog een laatste keer tot collectief gewoel, gecrowdsurf en meer van die zweterige praktijken. Het uitgesponnen, op improvisatie drijvende ‘The river’ was bijna letterlijk verkoelend, en toonde door z’n boeiende jazzvibes dat King Gizzard van markten thuis is die je op papier nooit te verzoenen zou achten. We hebben het laatste duidelijk nog niet gehoord van deze heren: als gitaarmuziek zichzelf moet heruitvinden, mag King Gizzard & The Lizard Wizard gerust de bron zijn van waaruit het allemaal vlotjes naar beneden kan beginnen kabbelen.