Op de laatste dag van Cactusfestival werd er volop ingezet op een ontspannen sfeer, met een programma dat speciaal ontworpen leek om rustig dansend of simpelweg liggend de sporen van zaterdagavond uit te drijven. Wij noteerden één Zweedse stoorzender in het hele gebeuren, maar afgezien daarvan werd er volop gechilld in het Minnewaterpark. Weliswaar met enkele topacts die de muzikale picknick kwamen verzorgen.
Foto’s van Caroline Vandekerckhove.
Opener Mbongwana Star hadden we spijtig genoeg gemist, maar als we omstaanders mochten geloven werd de dansvloer alvast vroeg geopend door dit Congolese collectief. Die werd daarna vlot opengehouden door de Amerikaanse rapper Oddisee en zijn band Good Company. Deze geboren publieksmenner bracht hiphop zoals een warme zondagnamiddag dat vereist: jazz in de grooves, funk in de basdrum en laidback raps in de beste East Coast-traditie. Wij hoorden een band die qua soul, kunde en spelplezier niet moest onderdoen voor pakweg The Roots, en het was duidelijk dat deze mannen zin hadden om Brugge te laten zweten. Niks te merken van pose bij Oddisee want er werd gelachen, gedold met het publiek en broerlief mocht even het podium op voor een streepje ‘Electric relaxation’ van A Tribe Called Quest. Kijk, dan kan je al weinig meer mis doen, en zo dacht het meegroovende publiek er ook over. Oddisee schreef het eerste zonnige weekend in onze contreien persoonlijk op zijn conto, en we moeten hem nog geloven ook. De daaropvolgende reggae van Chronixx hield de gecreëerde sfeer meer dan in intact, maar na een halfuur aan de Jamaicaanse kust hadden we nood aan wat meer grinta, om het met een lelijk modewoord te zeggen.
Dat werd gelukkig geleverd door het Zweedse fenomeen Goat, waarvan niemand echt veel meer weet dan het feit dat ze live het heilige vuur aan de lont kunnen brengen. Ze zijn steevast gehuld in kleurrijke maskers, zeggen geen woord en claimen uit het gehuchtje Korpilombolo te komen. We weten niet welke paddenstoelen er groeien in dat ongetwijfeld sprookjesachtige dorp, maar de muzikanten van Goat hebben er waarschijnlijk te veel van gegeten. Zo stil als de vijf muzikanten stonden, zo denderend waren hun psychedelische, door een blender van stoner, fuzz en Afrikaanse ritmes gehaalde songs. Aan de basis deed Goat ons vooral denken aan de ellenlange jams van bijvoorbeeld Earthless of Electric Wizard, maar door de toevoeging van Afrikaanse grooves en twee knettergekke zangeressen wisten ze een uniek en vooral dansbaar geluid te creëren. Tussen hun unisono-zang door leken de frontvrouwen al dansend allerlei goden aan te roepen, en het publiek deed gretig mee. De korte nummers van hun twee platen mondden live altijd uit in spacy jams, waardoor de band voor sommige festivalgangers misschien in te uniforme musician’s music verzandde, maar dan hadden ze maar vooraan moeten komen staan. Jazeker, de maskers en de danspasjes waren een gimmick, al is dat van geen belang wanneer deze groovende geiten van hun Zweedse berg komen afgedaald. Kortom: don’t do drugs, kids, maar ga gewoon kijken naar topmuzikanten die er te veel hebben genomen.
Zo vurig Goat met riffs strooide, zo gezapig ging het er daarna aan toe bij Kurt Vile & The Violators. De brave man ziet er uit als een Herman Brusselmans met een gitaar maar probeert zo weinig mogelijk mensen te schofferen. Hij bedient zich daarentegen van lome, uitgesponnen americana die op plaat uitstekend werkt, en die live soms wat wisselvallig is. Het begin van zijn set was dan ook ideaal om de namiddagblues weg te spoelen met een pintje of om bij te babbelen met die ene ex-collega die nog altijd onder de indruk was van Wilco op vrijdag. Om maar te zeggen, Kurt had even tijd nodig om op gang te komen. Het hielp daarbij niet dat hij zijn songs live schijnbaar nog een pak trager speelde dan op plaat, al bracht het laatste deel van de set wat soelaas. Sterkhouders ‘Wakin on a pretty day’ en ‘Pretty pimpin’ wisten ons een kwartier lang wakker te schudden, al hadden we over de hele lijn wat meer verwacht van deze Amerikanen.
Daarna was het aan SX om het publiek terug wakker te krijgen, en dat lukte hen redelijk tot zeer goed. De toeschouwers waren al heel het weekend bijzonder vriendelijk voor de Belgische artiesten op de internationale affiche, en dat merkten Stephanie Callebaut en haar band dan ook op. SX leverde als beloning een zwoele festivalset af met alle hits, overtuigend nieuw materiaal en artistiek verantwoorde dansmoves van de bezwerende zangeres. Professionele show, sterke songs en zelden een verloren moment; SX leverde niets meer, maar zeker ook niets minder dan dat.
Eén van onze tips voor deze editie was ongetwijfeld The Cinematic Orchestra, dat met slechts drie platen onder de arm toch gerust als boegbeeld van de nu-jazz beschouwd mag worden. Die hippe term houdt in dat deze Britten grossieren in rijk georkestreerde, trance-opwekkende jazz die je laag per laag meeneemt naar hogere sferen. Althans, dat hadden we verwacht op basis van geniale platen als ‘Every day’ en ‘Ma fleur’. Die trance viel al bij al nogal mee omdat de band vooral uitpakte met repetitieve, ingehouden motieven die soms wat te weinig richting vertoonden. Op een intense showcase in het loopen van een saxofoon na bleef de eerste helft van het concert wat boven de hoofden van het publiek zweven. Het was allemaal zeer mooi en knap gespeeld, maar de voeten bleven stevig op de grond. Waarom je een fantastische drummer als Luke Flowers ook voor een groot deel van het concert niks of weinig laat doen, is beyond us. Pas aan het einde kwam er wat schot in de zaak met sterkhouders ‘Man with the movie camera’ en ‘All that you give’. We waren niet ontevreden met de mooie muziek van dit orkest, al was het te vaak niet meer dan dat om die legendarische status te rechtvaardigen.