Het was de eerste keer dat BROCKHAMPTON in België stond. Het langverwachte concert werd met stip aangeduid in het programmaboekjes van menig hipster. Het hiphopcollectief BROCKHAMPTON stond geprogrammeerd in de Dance Hall. Ze maken hiphop in een funky jasje, een stijl die Tyler, The Creator tegenwoordig ook nauw aan het hart ligt. Ze combineren daarmee de twee genres die zowel in de mainstream als in de underground populair zijn, waardoor ze zowel jonge gastjes als meerwaardezoekers aanspreken.
Gekleed in simpele, witte T-shirts besprongen ze als hongerige wolven het podium. Achter hen stond geen band, geen muzikanten, geen dj. Vince Staples toonde vorig jaar op Pukkelpop al dat je moederziel alleen een fascinerend hiphopconcert kan geven. De Brockhampton-boys voegden daar enkel hun onderlinge interactie en guitigheid aan toe. De vijf uitzinnige kornuiten stonden op Pukkelpop te shinen en ze deden verdorie waar ze zin in hadden. Levenslustig rondhuppelend, schreeuwend om moshpits en zwaaiende handen.
“I’ve been beat up my whole life/I’ve been shot down, kicked out twice/Ain’t no stoppin’ me tonight”, klonk het in een onstuimig ‘Boogie’. Het was hun middelvinger naar het systeem. Ze deden het vooralsnog zonder label. Huidskleur en seksuele voorkeur speelden geen rol. Alles kon en alles mocht, en dat leverde heerlijke taferelen op. Ze toonden nu eens hun gevoelige kant, zoals Bearface met z’n gitaar in ‘Summer’, dan weer stuurden ze diepe, pompende bassen door de boxen om je ribbenkast aan flarden te scheuren. ‘Star’ was zo’n banger waarbij de circlepits in de Dance Hall groter en groter uitpuilden, zodat de mensen achteraan bijna uit de tent geduwd werden.
BROCKHAMPTON gaf een concert op maat van de snapchatgeneratie, waarvoor alles snel moet gaan en alles vluchtig is. De visuals waren geïnspireerd op een bekende internetmeme waarbij een gsm voor een spiegel gehouden wordt. Af een toe een verscheen er een foto uit hun dagelijkse leven in het zonnige California. Schijnbaar zonder zorgen, de gang is lekker gewoon gebleven. Hun nummers vlogen door de set, ingespeeld op de korte aandachtspanne van het huidige publiek. Maar wat een nummers. Energiebrokken als ‘Gummy’ lieten zweet in het rond gutsen , ‘Bleach’ en ‘1999 Wildfire’ werden gretig meegebruld alsof het hiphopklassiekers waren.
“Where’s the spotlight? Put me in the spotlight”, werd er in ‘Gold’ gebruld. De rappers konden zich niet verschuilen. Het is geen sinecure om zonder instrumenten een uur lang te boeien en hier en daar leken ze even op hun adem te trappen. Dat was tegelijk het fascinerende aan het concert. Terwijl hun onverschilligheid uitmuntend werkte, merkten we dat er nog zoveel potentieel is om het niveau op te krikken naar astronomische hoogtes. Er zat nog geen duidelijke lijn of structuur in, al hadden we die chaos natuurlijk wel voorspeld. De jongemannen barsten van ambitie en talent. Ooit zullen zij effectief de ‘greatest boyband in the world’ zijn.