Madrileense bands. Ziedaar, twee woorden die zonder twijfel onmiddellijk het beeld van de vier dames van Hinds oproepen. Tot enkele jaren geleden viel Spanje volledig buiten de muziekradar. In de aandacht komen deed het land vooral met grote festivals als Primavera Sound (Barcelona), maar het bleef wachten op een inheemse scene met internationale allures. Nu Hinds hun grote doorbraak gemaakt hebben en heel Europa en de Verenigde Staten plat toeren, lijkt daar verandering in te zijn gekomen. Desalniettemin is de groep slechts het topje van de ijsberg; het gevaarte zelf dat nog onder de oppervlakte schuilgaat, is zo mogelijk nog veelbelovender.
De Spaanse hoofdstad staat bol van de muzikale broeihaarden waar artiesten samenkomen, ideeën opdoen en zo een netwerk met elkaar tot stand brengen. Een voorbeeld daarvan is het verzetsplein ‘Plaza 2 de Mayo’, waar zelfs op gure winteravonden mensen samenkomen met blikjes bier, gitaren en zakken snoep. Vijftig meter verder bevindt zich ‘La Vía Láctea’, een legendarisch muziekcafé dat een belangrijke rol speelde in de frivole, losgeslagen post-dictatuur van de jaren 80, ook wel gekend onder de naam Movida madrileña. Voor de deur van ‘la Vía’ vind je altijd dezelfde mensen terug, waaronder leden van The Parrots en Los Nastys, die straks nog even aan bod zullen komen. “Madrid is een dorp”, zegt elke Madrileen wel eens liefdevol, waardoor muzikanten snel met elkaar in contact komen en zich vaak in een niche bewegen, in dit geval één die borrelt van het talent.
La Vía Láctea en Plaza 2 de Mayo bevinden zich in het walhalla van de modale Madrileense hipster: de überhippe, culturele buurt Malasaña. Het zwermt er van de creatieve geesten die onderling allerlei projecten op poten zetten: bands schieten als paddenstoelen uit de grond, maar evengoed bloeien de vintagewinkels en tattooshops. Dat de buurt zo levendig is, heeft te maken met de economische crisis. Spanje leed samen met Portugal en Griekenland het meest onder de crisis van 2008, waarvan de hardnekkige desempleo juvenil een van de gevolgen was. Jonge mensen vonden zo goed als nergens werk, en zoals altijd sneuvelde de culturele sector als eerste. Vele creatieve jongelingen hadden tijd zat en verzamelden zich bijgevolg in de straten van Malasaña, op zoek naar gelijkgestemde zielen. Zo konden veel culturele initiatieven ontstaan en kreeg ook de muzieksector een boost.
Twee bands die ik daarnet al aanhaalde en goed bevriend zijn met de meisjes van Hinds, zijn The Parrots en Los Nastys. De kans is groter dat je al eens gehoord hebt van die eerste: in januari sierden ze nog de line-up van het Nederlandse Eurosonic-festival. Hun plaat ‘Weed for the Parrots’ draagt zowel garage- als psychedelische invloeden; hier en daar doen ze denken aan het vroege werk van The Black Lips. Wil je nu direct een nummer ontdekken dat je niet meer los zal laten of houd je gewoon van songs met een belachelijk lange titel, dan mag je dit zeker niet missen.
Minder bekend zijn dus Los Nastys, mede omdat frontman Luis enkel in het Spaans zingt. Het Spaans telt globaal meer moedertaalsprekers dan het Engels, maar toch lijken velen af te haken bij niet-Engelse songteksten. De band brengt extreem uptempo garage en toont een voorkeur voor lo-fi-opnames. Doordat alle nummers zo snel zijn, spat de energie ervan af – zeker tijdens optredens, waar je dan ook gegarandeerd blauwe plekken aan overhoudt en waar altijd brokken vallen (vat dit gerust letterlijk op: het enthousiaste publiek heeft al eens een podium kapot gemaakt). Toch zorgen de taaldrempel en het ietwat ongenuanceerde gitaarwerk ervoor dat het internationale succes wat uitblijft. Frontman Luis koestert echter wel hoop voor de toekomst: “Hinds hebben helemaal zelf voor hun succes gezorgd, nu is het voor ons ook interessanter om te spelen wetende dat er heel wat ogen op ons gericht zijn. Die aandacht laat ons toe om alles veel spontaner aan te pakken.”
Zoals Berlijn steevast geassocieerd wordt met de elektronische clubscene en de Britse steden eerder met rock en ieder prefix dat je daarbij kan bedenken, gaat een dergelijke eenzijdige associatie voor Madrid niet op. De bands die ik hier al besprak, kiezen weliswaar voor het gitaarwerk, maar tegelijk bloeit de elektronische scene weer op na een dip van enkele jaren. Grote, extravagante clubs als Stardust en Mondo programmeren klinkende namen als Daniel Avery en Ben Klock en ook kleinere zalen bieden mogelijkheden aan jonge initiatieven. Clubs als Siroco of Moroder stellen hun zaal ter beschikking van maandelijkse feestconcepten als Coma, die de plaatselijke house- of technodj’s de kans bieden het beste uit hun draaitafels te toveren. Daarom is het belang en vooral de veelzijdigheid van een zaal als Siroco niet te onderschatten: je kan er dus terecht voor je wekelijkse portie electronica maar evengoed diende het reeds als decor voor Los Nastys of de plaatselijke postrockers van All These Fallen Trees.
Ondanks alle vooruitgang die Madrid de laatste jaren geboekt heeft en de groepen en initiatieven die het op de wereld losgelaten heeft, blijft er een prangend probleem aanwezig. Veel niet-Spaanse bands lijken steevast Madrid en bij uitbreiding heel Spanje over te slaan in hun Europese tournee, wat vaak veel frustratie opwekt bij Madrileense muziekliefhebbers. Begin er maar eens op te letten: vaak doen acts vijf verschillende Britse steden aan, passeren ze gegarandeerd in België en onze buurlanden, maar heel zelden krijgt Madrid een datum. Denken ze dat er in Spanje geen afzetmarkt is door hun hardnekkige anti-muzikale reputatie, of is er meer aan de hand? Er wordt namelijk al lang gefluisterd dat de hegemonie van het Primavera-festival daar iets mee te maken heeft. Hun line-up lijkt ieder jaar opnieuw de vorige te overtreffen en telkens opnieuw vliegen de tickets de deur uit. Bij het in elkaar boksen van de line-up zou Primavera de bands in kwestie een exclusiviteitscontract laten ondertekenen waardoor de desbetreffende muzikanten dat jaar geen andere shows in Spanje mogen spelen; een regeling waar Madrid dus de dupe van is. Zonder dat contract zou de line-up van het festival binnen Spanje aan exclusiviteit inboeten wat dan ook een minder wilde ticketverkoop als gevolg zou hebben.
Dat Madrilenen minder naar niet-Spaanse groepjes kunnen gaan kijken, neemt uiteraard niet weg dat er in de stad zelf heel wat aan het gebeuren is. De bands hebben hoop voor de toekomst nu de wereld begint te beseffen dat Spanje meer te bieden heeft dan flamenco en reggaeton. Toch is er nog een lange weg te gaan: plaatselijke acts moeten cafés nog altijd veel geld betalen om er te mogen spelen, waardoor concerten zelden gratis zijn. In België is dat net omgekeerd, waardoor de drempel voor het publiek kleiner is om die niet zo heel bekende band eens te gaan checken. Laat ons dus dankbaar zijn dat de Belgische muziekscene zo ontzettend florissant is en vanuit alle hoeken gesteund wordt (werd?), maar laat ons tegelijk vanuit onze ooghoek de Spaanse hoofdstad in de gaten houden – die zou wel eens de thuishaven kunnen zijn van het volgende Europese talent.
Foto’s: Los Nastys (Hanne Craye), The Parrots (Fer de Torres Valentí)
Vijf bands die niet aan bod kwamen in het artikel maar zeker ook de moeite waard zijn:
Baywaves – Marsupilami
Veel gitaren met dromerige effectjes en vocals die in de buurt komen van Kevin Parker blijken nog maar eens een succesvolle combinatie te vormen op ‘Marsupilami’
Dinamita Brother – In the desert
Twee minuten stevige drums en snelle, vuile gitaren.
Sorry Kate – Divine lights
Zo goed als onverstaanbare vocals op lichte electronica en fijne melodielijntjes.
Matatigre – End
Waarschijnlijk het traagste nummer in dit lijstje met een beklijvende bas en een doorleefde, aangrijpende stem.
Black Maracas – Eleven girls
Een band die deels bestaat uit leden van Los Nastys en die met ‘Eleven girls’ een garagerocknummer pur sang afleverde.