Het is vroeg donker, de koude probeert op slinkse wijze de huiskamers binnen te dringen en op de kalender staat de maand december te pronken. Het einde van het jaar brengt als vanzelfsprekend ook weer een hele hoop lijstjes met zich mee. Maar soms dekt een lijstje niet de beoogde lading, en wanneer ik het Belgische muziekjaar wil overlopen, is dat inderdaad het geval. Weinig Belgische platen schoppen het namelijk tot die eindejaarslijstjes en dus is een grondige, wel uitgeschreven aanpak best op z’n plaats. En ja, ik weet ook wel: waar woorden tekort schieten, spreekt de muziek. Desalniettemin waag ik me aan een ultieme poging om het Belgische muziekjaar om te zetten in een homogeen en zorgvuldig gekozen samenraapsel van volzinnen.
Om meteen een open deur in te trappen: niemand slaagde erin om een even spraakmakend, aanstekelijk en populair album te maken zoals Stromae dat vorig jaar deed. Dat hoeft geen verrassing te heten, want Paul Van Haver ontgroeide zijn mysterieuze cocon in 2014 nog wat meer en ontpopte zich tot een waar fenomeen. Een heldenstatus in België, clubshows in de VS die het bordje sold out geregeld konden ophangen en grote podia doorheen heel Europa, met als hoogtepunt het euforische “vive la Belgique”-gevoel tijdens zijn slotact op Rock Werchter 2014. In het zog van Stromae waren er nog enkele Belgische bands waarbij het etiket fenomeen niet zou misstaan.
Zo raakte bekend dat Float Fall, de bronzen plak op Humo’s Rock Rally 2012, een internationale platendeal tekende bij Sony. Deze deal zou ervoor gaan zorgen dat hun debuutplaat afgelopen herfst over heel de wereld verspreid zou worden, maar voor de fans is het voorlopig wachten op de eerste worp van Ruben Lefever en Rozanne Descheemaeker. Oscar & The Wolf wist wel (eindelijk) een volwaardig debuut te fabriceren dit jaar, en dat heeft de groep rond Max Colombie allesbehalve windeieren gelegd. Een groots staaltje electropop veroverde de harten van het Belgische publiek en de band is op weg om ook de rest van Europa op die manier voor zich te winnen. Met zijn excentrieke performances en onorthodoxe dansmoves pakte Colombie afgelopen zomer zowat elk festivalpodium in België moeiteloos in.
Oscar & The Wolf was echter niet de enige groep die een eerste langspeler vroeg in het ijle muzieklandschap dropte. In januari, godbetert verwarmden de jongens van Geppetto & The Whales onze zielen met ‘Heads of woe’, waarop melodische samenzang, intieme folkpop en psychedelische passages één geheel leken te worden. “Is de eerste straffe Belgische plaat in januari al klaar, wordt het een uitzonderlijk muziekjaar”, zo predikte ik 11 maanden geleden, en 2014 heeft toch niet bepaald ontgoocheld. Daarnaast vochten ook tal van andere waardige debutanten een robbertje om een plek in mijn platen- of cd-speler. Er was Sweet Little Mojo, het zijproject met leden van Isbells en Marble Sounds, dat vooral live indruk maakte met hun dromerige geluiden die gestaag met een stevige postrocksaus overgoten werden, evenals een stevige portie heerlijk rammelende (blues)rock van Scrappy Tapes, een voormalig vi.be-laureaat, Double Veterans, met Lee Swinnen in de rangen, en The Prospects. De funky ep van Altrego, de nieuwe band van Jasper “waiting like a dog” Erkens, deed mij besluiten dat de jongen van weleer eindelijk een man geworden is.
En wat te denken van het visitekaartje van And They Spoke In Anthems? De winnaar van de Beloften 2013, die zich in het dagelijkse leven Arne Leurentop laat noemen, voorziet zijn folky pareltjes van een eigen smoel zonder “het liedje” te verloochenen. Eriksson Delcroix herbergt eveneens traditionele invloeden, maar de roots van hun lieflijke songs bevinden zich voornamelijk in de countrywereld. En als deze namen uw interesse prikkelen, luister dan vooral eens naar de nieuwe van Birds That Change Colour, waar Nathalie Delcroix en Reena Riot de gastvocalen voor verzorgden. Voor dansbaar, indie-approved geweld was Brussel dit jaar de stad bij uitstek. Robbing Millions, bij wijze van een extended play, en Recorders – eindelijk! – zetten hun eerste borelingen op deze wereld neer met één enkele bedoeling: zo veel mogelijk mensen gelukzalig hun beentjes laten strekken. Ook voor liefhebbers van het hardere werk waren debuutplaatjes te vinden. Want zowel de hippiemetal van Future Old People Are Wizards op ‘Faux paw’ als de postmetal van Briqueville op hun titelloze plaat fungeerde als een meedogenloze pletwals op eenieders trommelvlies.
Een andere eersteling die mij lang zal bijblijven is ‘It’s my party’ van Nele Needs A Holiday. Zelden bleef ik na het beluisteren van een album achter met een dergelijke glimlach op mijn gezicht. De verzameling alternatieve, doch goed in het gehoor liggende popsongs werden voorzien van de nodige humor, een formule die garant staat voor een goed halfuur volwaardig topentertainment. Ook collegae-laureaten uit de Rock Rally van 2010 volgden het voorbeeld van Nele Van den Broeck en kwamen dit jaar met nieuw werk. Zo verraste winnaar School Is Cool, tegenwoordig in een soort 2.0-versie van zichzelf, met single ‘Black dog panting’, maar bleef de plaat uiteindelijk toch trouw aan de vertrouwde sound. Het Leuvense Willow ging dit najaar resoluut voor een feel good hit of the winter, terwijl Amatorski hun heerlijke ‘From clay to figures’ liet baden in de breekbaarheid van haar eigen wereld. Maar het was de zilveren medaille van toen die dit jaar de kroon spande. The Sore Losers zorgden met ‘Roslyn’ voor een bevestiging grand cru, gevuld met zowel verschroeiende uithalen als impressionante rustpunten. ’s Lands bekendste rockconcours kende in 2010 een heel erg sterke lichting…
“En hoe zat dat dan met HRR van dit jaar?”, hoor ik jullie denken. Wel, die was ondanks heel wat potentieel toch van een ander kaliber. Winnaar Warhola was een terechte gok op de toekomst, al kan hun weemoedige indiepop een goede producer gebruiken om de aanwezige groeimarge te benutten. Verder maakte de psychedelische pop van YAWNS op mij vooral al indruk vóór de finale, was Sarah Devreese, ondanks een ontzettend meeslepende stem en fijnbesnaarde nummers, nog net iets te breekbaar en klonk Byron Bay, het kleine Belgische broertje van Mumford & Sons, al een tikkeltje gedateerd. Konden mij wel bekoren in de editie van dit jaar: Nordmann en Samowar. Waar andere bands goed geluisterd hadden naar hedendaagse muzikale trends, waagden deze twee zich aan een gedurfder concept. Nordmann spreidde een enorme virtuositeit tentoon tijdens hun kwartiertje jazzrock en Samowar bewees dat een singer-songwriter ook gediend kan zijn van samples, loops en andere elektronica. Over enkele jaren kunnen we pas echt conclusies trekken, want bij een aantal van deze jonkies was het geheel gewoonweg nog niet meer dan de som der delen.
Wie de laatste jaren Humo’s Rock Rally zei, moest zonder twijfel spontaan denken aan de gezellige en grappige bemerkingen van Luc De Vos in het Rock Rally Rapport op Acht. De opperpiranha is sinds kort helaas niet meer. Waar Vossieboy nu is, heerst hopelijk echt vrede, en is er daadwerkelijk hoop voor iedereen, maar de vaderlandse rock verloor een icoon. Dag op dag een jaar eerder overleed in Hasselt een andere muzikant, Florent Pevée, frontman van Kabul Golf Club en lid van The Rott Childs. ‘Ceci n’est pas un concert’, een tribute met bevriende bands aan Florent Pevée, klonk dubbel zo wrang. Voor de mensen die niet vertrouwd waren met zijn werk, kan ik zeggen dat beide projecten de uithoeken van de noiserock wisten op te zoeken. Luc, Florent, het ga jullie goed.
Niemand minder dan Mauro Pawlowski, special guest op het eerbetoon, wou de plaat van Kabul Golf Club producen. Mauro was in 2014 weer zijn gekende, drukke zelve. Met Hitsville Drunks bracht hij een plaat vol pop met een hoek af, wat mij mijmerend deed terugdenken aan zijn soloplaat ‘Songs from a bad hat’. ‘Neutral village massacre’ van Gruppo di Pawlowski is iets minder gemakkelijk te consumeren. Na het beluisteren van dat weloverwogen zootje ongeregeld stak weer heimwee naar Evil Superstars de kop op. Ook dEUS keerde dit jaar terug met hun ‘Selected songs 1994-2014’ en een paar concerten. Maar zijn meest opvallende gedaante was toch wel Maurits Pauwels, waarmee hij in het Nederlands aan de slag ging.
Een andere man die zich voor het eerst aan de Nederlandse taal waagde, was Bert Dockx. Op magistrale wijze wist de frontman van Flying Horseman en Dans Dans, dat met ‘3’ overigens ook een uitstekend plaatje afleverde, iedereen in de categorie singer-songwriter te degraderen tot figuranten. Het nieuwe werk van Buurman en Het Zesde Metaal ontgoochelde evenmin, andere Nederlandstalige bands zoals Fixkes en Yevgueni konden mij minder bekoren.
Geen makkelijker overstap naar de Engelse taal dan via Mad About Mountains. De groep rond Piet De Pessemier zorgde ervoor dat er dit jaar zelfs steengoede americana te vinden was in hartje Limburg. Eveneens gesneden uit het juiste bronsgroenen eikenhout: de dromerige indiepop van Mon-o-Phone en de voormalige Limbomania-winnaars van JFJ. Maar ook buiten mijn eigen provincie waren er uiterst boeiende projecten. Liesa Van der Aa bracht met het drie (!!) schijven tellende ‘Woth’ het meest ambitieuze album van het jaar naar buiten, met uitstapjes naar elektronische, barokke en (relatief) poppy geluiden.
Matt Watts, eigenlijk een Amerikaan die al verschillende jaren woonachtig is in Antwerpen, maakte wederom een straffe plaat die ons aan The Low Anthem en Bonnie ‘Prince’ Billy deed denken. De fluisterpop van Renée kreeg een flinke update en haar nieuwe ‘Marching’ deed ons verwijzen naar Cat Power en PJ Harvey. Als je weet dat PJ Harvey één van mijn favoriete zangeressen is, kan dat zeker als een compliment beschouwd worden. If Anything Happens To The Cat – what’s in a name? – etaleerde zijn talent met fraaie postrock. En als het mag rammelen, zijn de Little Trouble Kids nooit veraf, zoals dat ook het geval is op ‘Haunted hearts’.
Ook de gevestigde waarden staken hun neus nadrukkelijk aan het venster. Gabriel Rios liet een jaar lang elke maand een nieuw nummer van zijn, erg mooie, plaat op ons los: een minder experimenteel geluid, meer intimiteit en een straffe strijkersectie. Het album der bevestiging van Intergalactic Lovers loste ook probleemloos mijn verwachtingen in; soms tegendraads, soms aanstekelijk en altijd ontzettend herkenbaar dankzij Lara Chedraoui. Tom Barman en CJ Bolland mikten met Magnus dan weer resoluut op een dansbare clubvibe, met topgasten als Tom Smith, Tim Vanhamel en Selah Sue. ‘Where neon goes to die’ was niet zo overweldigend als hun debuut, maar niettemin een heel erg leuk gegeven. En de heren van Triggerfinger? Die zitten nog steeds strak in het pak, zijn intussen misschien wel de grootste rockband van het land en deden op ‘By absence of the sun’ een deels geslaagde evenwichtsoefening tussen rocken en radiovriendelijk zijn. De topper bij uitstek was het titelnummer, zo goed dat Queens Of The Stone Age het volgens mij toch wel heel erg graag zelf gemaakt hadden. Van het nieuwe werk van Novastar en Admiral Freebee kreeg ik het over het algemeen warm noch koud, al was ‘Nothing else to do’ zo straf dat het een hele zomer door mijn oorschelpen suisde.
Ik heb ook nog een speciale vermelding voor Benny Zen The Recording Artist & The Syphillis Madmen. Peter Houben – ja, die van Nemo en Mitsoobishy Jacson – en de zijnen maakten een leuk plaatje, maar vielen vooral op door hun geweldige (NSFW) platenhoes. Bij deze breek ik dus een lans voor ‘Go out and love the people’ als hoes van het jaar. Over hoezen gesproken, Placebo’s ‘Ball of eyes’ werd dit jaar, meer dan terecht, gekozen tot de mooiste aller Belgische platenhoezen. Het gaat hier om de band van jazzwonder Marc Moulin, voor alle duidelijkheid, Brian Molko heeft hier niets mee te maken.
Ik had het al over Strand, mijn persoonlijke Belgische favoriet van 2014, en The Sore Losers, maar daarnaast zijn er nog vier Belgische bands die mijn voorkeur wegdragen. The Sedan Vault toonde met het excellent chaotische ‘Minutes to midnight’ aan dat ze nog steeds één van de spannendste rockgroepen van België zijn. Brussel heeft met BRNS de meest zinnenprikkelende afkorting van ons land in de rangen en Wallace Vanborn maakte een van woestijnzand voorziene desertrocker die ze ‘The orb we absorb’ doopten. En dat bloedmooie, bij momenten in Radiohead-klanken gedrenkte ‘Long sleeves cause accidents’ van Yuko kreeg naar mijn mening veel te weinig aandacht in de lokale media. Moeten jullie lijstjes met kerstcadeaus nog afgegeven worden? Schrijf er dan nog snel één (of meer) van deze zes bij.