Waarom op pauze duwen wanneer alles je voor de wind gaat? Dat moet de redenering van Warhaus geweest zijn om amper een jaar na debuut ‘We fucked a flame into being’ met een nieuw album op de proppen te komen. Na een pittig anderhalf jaar met Europese tournees en festivalsets zowat overal waar het ertoe doet, stelt de groep rond Maarten Devoldere al nieuw werk voor. Simpelweg ‘Warhaus’ getiteld zou je even beginnen vrezen voor een gebrek aan inspiratie, maar laat dat nu net niét aan de orde zijn bij deze nieuwe collectie songs. Die laten zich ongeveer samenvatten als: minder melancholie en minimalisme, meer liefde en percussie. Veel meer percussie – op z’n minst een verrassende wending, maar een schot in de roos.
Die percussie sluipt in het bijzonder binnen vanuit allerlei Afrikaanse en Oosterse sferen. Klikkende woodblocks, djembé- en andere melodische drumgeluiden, vibrafoons, handgeklap en ga zo maar door. Al dat ritmische wordt gedrapeerd over die typische Warhaus-songstructuren (een rustige aanzet, een ietwat catchier refrein en een verrassend bridge-deeltje), telkens prominent zonder overdadig te worden. ‘Mad world’ zet daarbij fijn de toon: over contrabas, subtiele strijkers en pianoriedeltjes toont Devoldere zich nog steeds de dolende, croonende dandy. Op ‘Love’s a stranger’ haalt hij er meteen nog een groovende marimba bij, en geeft hij liefje/muze én bandgenote Sylvie Kreusch het vocale podium waarop ze zich steeds meer écht thuis begint te voelen.
Die groove mag gerust een constante genoemd worden doorheen deze plaat. ‘Well well’ etaleert ergens voorbij de helft een scherp gitaarlijntje dat hand in hand gaat met die glijdende bassen en timbalé-achtige drums, terwijl ook die trompetten uit debuut ‘We fucked a flame into being’ blijven doorsijpelen op songs als ‘Bang bang’. De meest duistere kantjes werden afgevijld: ‘Everybody’ is bijna een popliedje, waarop lichte vioolpartijen dartel een meezingbaar refrein omarmen.
De allersterkste troef is ongetwijfeld de gelaagde samenzang. Vooral de dialoog tussen Devoldere en Kreusch neemt op dit album ongeëvenaarde vormen aan. Zowel muzikaal als lyrisch dagen de twee elkaar geregeld uit, totdat er op ‘Dangerous’ bijna sprake is van een woordelijk liefde-bedrijven. Sylvie houdt van een ondeugend ondertoontje, terwijl Maarten het steevast vocaal bezwerend aanpakt. De song knipoogt nog het meest naar die eerdere sobere composities, en tilt zich door dat eerdergenoemd stemmenspel naar de top drie van de plaat.
Devoldere liet in recente interviews al vallen dat hij en Sylvie zweren bij een soort vrije liefde, en elkaar ruimte geven. Toch lijkt dit album een soort ultiem liefdesbetoog aan haar adres (er is een nummer dat ‘Kreusch’ heet en heel die worsteling blootlegt), en zelfs een lofzang op de liefde tout court: “There’s no such high that is high enough, that you and I can’t rise above”, klinkt het naar het einde van ‘Warhaus’ toe. ‘Fall in love with me’, een zeemzoet, jazzy duet, voelt muzikaal misschien een beetje simpel als afsluiter, maar vat wél de hele spirit van dit album. Maarten ontpopt zich hier tot een heuse poëet, en je laat z’n woorden maar beter lang genoeg nazinderen.
Niks dan lof dus, voor deze Warhaus. Allicht voelde de band wat druk om het succes van het debuut te evenaren, maar ze herkauwden helemaal geen beproefd recept. Aanvankelijk kon vooral dat ritmische, groovende begin van dit album ons verrassen en bekoren, maar uiteindelijk voelt het alsof de hele songschrijver in Maarten Devoldere zichzelf steeds verder ontwikkelt, en eigenlijk haast opnieuw uitvindt. Hij blijft schuifelen op dat spectrum tussen romanticus en nihilist, al lijkt de balans min of meer gevonden. Reken die beruchte livereputatie bij intussen twee sterke albums, en het is duidelijk wat voor klasbak Warhaus vandaag gerust genoemd mag worden.
De band speelt op 11 november in De Roma (info & tickets) en op 16 november in de Vooruit, Gent via Democrazy (info & tickets). Voor alle (buitenlandse) tourdates, zie de website van Warhaus.